Elisabeth Meuleman (Groen)
‘Kwaliteit onderwijs moet omhoog, maar zonder gelijke onderwijskansen los te laten’
‘Topkwaliteit, welzijn en gelijke onderwijskansen zijn geen tegengestelde begrippen maar gaan hand in hand, wat sommigen ons ook willen laten geloven’, schrijft Vlaams parlementslid Elisabeth Meuleman (Groen) over de discussie die momenteel woedt over het onderwijs.
De verkiezingen zijn in aantocht, en partijvoorzitters Bart De Wever en Gwendolyn Rutten ontdekken het onderwijs opnieuw. ‘De lat moet omhoog’, ‘zesjescultuur’ en ‘pretpedagogie’, klinkt het bij hen. Het zijn holle slogans die goed bekken, maar iedereen die écht met onderwijs bezig is weet dat de realiteit complexer is.
We weten ook al veel langer dat een aantal knipperlichten op oranje en zelfs rood staan als het over de kwaliteit van ons onderwijs gaat. Onze kopgroep doet het minder goed, wie aan de staart bengelt doet het nog slechter. De kloof neemt dus ook nog toe, en is nog steeds sociaal bepaald. Al die aspecten moeten ons zorgen baren. Want een kenniseconomie kan het zich niet permitteren om potentiële toppresteerders te verliezen, maar even goed is het nefast dat een andere grote groep de minimumlat niet haalt. De kwaliteit moet dus omhoog, maar zonder gelijke onderwijskansen los te laten, wel integendeel. Topkwaliteit, welzijn en gelijke onderwijskansen zijn ook geen tegengestelde begrippen maar gaan hand in hand, wat sommigen ons ook willen laten geloven.
Kwaliteit onderwijs moet omhoog, maar zonder gelijke onderwijskansen los te laten.
Om al ons menselijk kapitaal te valoriseren zijn investeringen nodig. In de eerste plaats in het basisonderwijs. De bekende actie met de slogan ‘Vlaanderen wees wijs, investeer meer in het basisonderwijs’ is ondertussen meer dan 15 jaar oud, maar blijft helaas even actueel. Elke campagne weer wordt hier op gehamerd. Elke campagne weer worden beloftes gedaan. In 2014 nog zeer stellig, door diezelfde partijvoorzitters. Want iedereen erkent dat excellentie en goed onderwijs moet beginnen bij de basis.
Wat deed de regering Bourgeois, met N-VA, CD&V, Open VLD? Naast het optrekken van de maximumfactuur waardoor het onderwijs duurder wordt voor ouders, werden aan het basisonderwijs drastische besparingen opgelegd. Werkingsmiddelen gingen naar beneden of werden onvolledig geïndexeerd (de indexering is hernomen in 2018, en enkel voor basisonderwijs). Ook het percentage werkingsmiddelen voor scholen met leerlingen met SES-kenmerken werd bevroren.
Nieuwe ondersteuning werd zo lang mogelijk uitgesteld. Er kwamen hoorzittingen in het parlement en directeurs protesteerden bij minister-president Bourgeois. Een Pano-reportage bracht in beeld hoe leerkrachten haast verdrinken in de toenemende werkdruk en het nijpend tekort aan middelen. Wanneer de vakbond dreigde met een staking in het basisonderwijs – ‘de vulkaan basisonderwijs staat op barsten’ – kwam de minister op de proppen met enkele maatregelen: een hoger loon voor een aantal directeurs, extra administratieve ondersteuning en bijkomende investeringen in de begeleiding van kinderen met zorgnoden. Uiteindelijk werd er 40 miljoen geïnvesteerd in het laatste jaar van de legislatuur. Dat komt neer op 55 euro per kind. Het verschil in financiering per kind tussen basis en secundair onderwijs bedraagt ongeveer 3.000 euro. Meer dan een heel klein brandje blussen deed dit dus niet.
Onder Pascal Smet werd bespaard op basisonderwijs. Onder Hilde Crevits werd bespaard op basisonderwijs. Terwijl leerkrachten altijd maar meer opdrachten bijkregen. Hoeft het in deze context te verbazen dat we aan kwaliteit inboeten daar waar het begint? Nee, daar is consensus over, over alle partijen heen. Alleen wordt die consensus blijkbaar telkens weer vergeten bij begrotingsbesprekingen. Zelfs een actieplan basisonderwijs met een groeipad voor de volgende legislatuur kon niet worden afgeklopt, want we willen de volgende regering toch niet bezwaren. Stop dan met roepen in campagne, Bart De Wever en Gwendolyn Rutten, zorg liever voor boter bij de vis.
Wat de eindtermen betreft zijn we positiever. We werkten er vanuit de oppositie aan mee en drongen er op aan dat er naast eindtermen, die behaald moeten worden op populatieniveau – en dus niet door alle leerlingen – ook minimumdoelen kwamen. Die minimumdoelen – basisgeletterdheid – moeten door alle leerlingen individueel worden gehaald. Het betekent dat de lat zeker hoog mag liggen, maar dat we toch de garantie inbouwen dat scholen verantwoordelijk zijn om elk kind minstens over een minimumlat te krijgen die hen toelaat om voldoende te functioneren in de maatschappij. 17% van de 15-jarigen haalt dat minimumniveau nu niet. Het concept basisgeletterdheid wil die groep meekrijgen zonder de lat voor de eindtermen te verlagen. We zullen moeten evalueren of dit werkt, maar met Groen hebben we mee aan die kar getrokken. Excellentie en gelijke onderwijskansen dus.
Een derde werf die dan weer helemaal niet werd aangepakt is het lerarenberoep. Goed onderwijs valt of staat met sterke, gemotiveerde leerkrachten. Ook daar zijn investeringen voor nodig. Investeringen in professionalisering en opleidingen. In nieuwe pedagogische concepten zoals co-teaching, werken in een team waar een verschil in competenties wordt ingezet en benut. Investeringen in meer handen in op de werkvloer, extra ondersteuning. Dat kan door masters in het basisonderwijs of door onderwijsassistenten of paramedisch personeel. Er zijn veel extra handen nodig. De overheid moet investeren, de vakbonden en werkgevers zullen taboes moeten laten varen om verschillende vormen van ondersteuning in het onderwijs mogelijk te maken.
Basisonderwijs, ondersteuning van leerkrachten, en de nieuwe eindtermen. Het zijn drie pistes waarop wij willen inzetten om het tij te keren en kwaliteit te blijven garanderen. Maar zonder voluit te kiezen voor onderwijs, niet alleen in campagnetijd maar ook als de begroting wordt besproken, zal dit niet lukken. Graag even ernstig dus, met engagementen voorbij de ‘pretpolitiek’.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier