Evelyn Merckx
‘Gedwongen anticonceptie invoeren als straf voor kindermishandeling is zo goed als onmogelijk’
‘Er zijn heel wat argumenten die verklaren waarom het zo goed als onmogelijk is om een straf als gedwongen anticonceptie in de hedendaagse samenleving door te voeren’, schrijft Evelyn Merckx (UGent).
De oproep om het debat over verplichte anticonceptie te starten, flakkert op na het schrijnend nieuws dat een vader zich opnieuw schuldig maakte aan zware kindermishandeling na het doden van zijn vorig kind. Dergelijk nieuws doet mensen verzuchten dat sommige mensen beter geen kinderen krijgen. Maar kan deze verzuchting ook in de praktijk gerealiseerd worden? Huisarts Patrik Vankrunkelsven betreurt in De Ochtend op Radio 1 dat het moeilijk is om hierover discussie te voeren, omdat het zo gevoelig ligt en sommige politici onmiddellijk de vergelijking maken met totalitaire regimes. Er bestaan echter een aantal andere argumenten die verklaren waarom het zo goed als onmogelijk is om deze straf in de hedendaagse samenleving door te voeren.
Allereerst moet men een onderscheid maken tussen omkeerbare en onomkeerbare vormen van anticonceptie. Bij vrouwen kan dit het beste gerealiseerd worden door het plaatsen van een spiraaltje of een hormonaal implantaat. De mogelijkheden voor mannen zijn echter praktisch onbestaande. In theorie kan een vasectomie (het onderbreken van de zaadleiders) opnieuw hersteld worden, maar deze hersteloperatie heeft slechts een beperkte slaagkans die daarenboven vermindert met de jaren. In veel gevallen komt dit dus neer op een vorm van onomkeerbare conceptie.
Gedwongen anticonceptie invoeren als straf voor kindermishandeling is zo goed als onmogelijk.
Volgens de meeste voorstanders van preventieve kinderbeschermingsmaatregelen is dit echter een brug te ver. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: ‘EHRM’ en voor het Verdrag: ‘EVRM’) zou dit waarschijnlijk op dezelfde manier beoordelen. De straf werkt immers louter repressief en de dader krijgt geen kans meer om zich te laten behandelen voor zijn of haar agressieproblematiek. Het opleggen van dergelijke anticonceptie voor de vrouwelijke partner van de dader, die zelf geen feiten van kindermishandeling heeft begaan, is zowel op juridisch als op moreel vlak onhaalbaar. De hedendaagse wetenschap zorgt dus voor een eerste, mijns inziens onoverkomelijke, hinderpaal om dergelijke omkeerbare strafsanctie in te voeren. Het zou immers enkel worden toegepast bij vrouwen, en dit is in strijd met het non-discriminatieverbod.
Mochten we ervan uitgaan dat de wetenschap verder zou geëvolueerd zijn, is het interessant om de vormen van anticonceptie zelf te bespreken. Zoals eerder vermeld kan tot op vandaag enkel een spiraal of een hormonaal implantaat geplaatst worden. In tegenstelling tot een gevangenisstraf, dringt deze gedwongen ingreep diep door tot de fysieke integriteit van de dader. In sommige gevallen kan men patiënten dwingen medicatie in te nemen, maar dit geldt enkel voor wilsonbekwame patiënten die medicatie nodig hebben ter bescherming van hun fysieke of mentale gezondheid.
De vraag stelt zich of in andere gevallen het verbod op vernederende behandeling uit het EVRM niet in het vizier komt. Deze ingrepen zijn niet pijnloos en kunnen traumatische gevolgen met zich meebrengen als men ertoe gedwongen wordt. Daarnaast moet men ook rekening houden met het feit dat hormonale anticonceptiemiddelen niet zonder risico zijn voor de gezondheid van de gebruiker. Tot slot kan er ook een inbreuk zijn op het recht op privé- en familieleven en het recht om een gezin te stichten uit het EVRM. Deze rechten kunnen eventueel deels ontnomen worden als het EHRM oordeelt dat er sprake is van een noodzakelijkheid. Maar om dit te doen slagen, moet België kunnen aantonen dat er geen minder verregaande alternatieven bestaan om kindermishandeling een halt toe te roepen.
Tot zover de bezwaren voor de maatregel op zich. Dan moet men de rechtvaardiging nog bekijken waarop voorstanders zich beroepen om de maatregel in te voeren. Het belang van het ongeboren kind wordt het meest ingeroepen, maar toch zijn hier belangrijke kanttekeningen bij te maken. Het EHRM en het kinderrechtenverdrag aanvaarden niet dat het ongeboren kind zich op rechten kan beroepen. Anders oordelen zou immers zware gevolgen hebben voor de abortusregelgeving. Bovendien aanvaardt het Hof van Cassatie geen ‘wrongful life claim‘.
Wie kan er beter oordelen over of het in het belang is van het kind om geboren te worden dan het kind zelf?
Volgens het Hof is het onmogelijk om te oordelen of het belang van het kind om niet geboren te worden opweegt tegen het belang om met een beperking geboren te worden. In dit kader moet vermeld worden dat ‘het belang van het kind’ een vaag kinderrechtelijk principe is dat op veel hinderpalen stuit omdat het afhangt van een verscheidenheid aan factoren. Deze factoren worden vaak ingevuld volgens het buikgevoel van de oordelende rechter, wat de deur openzet voor hypothetische en paternalistische juridische beslissingen. Men probeert dit risico enigszins te verminderen door het kind ook een hoorrecht te geven, maar het spreekt voor zich dat dit niet het geval kan zijn voor een ongeboren kind. Maar wie kan er beter oordelen over of het in het belang is van het kind om geboren te worden dan het kind zelf?
Het belang van het ongeboren kind inroepen, lijkt mij eerder een dekmantel voor het buikgevoel dat heerst bij de confrontatie met schrijnende toestanden. Dit buikgevoel kan men natuurlijk ook rechtvaardigen door te verwijzen naar het belang van preventie in het strafrecht. Maar hoe moet dit concreet ingevuld worden? Zal de straf opgelegd worden aan recidivisten, of bij uitzonderlijk ernstige feiten? Het is maar de vraag waar de wetgever de grens zal trekken. Het spreekt natuurlijk voor zich dat de maatregel van gedwongen anticonceptie zijn doel beter bereikt dan een gevangenisstraf. Toch wijzen bovenstaande argumenten erop dat dit invoeren nog niet voor morgen zal zijn.
Verbeteren van bestaande maatregelen
Tot dan is het beter om het debat te verleggen naar het verbeteren van de bestaande maatregelen. Qua preventie wordt beter toegelegd op psychiatrische bijstand voor personen met een agressieproblematiek. Indien duidelijk is dat er een risico is op kindermishandeling, moeten personen gesensibiliseerd worden om uit vrije wil te starten met anticonceptie.
Als kindermishandeling toch gebeurt, moet er, afhankelijk van de ernst van de zaak, ingezet worden op gezinsbegeleiding of moet er gekozen worden voor pleegzorg of plaatsing. Daders kunnen ook verboden worden nog te verblijven in het huis van hun kind. Dergelijke oplossingen vergen veel inzet en kosten uiteraard geld waardoor ze niet populair zijn. Toch zijn veel van de frustraties van maatschappelijk werkers en artsen te wijten aan het feit dat zij onvoldoende middelen krijgen om hun begeleiding tot een goed eind te brengen.
Daarnaast zullen deze maatregelen het voorkomen van kindermishandeling niet volledig kunnen uitsluiten. Maar dan stelt zich de vraag of het realistisch is om te verwachten van de wetgever en de rechter dat zij bepaalde schrijnende feiten te allen tijde zouden kunnen vermijden. Het recht botst op dat vlak altijd op zijn grenzen.
Evelyn Merckx is doctoraatsonderzoeker bij het Human Rights Centre van de Universiteit Gent.
Een eerdere versie van deze tekst, ‘Gedwongen anticonceptie: een kwestie van mensenrechten’, verscheen in 2016 in de De Juristenkrant. p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier