Vrije Tribune
‘De keuze om een nieuwe naam te geven aan ggo’s is niet onschuldig’
‘Zouden we in het kielzog van nieuwe technieken van genetische manipulatie niet beter wat meer omzichtigheid aan de dag leggen vooraleer de techniek zomaar in het veld los te laten?’, vragen Anneleen Kenis (King’s College London) en Barbara Van Dyck (University of Sussex) naar aanleiding van de recente discussie over nieuwe teelttechnieken.
Wie de discussie van de voorbije dagen rond het omstreden proefveld met maïs las, duizelt in woorden: new breeding techniques, precisieveredeling, genetisch gemanipuleerde mechanismen (ggo’s),… Wat is het nu? Er staat veel op het spel, want een antwoord op die vraag bepaalt mee welke veiligheidsprocedures gevolgd moeten worden, welke etikettering nodig is, en zelfs de mate dat er publiek debat gefaciliteerd moet worden. Dat alleen al zou aan het denken moeten zetten, want wie bepaalt eigenlijk iets of iemands naam ? En op basis van welke criteria?
De keuze om een nieuwe naam te geven aan ggo’s is niet onschuldig.
De Europese ggo-wetgeving is duidelijk, die stelt dat een ‘genetisch gewijzigd organisme (ggo) een organisme is, met de uitzondering van menselijke wezens, waarvan het genetisch materiaal veranderd is op een wijze welke van nature door voortplanting en/of natuurlijke recombinatie niet mogelijk is’. Het feit dat ook de zogenaamde ‘nieuwe teelttechnieken’ daaronder vallen, is vandaag nog meer eens bevestigd door het Europees hof Toch spreken de onderzoekers van het VIB liever van nieuwe teelttechnieken of precisieveredeling dan van ggo’s. Die keuze is niet onschuldig. Is een ggo geen ggo meer als het zo niet wordt genoemd?
Milieuwetenschapper David De Pue(UGent), verwijst in zijn standpunt van 24 juli in Knack naar Shakespeare’s bekende proza in Romeo en Julia ‘What’s in a name?’ Maar hij vergeet daarbij Julia’s antwoord te geven: ‘That which we call a rose by any other word would smell as sweet“, verwijzend naar het feit dat zij Romeo wilt trouwen onafhankelijk van welke naam (lees: familiale afkomst) hij heeft. Shakespeare’s argument is dat de naam van dingen niet verandert wat ze werkelijk zijn.
Met andere woorden, genetische modificatie is genetische modificatie, zelfs als je het precisieveredeling noemt. Tegelijkertijd verandert de naam die je aan dingen geeft wel degelijk wat ze zijn, of alleszins wat ze doen. Het verandert namelijk de manier waarop we met dingen omgaan, en dat weet het VIB maar al te goed. Noem een nieuwe techniek ‘nieuwe veredelingstechnieken’ of ‘precisieveredeling’ en de kans dat publiek en overheid gunstig gestemd zijn is veel groter dan als je het genetische manipulatie noemt. Dit soort termen zijn dan ook heel strategisch gekozen. De bedoeling is volgens ons tweevoudig.
Ten eerste tracht het VIB de indruk te geven dat wat CRISPR doet niets anders is dan, of alleszins in de lijn ligt van, klassieke veredeling. Het is het klassieke argument van het continuüm. De mens heeft altijd al in de natuur ingegrepen (of in dit geval, de mens doet al 1000den jaren aan veredeling) en wat we nu doen is niet meer of anders dan een volgende logische stap in dit proces die op geen enkele substantiële wijze zou verschillen van vorige stappen. Alsof er geen kwalitatieve breuklijnen meer zijn, er geen keuzes gemaakt moeten worden, er geen grenzen zijn en er geen stappen te ver gezet kunnen worden. Alsof de ontdekking van protonen en neutronen per definitie tot de uitvinding van de atoombom had moeten leiden. Alsof het omhakken van één boom zomaar wil zeggen dat je dan ook het hele amazonewoud met de grond gelijk mag maken.
Ten tweede is de nadruk op ‘precisie’ belangrijk in de gekozen naamgeving. Hiermee tracht het VIB de indruk te geven dat het erg goed weet waarmee het bezig is. Dat ze niet enkel heel precies in het DNA van het organisme kunnen interveniëren, maar ook dat dit heel gerichte resultaten geeft. In hoeverre klopt dat? Wetenschappers benadrukken graag dat CRISPR toelaat om op een precieze plaats in het erfelijk materiaal in te grijpen, maar dat wil niet zeggen dat ze ook precies weten wat alle gevolgen daarvan zijn.
Zoals afgelopen week nog in een artikel in het toonaangevende wetenschappelijk tijdschrift Nature stond, kunnen onverwachte veranderingen in het genoom optreden. Dit maakt de technologie veel minder precies en gecontroleerd dan vaak voorgesteld. Wetenschappers in Nature vinden in elk geval dat die ongewenste effecten te weinig aandacht krijgen bij veel van hun collega’s en waarschuwen voor vooringenomenheid.
Niet voor niets bestaat er wetgeving rond ggo’s.
En dan hebben we het nog niet eens gehad over zoveel andere vragen die dringend gesteld moeten worden. Wat zijn de effecten van deze genetische gemodificeerde organismes op de omringende ecosystemen? Zijn dit effectieve antwoorden op de problemen waar de landbouw vandaag mee geconfronteerd wordt? Wat zijn hun effecten op de manier waarop we naar de landbouw kijken? Welke veredelingsbenaderingen worden uit het oog verloren door te focussen op plantvermeerdering via genetische manipulatie? Welke gevolgen hebben ze op de financieringsstromen van wetenschappelijk en landbouwkundig onderzoek?
Om zijn aanval op ggo-critici kracht bij te zetten citeert De Pue, Marc Van Montagu, één van de grondleggers van de biotechnologie in Vlaanderen met de stelling dat ‘[i]edereen op verschillende momenten [zou ] moeten inzien dat hij iets over het hoofd zag bij het maken van een bepaald oordeel. We worden allen gefopt door onze eigen manier van denken, we zijn allemaal vooringenomen.’
Maar zijn het niet vooral de biotechnologen die dit citaat wat meer ten harte zouden moeten nemen? Zouden we in het kielzog van nieuwe technieken van genetische manipulatie niet beter wat meer omzichtigheid aan de dag leggen vooraleer de techniek zomaar in het veld los te laten? Niet voor niets bestaat er wetgeving rond ggo’s. Die wetgeving proberen te omzeilen door ondermeer retorische trucks voorspelt volgens ons niet meteen veel voorzichtigheid in het toepassen van de techniek.
Anneleen Kenis is docente milieu en maatschappij aan King’s College London, en post-doctoraal onderzoekster van het FWO-Vlaanderen.
Barbara Van Dyck is Marie Curie Fellow aan de University of Sussex.
Knack schreef begin dit jaar al over de techniek CRISPR-Cas9. Lees meer.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier