Geert Jennes

‘Na zes staatsmisvormingen verdient België eindelijk een echt federalisme’

Geert Jennes Econoom verbonden aan VIVES (KU Leuven)

‘Waarom kiezen we niet gewoon voor decentralisatie in plaats van voor confederalisme?’ vraagt Geert Jennes (KU Leuven).

De huidige vierde moeizame federale regeringsvorming op rij toont aan dat België in een doodlopende straat zit. In Vlaanderen wordt als alternatief een confederaal model naar voor geschoven waarbinnen de deelstaten Vlaanderen en Wallonië almachtig zijn. Dit zou geen uitweg vormen want het bipolaire confederalisme misvormt en blokkeert in feite België al decennialang. We stoppen beter met starre decentralisaties die louter het niveau van de gemeenschappen en gewesten versterken en waarbij Vlamingen tegenover Franstaligen blijven staan. Na zes bipolaire staatsmisvormingen verdient België eindelijk een echt federalisme, zoals dat ook in Zwitserland en Zweden met succes functioneert.

Hoe brengen we echt federalisme het beste in de Belgische praktijk? Het belangrijkste federale beleidsdomein dat nog voor decentralisatie in aanmerking komt, is de gezondheidszorg. De economische literatuur over het federalisme leert dat gezondheidszorg het efficiëntste wordt verstrekt op een metropolitaans niveau. Al op een metropolitaans niveau zouden namelijk de meeste schaalvoordelen van gezondheidszorg benut worden. Dat wil zeggen dat het metropolitaanse niveau al een voldoende grote schaal biedt om de dure apparatuur en specialisten die voor bepaalde behandelingen nodig zijn kostenefficiënt in te zetten. In België zou zo’n metropolitaans niveau lager liggen dan de gemeenschappen en gewesten, en het zou min of meer het niveau van de provincies kunnen overnemen.

Na zes staatsmisvormingen verdient België eindelijk een echt federalisme.

Voor één bevoegdheid, namelijk gezondheidszorg, een nieuw overheidsniveau oprichten lijkt onrealistisch, maar ook de bevoegdheden hoger onderwijs en openbaar vervoer zouden volgens de literatuur efficiënt worden behartigd door het metropolitaanse niveau. Metropolitaanse voorbeelden uit het buitenland zijn de Zweedse graafschappen en Zwitserse kantons, die gemiddeld veel kleiner zijn dan de Belgische gemeenschappen en gewesten, maar die belangrijke bevoegdheden als gezondheidszorg, hoger onderwijs en openbaar vervoer uitoefenen.

Niet alleen is het metropolitaanse niveau voordelig doordat het schaalvoordelen benut. Op het metropolitaanse niveau kunnen bovendien volop de voordelen spelen die specifiek zijn voor decentralisatie. Op dat niveau zou er namelijk aanzienlijke concurrentie tussen overheden mogelijk worden, én zou het aanbod van publieke voorzieningen goed kunnen worden afgestemd op de voorkeuren van de inwoners. Het resultaat van al deze voordelen samen is een betere prijs-kwaliteitverhouding van publieke dienstverlening.

Als de gezondheidszorg daarentegen zou worden overgeheveld van de federale overheid naar de gemeenschappen -zoals door voorbije staatshervormingen al een stuk is gebeurd- zouden deze voordelen veel minder benut worden. Zo is een voorwaarde voor concurrentie dat voldoende burgers bereid zijn om hun pakket aan publieke diensten bij elkaar te ‘shoppen’ op verschillende grondgebieden. Tussen de Belgische gemeenschappen is dit weinig realistisch: vooral om taal- en culturele redenen zijn burgers weinig bereid om te ‘shoppen’ tussen gemeenschappen, waardoor deze weinig concurrentie ondervinden en waardoor burgers in feite weinig keuze hebben. Er zijn trouwens maar twee grote gemeenschappen in België. Keuze en concurrentie zijn er ook niet binnen deze gemeenschappen: zowel in Vlaanderen als in Wallonië is er in feite maar één gemeenschap beschikbaar. Voor inwoners van Vlaanderen en Wallonië zou er dan ook maar één gezondheidsbeleid beschikbaar zijn. Nochtans verschillen én Vlamingen onderling én Walen onderling waarschijnlijk wel degelijk inzake voorkeuren over gezondheidszorg.

Een andere grote uitgavendecentralisatie die we voorstellen is de verschuiving van de bevoegdheid over onderwijs (behalve niet-hoger onderwijs) van de gemeenschappen naar de gemeenten. Opnieuw volgen we hier grotendeels de Zwitserse en Zweedse voorbeelden. Onderwijs kan volgens de literatuur immers nog meer dan gezondheidszorg al op een laag overheidsniveau efficiënt worden verstrekt. Voor onderwijs is bij voorbeeld minder gespecialiseerde apparatuur en deskundigheid nodig dan voor gezondheidszorg.

Uitgavendecentralisatie impliceert ontvangstendecentralisatie. Zes staatshervormingen hebben België gedecentraliseerd qua uitgaven, maar veel minder qua belastingen. We stellen daarom voor aanzienlijke stukken van de federale personenbelasting, sociale bijdragen en/of vennootschapsbelasting te decentraliseren naar de gemeenschappen en gewesten, de metropolitaanse overheden, en de gemeenten. Immers, al deze niveaus zullen belangrijke publieke diensten verlenen aan burgers en/of bedrijven. Eén van de belangrijkste principes van de economie van het federalisme: ‘de gebruiker betaalt’, zou daardoor eindelijk ook in België gestalte krijgen. De toepassing van dit principe zou nog maar eens leiden tot kwaliteitsvollere uitgaven tegen een lagere belastingprijs.

Ondanks deze grote belastingdecentralisatie willen we de lagere overheidsniveaus wel voor ongeveer 25% met dotaties blijven financieren, zoals dit ook in Zweden en Zwitserland gebeurt. Die dotaties moeten vooral dienen om de armere overheden op elk niveau bijkomend te financieren. Dit zal het minder rijke Franstalig België voor een belangrijk stuk compenseren voor het ontvangstenverlies dat belastingdecentralisatie daar zal veroorzaken, en dit zal tegelijk races to the bottom qua belastingen en dienstverlening vermijden.

Trendbreuk

Al de bovenstaande bevoegdheidsdecentralisaties vormen een trendbreuk met de zes staatshervormingen van het verleden. Voor het eerst zouden de gemeenschappen en de gewesten minder macht krijgen over sommige bevoegdheden. De overheden die op een lager niveau liggen dan de gemeenschappen en de gewesten -de metropolitaanse overheden en de gemeenten- zouden daarentegen machtiger worden, zodat zij qua belangrijkheid zouden gaan lijken op hun Zwitserse en Zweedse voorbeelden. België zou dan niet minder dan vier belangrijke overheidsniveaus kennen: de federale overheid, de gemeenschappen en gewesten, de metropolitaanse overheden, en de gemeenten. Het overheidslandschap zou er een rijke en gevarieerde mozaïek worden zoals in Zwitserland en Zweden.

Het nieuwe metropolitaans niveau zou tevens de uitzichtloze bipolariteit tussen Vlamingen en Franstaligen kunnen doorbreken. We horen zo weinig over communautaire problemen in Zwitserland omdat hun deelstaten, de kantons, gemiddeld veel kleiner zijn dan de Belgische gemeenschappen en gewesten. Daardoor zijn er in Zwitserland een zevental Franstalige kantons en zelfs een twintigtal Duitstalige. Als gevolg daarvan zijn een aantal Franstalige kantons het vaak eens met een aantal Duitstalige, en zijn binnen eenzelfde taalgemeenschap kantons het vaak niét eens met elkaar. Door een belangrijk gedecentraliseerd niveau te voorzien dat niet grosso modo samenvalt met de taal- of cultuurgemeenschappen zou ook in België op de hogere niveaus de culturele tegenstelling minder belangrijk worden.

‘Als de Belgen België willen behouden, waarom kiezen ze dan niet voor een echt federalisme, op zijn Zwitsers?’ Deze cri de coeur van Libération-journaliste Béatrice Vallaeys in Le Soir van 28 november 2007, heeft meer dan 10 jaar later nog niets van zijn actualiteitsgehalte verloren.

Geert Jennes is econoom. Hij is verbonden aan het Vlaams Instituut voor Economie en Samenleving (VIVES) van de KU Leuven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content