‘We moeten dringend af van die typisch Vlaamse, zeer gecrispeerde houding ten aanzien van (taal)regels’, schrijft Steven Delarue. Hij plaatst een aantal kanttekeningen bij de commotie die ontstond bij de publicatie van de vernieuwde Algemene Nederlandse Spraakkunst.
“Zelden zoveel taalkundigen op één plek samen gezien!”, schreef iemand afgelopen dinsdag op Twitter, na de voorstelling van de nieuwe e-ANS, de Algemene Nederlandse Spraakkunst die dus sinds deze week in een gloednieuw jasje zit. De lancering van zo’n vernieuwde grammatica van het Nederlands, dat is voor een neerlandicus een beetje als de nieuwe PlayStation 5 voor een verstokte gamer: je kijkt er reikhalzend naar uit, en je kunt niet wachten om eens op alle knopjes te gaan drukken en te kijken wat er gebeurt.
Feest voor de taalkundige
Op dat vlak stelt de nieuwe e-ANS trouwens niet teleur, want hoewel de meeste hoofdstukken nog steeds in revisie zitten en dus nog vernieuwd moeten worden, blijkt uit de vernieuwde stukken alvast dat er veel verrijkingen zijn toegevoegd: overal krijg je extra informatie, je kunt voorbeelden aanklikken, en begrippen worden meteen verklaard zodra je er even boven gaat hangen. Een feest voor de taalkundige dus, al maakte niemand zich bij de lancering illusies over bredere persaandacht voor die nieuwe grammatica. Toch een beetje niche en incrowd allemaal, nee?
Maar nadat Radio 1 in een (vrij genuanceerd) item dan toch aandacht besteedde aan de nieuwe e-ANS, waarin Timothy Colleman (UGent) een en ander in de juiste context wist te plaatsen, ging de bal al snel aan het rollen. Een stukje van VRT NWS werd omgewerkt in een clickbait-artikel op HLN.be, dat intussen het internet – en Twitter – rondgaat. Opeens heet het dat allerlei grammaticaregels “versoepeld” worden en bepaalde “taalfouten vanaf nu wel juist zijn”.
‘Versoepelde’ grammaticaregels? Stop taal in te zetten als een wapen om verdeeldheid te zaaien.
Dat is niet alleen luie journalistiek, het is ook het bewust verdraaien van een boodschap om er meer lezers en reacties mee aan te trekken. Dat soort gestook is uiteraard verre van nieuw, maar maakt me extra kwaad als het over taal gaat. In het hele verhaal rond de e-ANS en de “versoepelde regels” – waar trouwens in Nederland met zéér grote ogen naar gekeken wordt – zitten grosso modo twee belangrijke elementen die nodig zijn om dit verhaal in de juiste context te plaatsen: één algemeen en één specifiek element.
Ten eerste: wat is een grammatica eigenlijk? Het is geen taalwetboek, geen prescriptief iets. Grammatica’s schrijven niet voor wat je moet gebruiken of wat je niet mag gebruiken. Ze beschrijven het reële taalgebruik van de modale moedertaalspreker. Dat ze als dusdanig ook worden gebruikt in het onderwijs, met name voor wie de taal aan het verwerven is, is in dat opzicht logisch: wie een taal leert, moet ook inzicht leren krijgen in wat de gemiddelde spreker van die taal als correct of fout aanvoelt. De moeilijkheid is alleen dat grammatica’s moeten evolueren met de tijd, aangezien ook de inschatting van taalgebruikers over wat wel of niet kan in een taal evolueert. De grammatica volgt die evolutie op, zij het met enige vertraging. Daarom zie je op websites als taaladvies.net of taaltelefoon.be ook geregeld aanpassingen in taaladviezen, omdat ook de inschatting van taalgebruikers verschuift.
Breder licht op taal
Dat is een algemeen gegeven. Maar in het geval van de e-ANS is meer aan de hand. Het is immers helemaal niet zo dat de ANS in 1997 schreef dat iets niet mocht, en nu besluit dat het wel mag. De nieuwe e-ANS is, veel meer dan de vorige versie, gebaseerd op allerlei soorten teksten in het Nederlands. Daar vallen dus ook allerlei tekstgenres onder die informeler van aard zijn dan wat in de vorige ANS beschreven zou zijn, waardoor logischerwijze ook constructies aan bod komen in de nieuwe versie die in de vorige niet aanwezig waren of onderbelicht waren gebleven. Alleen: daar staan dan wel labels bij, en vaak wordt er ook extra toelichting voorzien.
In het geval van de groter dan / als-discussie, die vandaag het sterkst in de media komt, staat er in de e-ANS bijvoorbeeld het volgende bij:
Het voegwoord ‘als’ is in deze functie niet voor alle taalgebruikers aanvaardbaar. Voor velen is ‘dan’ zelfs een sjibbolet voor correct Nederlands. Wie moeilijkheden op dit gebied wil vermijden, kan zich daarom beter van het gebruik van ongelijkheid-aanduidend ‘als’ – waar op zichzelf beschouwd geen enkel bezwaar tegen bestaat – onthouden.
Je moet al van erg kwade wil zijn om daaruit te concluderen dat ‘als’ en ‘dan’ daardoor op exact dezelfde hoogte komen te staan, en al helemaal om te concluderen dat de e-ANS daarmee aan “versoepeling” zou doen. De nieuwe Spraakkunst beschrijft vooral ook nieuwe teksten en genres, en werpt daardoor een breder, uitgebreider licht op taalkundige fenomenen die vroeger onderbelicht waren gebleven. Dat is goed nieuws, bijvoorbeeld ook voor het onderwijs, waar reflecteren over taalvariatie en nadenken over grammaticale fenomenen interessante en belangrijke aspecten van de vakstudie Nederlands (kunnen) zijn.
We moeten dringend af van die typisch Vlaamse, zeer gecrispeerde houding ten aanzien van (taal)regels. Het houdt weinig steek om kwaad te worden op ‘de taalkundigen’ omdat ze proberen de taalvormen te beschrijven en te verklaren die we zélf gebruiken in ons eigen taalgebruik, omdat we vinden dat we ze eigenlijk niet zouden mogen gebruiken. De taalkunde is niet prescriptief, en hoort dat ook niet te zijn.
Hardlopers
Taal wordt steeds vaker ingezet als een wapen om verdeeldheid te zaaien. Dat is een kwalijke evolutie, die ervoor zorgt dat mensen zich niet op hun gemak voelen in hun eigen taal, maar er ook toe leidt dat nieuwkomers en niet-moedertaalsprekers van het Nederlands het steeds moeilijker krijgen om in onze taal thuis te komen. Dergelijke taalbrandjes volgen elkaar bovendien in een steeds hoger tempo op, en worden ook met gemak uit het buitenland geadopteerd (zie de uit Engeland overgenomen discussie over taal- en spelfouten aan universiteiten, die meteen verengd werd tot een bijna absurd debat over dt-fouten en “of we nu ook de werkwoordspelling gaan afschaffen”).
Als je dat combineert met een steeds feller discours rond het belang van taalverwerving en Nederlands leren (zie de verstrenging voor nieuwkomers rond inburgering en taalverwerving van minister Somers, en het symbolische op de borst kloppen van minister Weyts over een strengere richtlijn qua taalverwerving voor niet-Nederlandssprekende docenten in het hoger onderwijs), en je krijgt het beeld van hardlopers die steeds harder moeten rennen, terwijl de finishlijn nog nét een tikkeltje sneller van hen wegschuift. Een race zonder einde, waar niemand beter van wordt. En dat voor iets als taal, een instrument dat we elke dag opnieuw gebruiken, en waar we liefst toch ook wat plezier zouden aan mogen beleven.
Steven Delarue is beleidsmedewerker taal en diversiteit bij Onderwijscentrum Gent en is hoofdredacteur van Fons, het tijdschrift en de lerarenvereniging voor didactiek Nederlands. Hij schrijft deze bijdrage in eigen naam.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier