Werkzaamheidsgraad: waarom je kinderopvang het best aanpast aan noden van ouders
Onderzoeksters An Piessens en An Raes willen af van vooroordelen over occasionele en flexibele kinderopvang. ‘Het vergroot de kansen op de arbeidsmarkt.’
‘Wat wil je eigenlijk bereiken?’ Het is een vraag die onderzoeksters An Piessens, Dietlinde Willockx (Karel de Grote Hogeschool) en An Raes (Arteveldehogeschool) de afgelopen vier jaar veelvuldig hebben gesteld in kinderdagverblijven in Vlaanderen, Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. In opdracht van de stad Mechelen en binnen het Europees sociaal innovatieproject Providing Access to Childcare and Employment (PACE) onderzochten zij hoe je kinderopvang kunt aanpassen aan de huidige noden van kwetsbare ouders die uit werken willen.
Er waren ook experimenten. De focus lag op flexibele en occasionele kinderopvang: opvang buiten de uren van een gebruikelijke werkdag en plotse, kortdurende opvang. Daar is een nijpend tekort aan, zegt Piessens. ‘Ook in Vlaanderen, dat het op het vlak van toegankelijkheid niet slecht doet in vergelijking met andere landen, zagen we schrijnende taferelen. Bij een projectpartner in Turnhout, die in flexibele kinderopvang voorzag, schoven vanaf 7 uur ’s ochtends, in weer en wind, ouders aan zonder te weten of er plaats zou zijn voor hun kind. Een loterij. Een moeder stond te huilen van wanhoop, want ze had op de dag van het finale examen van haar taalcursus geen plaats voor haar kind. Al haar harde werk dreigde voor niets te zijn geweest.’
Na een werkbezoek in Vlaanderen zagen de Britten dat kinderen niet de hele dag zitten te huilen in die “duivelse” flexibele opvang.
An Piessens, onderzoeker
Het kinderdagverblijf stelde met ondersteuning van de onderzoekers zijn toegangsbeleid bij en zette een samenwerking op met reguliere kinderdagverblijven. ‘Zo konden kinderen met reguliere zorgnoden doorschuiven en bleven de flexibele plaatsen voorbehouden voor wie die nodig heeft’, legt Piessens uit. ‘Daarnaast ondersteunden we ouders en begeleidden we ze naar werk.’ Het kinderdagverblijf won vorig jaar de Gouden Kinderschoen, een erkenning voor het toegankelijk maken van kinderopvang voor iedereen. Zo’n netwerk van kinderdagverblijven dat reguliere en occasionele kinderopvang mixt, geeft de beste resultaten, leert An Raes uit het onderzoek. ‘Een kind dat na een periode van occasionele opvang wil doorstromen naar reguliere, hoeft dan niet elders van nul te herbeginnen. Ook voor de begeleiders is dat fijner. En je krijgt zo op verschillende locaties in een stad flexibele opvang.’
Wat is er nodig om over te schakelen op dat model?
An Raes:In de eerste plaats een eind maken aan vooroordelen over occasionele en flexibele kinderopvang. Steek je peuter eens van 14 tot 21 uur in de kinderopvang. Je zult geen applaus krijgen. Terwijl veel mensen geen andere keuze hebben, en die afkeer onterecht is. Het welbevinden van de kinderen lijdt daar niet per se onder, zo blijkt uit onderzoek in Zweden en Finland. Daar moeten steden de klok rond opvang organiseren als er voldoende vraag naar is.
An Piessens:In Kent konden we die vooroordelen overwinnen. Daar gingen vijf private kinderdagverblijven samenwerken met twee onthaalouders om ook occasionele opvang aan te bieden. Ze durfden de stap te zetten na een werkbezoek in Vlaanderen. Bleek dat kinderen niet de hele dag zitten te huilen in die duivelse flexibele opvang. (lacht) Wat dergelijke experimenten ons leerden, is dat je vooral de vraag moet stellen aan begeleiders wat ze willen bereiken, in plaats van vast te houden aan gewoontes en systemen die voor sommige gezinnen de toegankelijkheid beperken. In Kent gaven begeleiders bijvoorbeeld aan dat ze minstens één uur tijd willen om samen met de ouders het kind te leren kennen. Dat is helemaal iets anders dan twee weken lang een kind laten wennen. En het maakt een wereld van verschil voor ouders die van de ene op de andere dag met een opleiding of werk moeten starten.
Raes:An vatte het zo samen: het is niet moeilijk, maar wel lastig. De oplossingen zijn redelijk eenvoudig, maar je moet er wel aan denken, er ruimte voor maken en er durven in te investeren. Dat loont echt. In Kent raakten ouders met occasionele opvangbehoeftes eindelijk aan kinderopvang, en dat vergrootte hun kansen op de arbeidsmarkt. Ouders zitten vaak tussen twee vuren: werk of kinderopvang? In Nederland krijg je je kinderopvang alleen terugbetaald wanneer je werkt of in een formeel traject zit. Werkgelegenheidsdiensten zeggen ouders meestal dat ze kinderopvang zelf moeten regelen. Ouders die niet minstens 16 uur per week werken, hebben in Engeland geen recht op kinderopvangsubsidies. Maar zonder die subsidies kost kinderopvang er tot 80 euro per dag. Dat is tegenstrijdig: het beleid hamert op activering, tegelijk maken ze het mensen moeilijk om aan een solide baan te raken.
Piessens: Ik vraag me meer en meer af of beleidsmakers er wel bij stilstaan wat een werknemer moet doen wanneer zijn of haar kind ziek is of wanneer de school een dag sluit? Een orderpikker bij Bol.com, bijvoorbeeld, kan daar amper op inspelen. Het is alsof werk en de zorg voor kinderen, maar ook bijvoorbeeld mantelzorg, losstaan van elkaar. Gezinnen moeten de spanning tussen die twee maar zelf oplossen.
Steek je peuter eens van 14 tot 21 uur in de kinderopvang. Je zult geen applaus krijgen.
An Raes, onderzoeker
Jullie hebben een oplossing: sleutelfiguren. Wat doen die?
Raes:Ik geef een prachtig voorbeeld uit Brighton and Hove. Die stad overtuigde kinderdagverblijven om uit te breiden met occasionele en flexibele kinderopvang en bedacht zelf een opvang-aan-huissysteem, wat zij ‘ democratise the nanny’ noemden. Ze legden een databank aan van zo’n 35 opgeleide en verzekerde kinderbegeleiders, die deels of volledig zelfstandig werkten. En er werd een ambtenaar aangesteld als ‘makelaar’ die de gezinnen hielp om de puzzel te leggen. Dat kostte niet gigantisch veel, want die ambtenaar deed dat deeltijds. Er is bovendien een terugverdieneffect. De makelaar werkt samen met sleutelfiguren die mensen naar werk begeleiden, waardoor ze in één beweging tientallen mensen aan het werk kreeg én werkgelegenheid creëerde in de kinderopvang. Winst over de hele lijn.
Jullie zijn streng voor arbeidsbemiddelingsdiensten als de VDAB. Waarom?
Raes: Veel ouders, zeker de Vlaamse en Britse, klaagden erover dat ze behandeld werden alsof ze niet willen werken, en over een gebrek aan werkaanbiedingen op maat. Arbeidsbemiddelingsdiensten vragen zich niet genoeg af hoe mobiel mensen zijn, hoe ze gehuisvest zijn en of ze kinderopvang hebben. Samen hindernissen nemen, daarover zou het moeten gaan. Een vrouw moest per se beginnen werken in de zomer, terwijl ze dan onmogelijk kinderopvang kon vinden. Dankzij bemiddeling van de sleutelfiguur mocht ze beginnen in september, wanneer haar zoontje naar school zou gaan. Zo zorg je voor duurzamere werkgelegenheid. Dat moet toch als muziek in de oren klinken van regeringen die een werkzaamheidsgraad van 80 procent willen?
PACE maakt deel uit van Interreg 2 Zeeën, een Europees samenwerkingsprogramma voor het VK, Frankrijk, Nederland en België (Vlaanderen). An Piessens en Dietlinde Willockx, van het Expertisecentrum Pedagogische Ondersteuning in Kinderopvang en School aan de Karel de Grote Hogeschool, en An Raes en collega’s van de opleidingen Sociaal Werk en Pedagogie van het Jonge Kind van de Arteveldehogeschool, coördineerden het onderzoek in opdracht van de stad Mechelen, leadpartner van PACE.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier