‘Na de storm staat het huis er nog, maar we moeten dringend structurele werken doen’, schrijft Bieke Verlinden (SP.A). Ze pleit voor meer waardering voor wie werkt in de kinderopvang.
De coronapandemie heeft heel duidelijk gemaakt wat in onze samenleving essentieel is. Kinderopvang was een van die zaken die onze gemeenschap het voorbije jaar rechtgehouden heeft. We vielen met velen terug op dat essentiële werk van kinderbegeleiders. In tijden waarin we niet mochten knuffelen stonden zij steeds met open armen klaar. Zij zorgen voor onze kinderen met de grootste zorg en betrokkenheid. Maar wij als maatschappij hebben de laatste jaren onvoldoende zorg en betrokkenheid voor de kinderopvang getoond.
Het wordt tijd om lessen te trekken uit dit coronajaar als het over kinderopvang gaat. Wat vinden we belangrijk wanneer onze kinderen opgevangen worden? Waar liggen mogelijkheden en kansen die we moeten vastgrijpen nu we kinderopvang – meer dan ooit – als hoeksteen van onze samenleving hebben zien functioneren? In een crisis komt naar boven wat goed gaat, maar ook waar de zwakke plekken zitten. Alle medewerkers in de kinderopvang zijn goud waard. Helaas werken ze er met te weinig en aan een loon dat niet in verhouding staat met wat je mag verwachten voor zo’n essentieel beroep.
Opvangratio versus de beste zorg
De voorbije jaren zijn er, vanuit een efficiëntiedrang, door de Vlaamse overheid heel wat beslissingen genomen die de job van kinderbegeleiders onder druk zetten, en daarmee ook de kwaliteit die zij nog kunnen leveren. In 2014 verhoogde toenmalig minister Vandeurzen de opvangratio (het aantal kindjes per begeleider) tot 1 begeleider per 8 à 9 kinderen, uit “budgettaire overwegingen”: een gemakkelijke manier om extra plaatsen in de kinderopvang bij te maken zonder dat het geld kostte. Maar dat maakt wel dat we vandaag de hoogste opvangratio van alle ons omringende landen in Vlaanderen hanteren. Ter vergelijking: Nederland bracht recent de opvangratio naar 1 begeleider per 3 nuljarige baby’s. Dan kan de kinderbegeleider veel meer tijd en aandacht besteden aan kindjes in hun eerste levensjaar, en die plukken daar in hun ontwikkeling levenslang de vruchten van. Vlaanderen vond dat dat toch ‘efficiënter’ kon. Maar met een opvangratio van 1 op 8 (of zelfs 9) verliezen onze kinderbegeleiders de tijd om te knuffelen, te spelen, praten en troosten, zorgzaam neuzen af te vegen of een verhaaltje voor te lezen voor het slapengaan. Dat gaat niet met 8 kindjes tegelijk in je armen.
Want hoe straf ze ook zijn, kinderbegeleiders hebben maar één paar ogen en handen. Zo creëer je situaties waarin goed voor al die kindjes zorgen een bijna onmogelijke opdracht wordt. Toch proberen onze kinderbegeleiders dat dag in dag uit te doen. Maar de balans is zo precair. De boog staat altijd strak gespannen, zo kan alles bij het minste dat er gebeurt omslaan. Dat heeft zijn impact op de draagkracht van het opvangpersoneel, met meer langdurige ziekte en burn-out tot gevolg. In de crisis van het voorbije jaar werd dit pijnlijk duidelijk: doordat er regelmatig begeleiders uitvielen door een hoogrisicocontact of een besmetting, kwam de hele werking van kinderdagverblijven en collega’s onder nog meer druk.
Als we de kinderopvang willen erkennen als essentieel voor onze samenleving, dan moeten we onze veel te hoge opvangratio opnieuw onder de loep nemen en toegeven dat de huidige situatie, waarin de minste uitval de grootste gevolgen heeft, niet werkbaar is.
Waardering zit in betere werk- en loonvoorwaarden
Er wordt bepleit dat kinderbegeleiders hun vaccin, vanwege hun buitengewone inzet het afgelopen jaar, verdienen. Maar iedereen verdient het vaccin evenveel. Sommige mensen hebben meer baat bij een vaccin, dat klopt. Ouderen en risicogroepen zo snel mogelijk vaccineren, bijvoorbeeld, ontlast de gezondheidszorg. Een vaccin is geen voordeel voor de werknemer en de vaccinatiestrategie gaan ondermijnen geen geschenk om de samenleving uit de greep van corona te krijgen. Wat kinderbegeleiders – net als leerkrachten, vuilnisophalers, winkelmedewerkers … en iedereen die het voorbije jaar essentieel was voor onze samenleving – absoluut wel verdienen, is meer collega’s, een hoger loon en betere arbeidsvoorwaarden.
Waardering zit in betere werk- en loonvoorwaarden voor de kinderopvangsector. Meer ruimte in het takenpakket om, met voldoende tijd en vertrouwen, de beste zorg te kunnen geven aan kindjes. Met een opvangratio waarbij kinderbegeleiders zich op hun gemak voelen. En met hogere lonen voor deze jobs waarvan we overeenkomen dat ze essentieel zijn. Na de storm staat het huis er nog, maar we moeten dringend structurele werken doen.
Mogen de kinderbegeleiders rekenen op minister Beke?
Het nieuwe VIA6-akkoord (het Vlaamse Zorgakkoord) wil in de zorg- en welzijnssector de loonvoorwaarden beter op elkaar afstemmen. Er is sprake van om ‘kwaliteitsmedewerkers’ in te zetten in de kinderopvang. Maar zo gaan we er nog niet geraken. We moeten dringend méér kinderbegeleiders inzetten én tegelijk moet de opvangratio naar beneden. Alleen zo maken we goede, kwaliteitsvolle zorg voor kindjes in de kinderopvang mogelijk. Ook moeten er meer kinderopvangplaatsen gecreëerd worden. Want er zijn nog steeds overal te weinig opvangplaatsen. En waar er schaarste heerst, daar speelt het Mattheüseffect het hardst: de kwetsbare gezinnen vallen uit de boot, hebben geen netwerk of andere opties, waardoor de kinderen niet de verrijking meekrijgen die kinderopvang hen kan bieden en hun ouders niet dezelfde arbeids- en opleidingskansen hebben bij gebrek aan opvang. Zo zet je kinderen al van bij hun geboorte achterop. Iedereen weet dat dat onze samenleving op de lange termijn veel meer kost.
Beste minister Beke, u kon het voorbije jaar rekenen op alle kinderbegeleiders in Vlaanderen. Kunnen de kinderbegeleiders ook rekenen op u?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier