‘Na de oorlog komt er geen ‘bevrijding’ voor de LGBTI+-slachtoffers. Anders dan veel anderen konden zij nergens met hun verhaal terecht’, schrijft Bruno De Lille over het trauma van de regenboogbeweging na WOII.
In Nederland ontroerde André van Duin het hele land met zijn toespraak op de Dodenherdenking, 76 jaar na het einde van WOII. Opmerkelijk was dat André van Duin zei dat het eerste keer was dat hij bij de officiële dodenherdenking aanwezig was. Alle vorige jaren had hij gekozen voor de hulde bij het homomonument. Een monument dat er gekomen was omdat de LGBTI+-slachtoffers bij de officiële momenten ‘uitgewist’ leken.
Toespraak André van Duin | 4 mei 2021Jelmer Koperhttps://www.youtube.com/channel/UCFxssoReVBnMH5ct1NfjUGgvideo1132001.0YouTubehttps://www.youtube.com/360480https://i.ytimg.com/vi/bqiu_TciGzc/hqdefault.jpg
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Dat was trouwens niet alleen in Nederland zo. Ook in België duurt het ontzettend lang voor de LGBTI+-beweging haar slachtoffers mee mag eren. Het duurt tot 2004 voor in België ook de LGBTI+-gemeenschap een krans mag neerleggen op het officiële herdenkingsmoment in Breendonk. Rijkelijk laat.
De vader van André van Duin werd opgepakt en naar Duitsland gestuurd. Als hij zijn vader vroeg naar wat hij toen meegemaakt had, zei de man steevast “Dat wil je niet weten, jongen”. In de woorden van André van Duin: “Hij had het overleefd. Maar je moest niet vragen hoe.”
Je hebt niet altijd een oorlog nodig om het leven van heel veel mensen tot een hel te maken.
Aan de LGBTI+-slachtoffers van de Nazi’s werd dan weer nooit gevraagd wat ze hadden meegemaakt. Het leek alsof zij het niet verdienden om herdacht te worden.
Volgens de officiële cijfers zijn er door de Nazi’s zo’n 100.000 homoseksuelen opgepakt, de helft ervan is veroordeeld en daarvan komen er ongeveer 15.000 in de kampen terecht. Iets wat ze meestal niet overleven.
Voor België zijn er geen verhalen bekend van homoseksuelen of lesbiennes die door de Duitsers zijn opgepakt en vervolgd. Er zullen er onder de vele Belgische slachtoffers van het nationaal-socialisme natuurlijk heel wat geweest zijn maar niet omdàt ze holebi waren.
Dat laatste was lang dé reden om ons van de herdenkingsmomenten te weren. En toch slaat dat nergens op.
Ten eerste kan je de vele monumenten die de slachtoffers van WOII herdenken niet herleiden tot het ‘eigen’ verhaal. In het begin zal er natuurlijk een directe link geweest zijn met de vrienden, kennissen, buren of stadsgenoten die gruwelijk vermoord zijn. Maar hoe verder de oorlog achter ons ligt, hoe meer de herdenkingsplaatsen een universeel symbool worden van de strijd tegen het nazisme en het fascisme.
Met andere woorden: als we de Joodse slachtoffers herdenken dan gaat het niet langer over Aline en Jacques Loitzanski uit de Lombardstraat maar over alle Joden, gehandicapten, Roma, … die het leven hebben gelaten tijdens WOII. De dood van al die mensen zou niet minder erg zijn, mocht geen van hen in België hebben gewoond. Alleen geldt dat blijkbaar niet altijd voor de LGBTI+-gemeenschap.
In de kampen werden ze nochtans als de laagste van de laagsten behandeld. Ze worden verkracht, gefolterd, ze dienen als menselijke proefkonijnen … Na de joden liepen homoseksuelen het meeste kans om te overlijden in de concentratiekampen. Maar na de oorlog komt er geen ‘bevrijding’ voor de LGBTI+-slachtoffers. Anders dan veel anderen konden zij nergens met hun verhaal terecht. Na de nederlaag van de Nazi’s moeten de mannen die veroordeeld zijn op basis van de Duitse anti-homowetten hun straf zelfs gewoon uitzitten.
Sterker nog: de vervolgingen gaat gewoon door. Volgens Klaus Müller, historicus en auteur van boeken over homoseksuelen onder het naziregime is het aantal homoseksuele mannen dat in Duitsland na de oorlog wordt vervolgd ongeveer even hoog als tijdens de oorlog. Tussen 1945 en 1969 worden maar liefst 100.000 mannen in staat van beschuldiging gesteld, de helft ervan is ook veroordeeld. Pas in 1969 schaft men de wet (gedeeltelijk) af.
En ook in België lijken homoseksuelen na de oorlog op het prioriteitenlijstje van de politie terecht te komen waardoor de vervolging sterk toeneemt. Dat is zogenaamd om jongeren te beschermen tegen de homoseksuelen die hen op het verkeerde pad zouden brengen, een idee dat in WOII in de handboeken van de politie opduikt.
Nochtans zag het er in de eerste decennia van de vorige eeuw goed uit voor de West-Europese homo’s en lesbiennes.
Tot de opkomst van de Nazi’s heerst er in Duitsland een relatieve openheid ten overstaan van LGBTI+-personen. De Duitse homobeweging bestaat dan al langer dan dertig jaar en wetenschappers als de seksuoloog Magnus Hirschfeld en zijn collega’s van het Institut für Sexualwissenschaft zorgen mee voor een positievere kijk op homoseksualiteit en transgender personen.
Ook in België is homoseksualiteit op dat moment op zich niet strafbaar. Als er al eens een veroordeling komt, dan is het vooral op basis van de wet op openbare zedenschennis. Als de Nazi’s hun verstrengde anti-homowetten (paragraaf 175a) invoeren, zijn België en Brussel een veilig toevluchtsoord. Dat komt onder meer omdat de jacht op homo’s voor de Belgische politie geen prioriteit is zoals Wannes Dupont, Elwin Hofman en Jonas Roelens beschrijven in hun boek ‘Verzwegen verlangen. Een geschiedenis van homoseksualiteit in België‘.
Door de tweede wereldoorlog wordt die homosubcultuur in Europa van de kaart geveegd en hij komt ook in de jaren vijftig en zestig niet terug. De Nazi’s hebben een conservatieve agenda doorgevoerd die naast een negentiende-eeuwse seksisme ook de nog altijd aanwezige homofobie een aanzienlijke boost heeft gegeven.
Het aantal slachtoffers van de nazistische ideeën is dus niet terug te brengen tot de 15.000 mensen die in de concentratiekampen zijn terechtgekomen maar ligt enorm veel hoger.
Samen met de joden worden de homo’s en lesbiennes dus geconfronteerd met het besef dat je nooit echt veilig bent. Het is een trauma dat vandaag nog altijd doorwerkt in de LGBTI+-beweging. Hoe ver onze emancipatie vandaag ook staat, niets garandeert dat de vrijheden die we vandaag hebben niet teruggedraaid kunnen worden.
Vandaar de niet-aflatende aandacht die wij hebben voor wat in Polen en Hongarije, onze Europese achtertuin, gebeurt. De manier waarop men daar de rechten van LGBTI+-personen via wetten en overheidsgestuurde campagnes probeert in te perken roept teveel herinneringen op aan de jaren ’30. We zijn niet bang van discussies met mensen met homofobe ideeën. We zijn wel bang van een overheid die homofobie in haar wetboeken betonneert en het staatsapparaat gebruikt om die onderdrukkende ideeën ook ingang te doen vinden. Je hebt niet altijd een oorlog nodig om het leven van heel veel mensen tot een hel te maken. Het is goed dat we onszelf daar geregeld op wijzen.
Lees ook:
– ‘De homofobe retoriek van bepaalde politici tijdens deze coronacrisis moet ons zorgen baren’
– ‘Nooit hand in hand op straat’: hoe homofobie nog steeds het leven van LGBTQ-koppels beheerst
– ‘Moet de LGBTI+-gemeenschap bang zijn voor “het nieuwe normaal”?’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier