Ludo Abicht van Vlinks buigt zich over Tegenwind, een nieuwe bundel essays en beschouwingen van anna Enquist over onze tijd. ‘Het komt helemaal niet goed en er is geen redder.’
In de Angelsaksische wereld is een “Renaissance Man” iemand die, net als de grote geleerden en polyglotten uit de vijftiende en zestiende eeuw, een erkend meester is op veel verscheidene gebieden. In deze betekenis is Anna Enquist (1945) zonder enige twijfel een hedendaagse “Renaissance Woman”. Ze is pianiste en celliste, psychoanalytica en therapeute, dichteres, romanschrijfster en gedreven voetbalsupporter. En ze is er bovendien in geslaagd al die stukken van haar persoonlijkheid als mozaïeksteentjes met elkaar te verbinden. De laatste tekst uit haar nieuwe bundel essays en beschouwingen Tegenwind (2020) heet De diepte en de glinstering en bevat een aantal inzichten en uitdagingen die ook ons even laten stilstaan en luisteren.
Wie nieuwsgierig is moet niet schrikken van de waarheid.
Wanneer ze dan over onze tijd schrijft dat “het helemaal niet goed komt en dat er geen redder is” is dat geen uiting van pessimisme of nostalgie naar de kunstmatig euforische naoorlogse tijd van haar jeugd, toen we vooral “vooruit” wilden en zo weinig mogelijk omkeken naar de onmenselijkheid van de net voorbije periode, maar gewoon een vaststelling. We hebben gezien waartoe de moderniteit met haar rationaliteit in staat geweest is; dus zou het onverantwoord naïef zijn te verwachten dat “de waardenvrije wetenschap” alles voor ons wel zal oplossen, en er is ook geen God meer als ultieme redder. In de “Internationale” klonk het ook al dat er geen hoogste redder was, geen God, geen Caesar en geen Demagoog, maar we waren er stellig van overtuigd dat we onszelf zouden moeten en kunnen redden. Rond dezelfde tijd had de jonge Rodenbach nog geschreven: “de toekomst hoopt ons. God zij met ons”. Van Vlaams zelfvertrouwen en vroomheid gesproken.
Anna Enquist is te klaar wakker en te erudiet om dit honderd jaar oude optimisme over de toekomst nog te delen: “het gaat helemaal niet goed”.
En ze vraagt zich af waarom: “Niet de behoefte aan afkeuring drijft me, maar de nieuwsgierigheid naar de oorsprong. Hoe kom het dat de huidige cultuur de diepte zo drastisch afwijst?”
Haar hele werk, van haar poëzie tot haar psychoanalyse, is in feite één pleidooi om even stil te staan, achterom te kijken en niet bang te zijn van de diepte die onder ons rommelt als een naderende vulkaanuitbarsting of tsunami. Pas wanneer we deze diepte in ons en onze samenleving onderkennen en onderzoeken begrijpen we, als in de dieptepsychologie, een deel van onze motivering. We kunnen dan niet langer oppervlakkig beweren dat bijvoorbeeld het onnoemelijke kwaad uit de twintigste eeuw voorgoed achter ons ligt of ons in ieder geval nooit zou raken (“it can’t happen here“). Alsof onze voorouders en de dictatoren op andere continenten een andere soort zouden zijn.
Op een bank op de Vijzelgracht liet ze de volgende tekst aanbrengen:
Je moet maar durven. In de diepte razen de treinen en torsen de trappen het reizende volk. Graven en boren deed huizen beven; je balanceert op een leegte van dertig meter. Siddert de grond nog? Stad boven stad, leven op leven, steen, wolk.
Het zijn poëtische teksten, psychologische inzichten en klassieke muziekuitvoeringen die inderdaad doen stilstaan en nadenken. Die je eventjes bevrijden uit de hitsige haast en het lawaai van de alledaagse competitie en polarisering aan de oppervlakte zonder je in een parallelwereld op te sluiten en van de samenleving af te sluiten.
Vandaag, nu we zowat alle 1001 verklaringen voor, analyses van, samenzweringstheorieën tegen en sussende sprookjes over de pandemie gehoord en te verwarrend – te veel van het goede – gevonden hebben, kan een dergelijke exploratie van de afgrond onder onze voeten nuttig en zelfs hoopgevend zijn.
Het zijn veelzijdige beschouwingen zoals die van Anna Enquist die, en dat ook is een weerkerend thema uit haar werk, je opnieuw nieuwsgierig maken, omdat alleen nieuwsgierige mensen nog vragen stellen aan zichzelf, de beleidsvoerders, de managers, de professoren en journalisten die zichzelf steeds meer tot “infotainers” moeten laten degraderen, indien ze nog mee willen tellen. Wie nieuwsgierig is moet niet schrikken van de waarheid, want dat is de eerste onvermijdelijke stap in een verzet dat wellicht kan aanzwellen tot een “tegenwind” (de titel van deze essaybundel) die ons individueel én collectief van koers kan doen veranderen. Waarheen dat ons zal voeren kunnen we niet weten, maar wie uit een brandend huis vlucht vraagt ook niet meteen of het nieuwe onderkomen gezelliger, luxueuzer en comfortabeler zal zijn dan de oude woning. Die intussen achter onze rug in elkaar aan het storten is.
Ludo Abicht is kernlid van Vlinks.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier