‘Undercover gemaakte beelden hebben al vaak geleid tot effectieve verbetering op het vlak van dierenwelzijn’, schrijft Tobias Leenaert. ‘Deze activisten doen cruciaal werk.’
De “Landsbond pluimvee” – de beroepsvereniging van Belgische pluimvee- en konijnenbedrijven – vroeg vorige week aan de minister van Justitie om op te treden tegen dierenactivisten die hun kwekerijen betreden en er beelden maken. Deze activisten doen echter cruciaal werk.
Undercoverbeelden
Aanleiding waren de beelden van wantoestanden op vier intensieve kalkoenhouderijen die GAIA eind vorig jaar verspreidde. Ze lieten grote stallen zien met zeer dicht opeengepakte kalkoenen, waaronder ook fel verzwakte, kreupele en gewonde dieren, en kadavers in ontbinding.
Het zijn, voor wie ze durft bekijken, verschrikkelijke beelden. De Landsbond is echter gechoqueerd om een andere reden: “met grote ontsteltenis” moest ze vaststellen dat privéterreinen van landbouwbedrijven illegaal werden betreden, zo luidt het.
Waarom dierenactivisten niet gemuilkorfd mogen worden.
De organisatie stoort zich aan de woordkeuze van GAIA in haar persbericht. Waar de dierenorganisatie spreekt over “bezoeken” door hun “onderzoeksteam”, wil de Landsbond het liever hebben over “inbrekers”. Zonder verpinken suggereert een beleidsmedewerker dat er (onder de activisten, jawel) “van enige moraal geen sprake meer is.” Dat GAIA en andere organisaties in deze gevallen niet de weg van de dialoog zouden kiezen, doet de bond bovendien de vraag stellen of het hen niet eerder te doen is zoveel mogelijk inkomsten te genereren.
Controle
Het is de wereld op zijn kop. Welke partij hier de grootste financiële belangen heeft, zal wel duidelijk zijn. En wat woordkeuze betreft kunnen we een stevig boompje opzetten over de eufemismen die de sector in de mond neemt om de gruwelijke processen te beschrijven die zij dagelijks uitvoert.
In België worden jaarlijks meer dan driehonderd miljoen dieren geslacht voor hun vlees. Voor wie met hun welzijn rekening wil houden – en enkel een onmens wil dat niet – kan er enorm veel mislopen, veel meer dan met appelen of blikjes cola. Vleesdieren moeten zo snel mogelijk zo veel mogelijk vlees opleveren, en ook koeien en legkippen moeten produceren aan een ongezond hoog ritme. Veruit de meeste landbouwdieren groeien op zonder moeder, komen niet of nauwelijks buiten en leven dicht op elkaar, om vervolgens geslacht te worden. Het spreekt voor zich dat een controle op het welzijn van deze dieren noodzakelijk is. Even evident is dat we die controle niet overlaten aan de sector die deze praktijken organiseert.
Ook de overheid schiet hier tekort. De Vlaamse minister van Dierenwelzijn besliste wel om het aantal inspecteurs te verhogen, maar volgens de berichtgeving in de media zijn hun interventies vooral gericht op dierenverwaarlozing door particulieren. Het ziet er sterk naar uit dat de overheidsinspectie veel minder oog heeft voor het structurele dierenleed in intensieve veehouderijen. En als ze er al over de vloer komt, dan is dat doorgaans aangekondigd. Wanneer inspecteurs effectief de problemen – lees: inbreuken op veelal ontoereikende wetgeving – noteren, komt dat sowieso niet ter ore van het grote publiek en kunnen mistoestanden lange tijd zonder gevolg blijven. Naar verluidt is er sinds kort cameratoezicht in slachthuizen, maar of en in hoeverre dat soort autocontrole zoden aan de dijk brengt, is onduidelijk. Blijven over: de dierenactivisten, of de enige partij die écht aan de kant van de enorm grote groep landbouwdieren staat.
Verborgen ellende
De meeste dierenorganisaties gaan maar al te graag in dialoog – wat de sector ook mag beweren. Zo maakt GAIA deel uit van de Vlaamse, Waalse en Brusselse Raden voor Dierenwelzijn en overlegt de organisatie regelmatig met vleesproducenten en retail.
Maar nog veel te vaak stoot overleg op dovemansoren en struisvogelgedrag. Zo stelt de Landsbond pluimvee in hetzelfde communiqué dat het “ridicuul is dat pluimveehouders hun dieren zouden verwaarlozen” want “ongezonde dieren zouden nooit goede technische resultaten opleveren waardoor het inkomen ongunstig zou zijn.” Los van het instrumentalistisch taalgebruik waarmee over dieren wordt gepraat, getuigt dit van een erg beperkte invulling van het begrip dierenwelzijn. Dieren zullen wel degelijk blijven groeien en hun lichamen blijven ongewild eieren en melk produceren, ook wanneer ze zich structureel niet goed voelen en hun welzijn wordt geschonden. Zolang de gemiddelde sterfte een bepaalde drempelwaarde niet overschrijdt, en de algemene productiviteit niet in het gedrang komt, is er geen vuiltje aan de lucht. Het welzijn van het individuele dier is daaraan volkomen ondergeschikt, met alle nefaste gevolgen van dien.
Wie niet erkent dat er in de intensieve veeteelt, naast incidentele gevallen van wreedheid, sprake is van structurele ellende voor de dieren, heeft mest in zijn ogen. Die ellende is echter bijna helemaal verborgen voor de consument, die zijn vlees of eieren in misleidende verpakkingen in zijn keuken haalt en het dier – laat staan het dierenleed – erachter al lang niet meer ziet. Tot het moment dat dierenactivisten er beelden van naar buiten brengen.
Ja, die beelden zijn vaak gemaakt zonder toestemming. Toch blijkt er momenteel geen andere manier om alle verborgen dierenellende in dergelijke bedrijven aan het licht te brengen. Bovendien gebruiken de activisten geen geweld. Ze komen enkel op voor zij die geen stem hebben en hun leed tonen.
Beter belonen dan muilkorven
Undercover gemaakte beelden hebben al vaak geleid tot effectieve verbetering. Zo werden bijvoorbeeld zowel de CEO als het slachthuis van Tielt berecht naar aanleiding van beelden van Animal Rights. Daarop was te zien hoe dieren werden geslagen, geschopt of soms gekeeld terwijl ze nog bij bewustzijn waren. En dankzij verborgen camerabeelden van GAIA van het gedrag van veehandelaars werd het aantal wekelijkse veemarkten herleid tot drie.
De ergste mistoestanden wil niemand, en ook een overheid zal normaliter willen dat ze ophouden. Maar daarvoor moeten ze gekend zijn. Dierenorganisaties doen met andere woorden een deel van het werk dat de overheid zelf zou moeten doen. In plaats van hen te muilkorven, zou ze juist kunnen erkennen dat activisten belangrijk werk leveren, en hen zelfs proactief kunnen inschakelen. Zo krijgt in Nieuw-Zeeland een plaatselijke dierenwelzijnsorganisatie een actieve rol bij het voeren van inspecties en het behandelen van dierenwelzijnsklachten, als een soort ‘eerste filter’.
In tegenstelling tot de leden van de Landsbond pluimvee kunnen de dieren niet voor zichzelf opkomen. Ook al zijn ze met honderden miljoenen, er is geen vakbond, geen beroepsvereniging. Als we het moeilijker maken voor activisten om dergelijke beelden te maken, dan nemen we weer een mogelijkheid weg voor de verdediging van de dieren, en blijft de gruwel langer verborgen.
De vraag aan de overheid moet niet zijn om zij die zwakkeren helpen, te vervolgen – dat is pervers. De vraag aan de overheid moet wél zijn om dieren veel beter te beschermen, en de ontwikkeling van alternatieven voor hun gebruik te ondersteunen en te stimuleren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier