ADHD: ‘Negatieve reacties hebben grotere impact op kinderen dan medicatie’
Moet je je zoon of dochter met ADHD Rilatine geven, of kun je beter afwachten tot de problemen vanzelf overgaan? ‘ADHD-kinderen komen vaak in een negatieve spiraal terecht.’
Zou u uw kind elke dag een pilletje laten slikken als het daardoor beter zou presteren op school? Met die vraag worstelen veel vaders en moeders van een zoon of dochter met ADHD. Zeker als dat kind keer op keer met een bar slecht rapport naar huis komt, zich geen vijf minuten op zijn huiswerk kan concentreren, en geen volledig lesuur op zijn stoel kan blijven zitten. Sommige ouders eisen dan haast dat de dokter medicatie voorschrijft. Andere ouders verzetten zich daar resoluut tegen en gaan op zoek naar alternatieve behandelingen.
Ongeveer 4 tot 6,5 procent van de kinderen en 2,7 procent van de adolescenten heeft ADHD (zie kader). Jongens krijgen de diagnose vaker dan meisjes. De belangrijkste kenmerken zijn aandachts- en concentratieproblemen, impulsiviteit en hyperactiviteit. Maar ADHD is niet iets wat je hebt of niet hebt: je kunt het krijgen en je kunt eruit groeien. De helft van de mensen die als kind de diagnose kregen, beantwoordt daar als volwassene niet meer aan. Sommigen zijn eruit gegroeid tegen de tijd dat ze drie- of vierentwintig zijn en hun hersenen zich volledig hebben ontwikkeld. Anderen hebben hun leven zo ingericht dat de stoornis veel minder impact heeft.
Je geeft geen medicatie louter en alleen opdat een tiener een hogere studierichting zou kunnen volgen.
Ann Oostra, kinderneuroloog
‘Volwassenen kunnen een job zoeken waarbij ze er weinig last van hebben. Ze kunnen ook de rest van hun leven in functie van hun sterktes organiseren’, zegt Marina Danckaerts, diensthoofd Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het UPC KU Leuven en een autoriteit op het vlak van ADHD. ‘Kinderen kunnen dat veel minder. Zij móéten wel naar school gaan en huiswerk maken. ADHD heeft veel invloed op hun denk- en zelfreguleringsvermogen. Daardoor valt leren en studeren hun vaak erg zwaar.’
In veel gevallen hebben scholieren met ADHD niet zulke goede punten of moeten ze overstappen naar een gemakkelijkere studierichting. ‘Daardoor is de kans groot dat zo’n jongere eindigt met een diploma dat onder zijn intellectuele mogelijkheden ligt’, beaamt Danckaerts. ‘Maar moeten we daar per se medicatie voor geven? Ik vind van niet. Er zijn wel meer redenen waarom kinderen minder goede resultaten behalen, zoals een mentale beperking. Niet iedereen heeft dezelfde mogelijkheden. We moeten dat aanvaarden.’
Voor ouders is dat allesbehalve gemakkelijk. De meesten willen er net alles aan doen om hun kind zo veel mogelijk kansen te geven. Bij de polikliniek Kinderneurologie van het UZ Gent kloppen geregeld mensen aan met de boodschap dat hun zoon of dochter met ADHD pillen nodig heeft om mee te kunnen op school. ‘Soms word je als arts onder druk gezet om medicatie voor te schrijven’, zegt kinderneuroloog Ann Oostra. ‘Ook scholen stellen soms de vraag naar medicatie, doorgaans met goede bedoelingen. Maar je geeft geen medicatie louter en alleen opdat een tiener een hogere studierichting zou kunnen volgen. Voor je ze voorschrijft, moet je hoe dan ook een correcte diagnose laten stellen door een multidisciplinair team.’
Toch vinden ouders dan soms een (huis)arts die wél bereid is om pillen voor te schrijven. Zonder officiële diagnose worden die niet terugbetaald, maar dat is doorgaans geen onoverkomelijk probleem. Een doos Rilatine, het bekendste middel tegen ADHD, kost maar 7 euro.
Wat is ADHD?
Attention deficit hyperactivity disorder (ADHD) is een ontwikkelingsstoornis die wordt gekenmerkt door hyperactiviteit, concentratiestoornissen, impulsiviteit en onoplettendheid. Wanneer hyperactiviteit ontbreekt, spreken we van attention deficit disorder (ADD). Kinderen met ADHD reageren overgevoelig op zintuigelijke en emotionele prikkels. De stoornis heeft een sterke erfelijke component en heeft een neurobiologische oorzaak. Toch spelen ook omgevingsfactoren een rol. Zo’n 4 tot 6,5 procent van de kinderen en 2,7 procent van de adolescenten heeft ADHD.
Kanaries in de koolmijn
Het percentage kinderen en jongeren van 6 tot 17 jaar die terugbetaalde medicatie voor ADHD slikken, is de afgelopen tien jaar relatief stabiel gebleven. Dat blijkt uit een studie van de Socialistische Mutualiteiten. Tussen de 1,8 en 2,1 procent krijgt een middel voorgeschreven. ‘Medicatie geven is nog altijd de snelste en gemakkelijkste interventie’, zegt klinisch psycholoog en psychoanalyticus Stijn Vanheule (UGent). ‘Ouders worden vaak in die richting geduwd omdat ze simpelweg geen andere opties kennen of ter beschikking hebben.’ Naast het bekende Rilatine wordt ook Equasym terugbetaald. Geregeld schrijven artsen ook andere, niet-terugbetaalde medicijnen voor, zoals Concerta, Medikinet, Methylfenidaat Mylan en Methylfenidaat Sandoz. ‘Dat zijn allemaal vergelijkbare middelen op basis van methylfenidaat , een stimulerend medicijn dat de aandacht verbetert en de hyperactiviteit vermindert’, zegt Annelies Verlaet van de onderzoeksgroep NatuRA (UAntwerpen). ‘Het verschil zit in de werkingsduur, die varieert van 3 tot 12 uur. Meestal wordt eerst kortwerkende Rilatine of Equasym geprobeerd, maar sommige kinderen reageren beter op een middel dat langer werkt.’
Bij 70 procent helpt die medicatie ook echt. De rest is vaak geholpen met andere middelen, zoals Strattera en Intuniv, die geen amfetamines bevatten. Voor een klein groepje werkt geen enkel medicijn.
In veel gevallen zorgt zo’n dagelijks pilletje voor een grote ommekeer. Niet alleen kunnen scholieren zich beter concentreren, hun gedrag verbetert ook enorm. Daarom wordt de inname vaak op de schooluren afgestemd. Dat is meteen een belangrijk kritiekpunt: de medicatie zou kinderen aan de school aanpassen in plaats van omgekeerd. ‘Kinderen met ADHD zijn de kanaries in de koolmijn’, zegt Vanheule. ‘In plaats van hen zo veel mogelijk in het bestaande systeem te dwingen, zouden scholen moeten onderzoeken hoe de situatie voor iedereen leefbaarder kan worden. Anders blijven ze medicalisering in de hand werken.’
Soms helpt het om een klasomgeving te creëren met zo weinig mogelijk prikkels, maar er zijn ook kinderen die zich in zo’n omgeving net minder goed kunnen concentreren. Gemakkelijk is het dus niet, zeker in klassen waar ook nog kinderen met leerstoornissen, autisme en andere problemen zitten.
‘Ouders denken soms dat methodescholen beter kunnen omgaan met kinderen met ADHD’, zegt klinisch psychologe Isabel Gabriëls van het Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen (UZ Gent). ‘Dat verklaart mee waarom zij een hoger percentage leerlingen met leer- en ontwikkelingsstoornissen hebben. Maar bij kinderen met ADHD botsen ook die scholen vaak op hun limieten.’
Toch kan het een groot verschil maken als een kind overstapt naar een school waar het zijn draai vindt of in een studierichting terechtkomt die het echt interesseert. Danckaerts: ‘Dan krijgen sommigen weer meer zelfvertrouwen en een sterker controlegevoel, waardoor ze zich meer kunnen concentreren.’
Erfelijkheid
De meeste ouders zoeken hulp vanwege de moeizame schoolcarrière van hun kind, maar dat is helemaal niet het ingrijpendste gevolg van ADHD. Kinderen die hyperactief zijn en hun gedrag en emoties moeilijk kunnen sturen, worden vaak op de vingers getikt: dat is veel erger. Op school en thuis krijgen ze constant te horen dat ze hun best niet doen, veel te wild zijn, stil moeten zitten. ADHD-kinderen die op een zomerkamp arriveren, zo blijkt uit Amerikaans onderzoek, hebben binnen de twee uur na aankomst al een negatief stigma opgeplakt gekregen.
Op den duur vergroot dat de problemen nog. ‘Doordat ze keer op keer met die negatieve reacties worden geconfronteerd, komen ADHD-kinderen en -jongeren vaak in een negatieve spiraal terecht’, zegt Danckaerts. ‘Dat kan resulteren in problematisch en antisociaal gedrag. Onderzoek heeft al uitgewezen dat ze oververtegenwoordigd zijn in de groep jonge delinquenten en middelengebruikers. Daar moeten we tegen ingaan, koste wat het kost.’
Als scholen de situatie niet voor alle kinderen leefbaarder maken, blijven ze medicalisering in de hand werken.
Stijn Vanheule, psycholoog
Dat ADHD in grote mate erfelijk is, helpt niet. Een kwart van de eerstegraadsverwanten van een kind met ADHD heeft de stoornis ook. Danckaerts: ‘In een gezin met twee kinderen is er naast het kind met ADHD statistisch gezien nog iemand met dezelfde moeilijkheden. Is dat het andere kind, dan is de opvoedingstaak van de ouders dubbel zo zwaar. Is het een van de ouders, dan moet het kind met ADHD opgroeien met een vader of moeder die óók ongeduldig en snel geïrriteerd is en niet goed kan structureren en volhouden.’
Om de negatieve spiraal te vermijden, wordt sterk gewerkt aan de relatie tussen kinderen met ADHD en de volwassenen om hen heen. Via gedragstrainingen leren ouders en leerkrachten om anders te reageren. ‘Als een kind voelt dat de leerkracht hem graag heeft en op een persoonlijke manier aanmoedigt,’ legt Danckaerts uit, ‘zal het gemotiveerder zijn en zich gemakkelijker kunnen inzetten.’
Verstoorde groei
Sommige ouders willen absoluut niet van medicatie weten. Ze vrezen dat hun kind niet meer zonder die pillen zal kunnen en vatbaar zal worden voor verslavingen. ‘Ik wil mijn kind niet leren dat je problemen moet oplossen met een pilletje’, zeggen ze. Toch blijkt uit een Nederlandse studie dat wie als ADHD-kind Rilatine nam op latere leeftijd net minder verslavingsgevoelig is.
Een nog groter afschrikeffect hebben de mogelijke bijwerkingen. ‘Heel wat kinderen kampen met slaapproblemen, hoofdpijn en verminderde eetlust’, zegt Verlaet. ‘Soms krijgen ze tussen de middag amper nog één boterhammetje binnen. Zo vermageren ze nog meer – veel kinderen met ADHD zijn al niet de zwaarste. Volgens verschillende onderzoeken kan ook de groei verstoord raken. Sluitend bewijs bestaat daar nog niet voor, maar het zou toch een paar centimeter schelen.’
Nu hebben lang niet alle kinderen last van zulke neveneffecten, en er kan vaak ook een mouw aan worden gepast. ‘Cruciaal is dat de dosis goed op het kind wordt afgestemd’, zegt Oostra. ‘Dat kan perfect met dit soort medicatie. Zodra er een probleem opduikt – als het kind bijvoorbeeld tekenen van apathie vertoont, tics krijgt of snel gewicht verliest – passen we de dosis aan of stoppen we ermee. Afbouwen is niet nodig.’
Sommige artsen horen van kinderen weleens dat ze zich door de medicatie ‘vanbinnen anders voelen’. Kinderen vinden het soms gewoon ook vervelend om elke dag een pil te moeten slikken. ‘Als ze willen stoppen,’ zegt dokter Oostra, ‘ga ik daar – in overleg met hen en hun ouders – meestal mee akkoord. Blijkt dat geen goed idee te zijn, dan kunnen ze er op elk moment weer mee beginnen. Het is tenslotte geen levensbelangrijke medicatie.’
De voorbije twintig jaar is intensief gezocht naar alternatieve behandelingen, maar veel heeft dat nog niet opgeleverd (zie kader). Voor nogal wat specialisten is medicatie daarom een noodzakelijk kwaad. Danckaerts: ‘Door medicatie te geven, zeggen we eigenlijk: “Wij vinden dat je iets niet goed doet. Dat willen we met een pilletje verbeteren.” Als we een onderwijs- en opvoedingssysteem konden bedenken dat geen negatief effect heeft op ADHD-kinderen, hadden we geen diagnose of medicatie meer nodig. In de praktijk bijten veel ouders hun tanden erop stuk en slaagt het onderwijs er niet in om die kinderen gelijke kansen te bieden. Moeten we dan aan de zijlijn staan toekijken hoe het fout loopt? Of zetten we alle middelen in die we hebben? Ik hoef daar niet lang over na te denken. Zolang we het effect op het kind zelf maar niet uit het oog verliezen.’
Lees op Knack.be/ADHD een interview met Ria Van den Heuvel, directrice van ADHD-kenniscentrum ZitStil.
Elke, moeder van Ferre (11): ‘De nadelen van medicatie wegen niet op tegen de positieve effecten’
‘Toen Ferre naar de kleuterklas ging, begon op te vallen dat hij moeilijk zijn aandacht bij gezelschapsspelletjes kon houden. Elke vijf minuten wilde hij iets anders doen. Pas in het derde leerjaar spraken de juffen ons aan. Hij stoorde andere kinderen nog niet echt, maar kon soms erg boos worden. Vooral op zichzelf, omdat iets niet lukte. Daarop zijn we naar een diagnosecentrum gegaan, waar ADHD werd vastgesteld. Een half jaar lang hebben we allerlei trucjes geprobeerd, zoals een koptelefoon in de klas. Toen dat niet hielp, hebben we de voor- en nadelen van Rilatine afgewogen en beslist om het te proberen. Niet eenvoudig, want wij zijn geen pillenpakkers.
‘Er zijn bijwerkingen. Ferres slaapprobleem verergerde. Daarom hebben we de Rilatine afgebouwd naar één pilletje ’s ochtends. ’s Middags heeft Ferre het moeilijker om zich te concentreren. Gelukkig mag hij van de juf dan zijn mile a day lopen op de speelplaats. (lacht) Dat geeft hem rust. En dankzij een voedingssupplement met een slaaphormoon is het slaapprobleem nu redelijk onder controle.
‘We kijken ook verder dan medicatie. Ferre gaat één uur per week naar een huiswerkcoach. Het is ongelofelijk wat hij daar gedaan krijgt. Dat bereik ik niet in een hele week. Ze maken er huiswerk terwijl ze met tennisballen gooien, schrijven een rap om woorden te leren. Hij komt er altijd opgewekt buiten, terwijl thuis zijn humeur na een halfuur huiswerk om zeep is. We weten dus dat er uitwijkmogelijkheden zijn mocht Ferre op een dag geen medicatie meer willen. Hij zegt dat deze aanpak werkt voor hem. Hij voelt zich beter en zegt dat zijn hoofd niet meer ‘draait over alles’. Voor ons en voor hem wegen de nadelen van medicatie dus niet op tegen de positieve effecten.
‘Vroeger hadden ze Ferre gewoon “een wilde” genoemd. Daar ben je niets mee. Met de diagnose ADHD wel, want je kunt er gevolg aan geven. Dat wij er zo snel bij waren, heeft echte problemen voorkomen, denk ik. En we hebben er nooit dramatisch over gedaan. Zijn papa heeft ook ADHD, en hij is er ook geraakt.’ (lacht)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier