Serge Rooman
‘We moeten nu keuzes maken om toekomstige slachtoffers van seksueel geweld te beschermen’
‘Wanneer het gaat over de vrijlating en opvolging van seksuele delinquenten zullen we als samenleving een aantal moeilijke keuzes moeten maken’, schrijft Serge Rooman van de gevangenis van Merksplas.
Begin deze maand werd een 17 jarig meisje in Beerse van haar fiets getrokken. Het meisje kon gelukkig op het nippertje ontsnappen aan de “campusverkrachter” uit Hemiksem. Het lijkt wel het scenario van een slechte B-film, doch het was jammer genoeg realiteit. De dader bleek alles behalve een onbekende voor het gerecht. Betrokkene had een resem van ernstige seksuele delicten gepleegd maar had zijn straf volledig uitgezeten. De publieke reacties varieerden van woede tot onbegrip: “Hoe kan zo’n man nog rondlopen? Wanneer gaat men er nu eindelijk iets doen?”. Justitie mocht het alweer uitleggen. Het bleek al snel om geen juridische dwaling te gaan. De man was rechtmatig vrij gekomen. Op zich is dat een goede zaak voor de rechtstaat maar daarmee is de kern van het probleem amper aangeraakt.
Hoe kon en kan dit nu (nog altijd) gebeuren?
Verschillende elementen spelen hierin een rol. En zoals zal blijken, dwingt het ons tot keuzes maken.
Ten eerste kan het een klassiek voorval zijn van herval tijdens therapie. Zelfs een gemotiveerde patiënt kan te midden van een goed lopend therapietraject, een terugvalmoment hebben. In geval van drugs- en alcoholverslavingen zijn de gevolgen meestal voor de patiënt zelf. Met seksueel delinquenten is de kans echter groot dat er nieuwe slachtoffers gemaakt worden. Hier zit de angel. Men kan herval in een therapietraject nooit helemaal uitsluiten. Therapie is geen toverdrank voor een nieuw gezond leven. Men kan alleen de therapie voor dit soort patiënten maatschappelijk zo goed mogelijk uitbouwen en zo genereus mogelijk faciliteren. Dit kost veel geld. Maar een tekortschietend beleid inzake therapie voor seksueel delinquenten creëert dramatische gevolgen voor de samenleving. Het komt neer op nieuwe slachteroffers. Het zijn dus communicerende vaten. Naast behandeling is er geen ander alternatief tenzij men seksuele delinquenten nooit meer vrijlaat. Voor dat laatste voorstel is geen juridische basis. Wetende dat er zeer geslaagde therapietrajecten zijn, zou het ook zeer incorrect zijn naar dader-patiënten toe.
We moeten nu keuzes maken om toekomstige slachtoffers van seksueel geweld te beschermen.
Een tweede element in het debat is de volgende waarneming op het terrein. Het komt meer en meer voor dat gedetineerden en dus ook seksuele delinquenten kiezen om hun straf volledig uit te zitten om zo te ontsnappen aan justitiële voorwaarden die een vroegtijdige vrijlating met zich meebrengt. Liever langer zitten in de gevangenis dan korter met een lange periode van justitieel toezicht na de vrijlating. De wet laat deze strategie toe. Het is en blijft een keuze van de gedetineerde burger om zich te laten behandelen of niet. Het gevolg hiervan is glashelder: deze mensen komen met een hoog kans op het plegen van nieuwe seksuele delicten vrij. Ze zijn immers niet behandeld. De wetgever kan hier misschien “een veiligheidsbuffer” voorzien naar de samenleving toe. Gedetineerden die wetens en willens niet willen behandeld worden, zouden quasi automatisch op een juridische correcte wijze onder toezicht van de overheid moeten blijven in een gesloten centrum. Deze principiële keuze is vandaag nog niet gemaakt met de gekende gevolgen.
Een derde element is een schrijnend tekort aan middelen in de sector die voorziet in dadertherapie. Dit laat zich concreet als volgt gevoelen. Een strafuitvoeringsrechtbank kan, overigens meer dan terecht, stipuleren dat een seksueel delinquent slechts “vrij” kan gaan als hij zich aansluitend laat opnemen in een psychiatrische instelling voor seksuele delinquenten of zich ambulant laat begeleiden. Maar als deze inrichtingen en centra niet voldoende plaatsen hebben en de wachtlijst zeer lang is, kan het zijn dat de gedetineerde niet vroeger vrijkomt en zijn gevangenisstraf “onbehandeld” verder uitzit tot de laatste dag. Ofschoon de delinquent wel degelijk wil behandeld worden, blijft hij ongewild een acuut gevaar voor samenleving op de dag dat hij vrijkomt. Hier ligt de maatschappelijke keuze bij hen die de middelen verdelen. Geen middelen voorzien, verhoogt de kans op nieuwe toekomstige slachtoffers. Zich dan bij nieuwe delicten verontwaardigen heeft iets hypocriet en populistisch.
De drie bovenstaande element dekken echter niet de hele realiteit. Er is nog een fenomeen dat ons als burger voor één van de moeilijkste keuzes zal zetten. Men kan als seksueel delinquent ook één of meerdere therapiepogingen ondernomen hebben in psychiatrische instellingen zonder afdoende therapeutisch resultaat. De persoon in kwestie kan therapie-ontrouw blijken, kan therapeutisch niet bereikbaar zijn en in bepaalde gevallen is het zelfs tegenaangewezen om met hen therapeutisch op basis van zelfinzicht te werken. Deze restgroep van seksueel delinquenten bestaat wel degelijk en zit ook vandaag in het justitieel systeem. Vroeg of laat komen ze formeel in de voorwaarden om vrij te kunnen komen ondanks hun torenhoge hervalkans.
We kunnen hier spreken van quasi “perspectiefloze daders” wat betreft hun mogelijkheid om tot inzicht of gedragswijziging te komen. We zitten hier werkelijk met een situatie waarbij we geen kant uitkunnen. Voor de hedendaagse samenleving die zo gelooft in de maakbaarheid en kneedbaarheid van de mens is dit een harde noot om te kraken. Het is een drama voor alle betrokken partijen.
De dader blijkt onbereikbaar te zijn voor therapie en blijft dus een potentieel gevaar voor anderen. Bescherming door detentie lijkt op dit ogenblik het enige wat mogelijk is om de samenleving afdoende te beschermen. Voor daders is dit een ondragelijk perspectief op blijvende detentie.
Maar voor de vrije samenleving is dit evenzeer een drama. We geven hiermee de vrijheid van sommigen mensen bijna definitief op omdat we tot op heden niet weten hoe we een afdoende behandeling van deze daders moeten aanpakken. We wegen hier de vrijheid van sommige burgers afwegen tegen het toekomstig slachtofferschap van andere burgers.
De wetgever zou minstens voor de bestaande slachtoffers en voor de toekomstige slachtoffers het volgende debat met alle expertise die aanwezig is, moeten voeren: Hoe kunnen we een langdurige detentiecontext ontwikkelen voor dit type van daders waarbij de humane benadering steeds prominent aanwezig blijft en tegelijkertijd de vrije samenleving maximaal beschermd wordt tegen nieuwe delicten? Hier blijven dralen, betekent vroeg of laat nieuwe slachtoffers. In Beerse zijn we als samenleving door het oog van de naald gekropen. Het is een wake-up call. Beerse mag zich niet meer herhalen.
Serge Rooman is waarnemend inrichtingshoofd in de Gevangenis van Merksplas. Hij werkt voor het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen van de FOD Justitie. Hij schrijft deze bijdrage in eigen naam.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier