De loonkloof tussen man en vrouw wordt al sinds 1926 bestreden

© belga
Ewald Pironet
Ewald Pironet Senior writer

Dat Internationale Vrouwendag op 8 maart wordt gevierd, heeft alles te maken met een vrouwenstaking. Op 8 maart 1902 legden in New York tientallen meisjes en vrouwen uit de kledingindustrie het werk neer. Ze protesteerden tegen de kinderarbeid, de lage lonen, de lange werkdagen en de ongezonde en gevaarlijke werkomstandigheden. Sindsdien is hun slogan ‘Brood en Rozen’ een klassieker in het socialistische jargon. Ook in eigen land voeren vrouwen al bijna honderd jaar lang hun eigen strijd voor gelijk loon en gelijke rechten.

De alternatieve canon: terwijl de regering-Jambon een Vlaamse canon voorbereidt, kijkt Knack weg van de alom bekende ankerpunten. Welke feiten en gebeurtenissen zijn onbekend maar onontbeerlijk voor wie de geschiedenis van Vlaanderen écht wil kennen?

Voorgesteld door: Vincent Scheltiens

Waarom? Door te staken, eisten de Antwerpse zakkenmaaksters bijna een eeuw geleden al gelijk loon voor gelijk werk.

‘Vandaag worden vrouwen in Vlaanderen voor hetzelfde werk nog altijd gemiddeld 20 percent minder betaald dan hun mannelijke collega’s. Dat is een oud en vooral onduldbaar zeer. Gelijk loon voor gelijk werk.’ Zo klonk het bij de Waalse arbeidsters van wapenfabriek FN Herstal, die in februari 1966 dertien weken zouden staken. De actie werd een mijlpaal in onze vrouwengeschiedenis én onze sociale geschiedenis. Maar wie weet nog dat vier decennia eerder in Antwerpen de zakkenmaaksters na tien weken staken een substantiële loonsverhoging afdwongen?

In 1926 bestond de loonkloof ook al. Bij de zakkenmaaksters in Antwerpen leidden de te laag geachte lonen tot een staking waaraan een vijfhonderdtal arbeidsters deelnamen. Ze werkten in vandaag vergeten fabrieken en ateliers als Saint-Frères, Van Ooteghem, Luyten, Piré, Van den Brempt en Indian Jute et C°. Van hun activiteit in en om de haven is in het collectieve geheugen weinig bewaard gebleven, tenzij in het werk van havenschilder Eugeen Van Mieghem. De zakkenmaaksters waren sinds 1919 in een eigen vakbond verenigd en bundelden hun krachten met de sterkere Algemene Centrale. Ze eisten een opslag van 25 procent. Zakken maken was een arbeidsintensieve activiteit waar vooral vrouwen in tewerkgesteld waren. Dat was ook het geval in de tabaksindustrie, zoals dat vandaag ook geldt in de schoonmaaksector, de non-profit en de sector van de dienstencheques.

De staaksters hielden voet bij stuk en in de Antwerpse volkswijken deinde de solidariteit uit. De Strijdkreet, het blad van de Algemene Centrale, schreef op 5 maart 1926: ‘De zakkenmaaksters zijn en blijven vol moed. Onze meetings in de verschillende wijken zijn opperbest gelukt en de gezellinnen De Jongh en Stas, die ons terzijde stonden in deze propaganda, genoten veel bijval.’ Om de staking te ondersteunen, werden tal van activiteiten georganiseerd, zoals tombola’s, ontbijten en filmvoorstellingen. Pas op 14 april 1926 , na tien weken staking, werd het werk hervat. De zakkenmaaksters hadden 15 procent loonsverhoging verkregen. Of hoe Vlaamse arbeidsters vooropliepen in de nog altijd actuele strijd voor volledige emancipatie.’

Vincent Scheltiens is lid van Power in History, het Centrum voor Politieke Geschiedenis van de Universiteit Antwerpen.

De alternatieve canon

Partner Content