‘Vandaag stel ik met enige treurnis vast dat de Vlaamse liberalen zich op één lijn met het communistische gedachtegoed bevinden’, schrijft fractieleider voor N-VA in de Kamer, nu het debat over de vrijheid van meningsuiting weer oplaait na een veroordeling van Jeff Hoeyberghs.
De afgelopen dagen is het strijdtoneel van de vrije meningsuiting weer in het nieuws verschenen. Vrije meningsuiting is een recht dat voor velen vanzelfsprekend lijkt te zijn, maar de veroordeling van Jeff Hoeyberghs voor zijn, als overjaarse pubergekrijt klinkende prietpraat, toont aan dat dit wel degelijk onder druk staat, iets waar ik in het parlement al langer voor waarschuw.
Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne wees mijn wetsvoorstel om de vrije meningsuiting te vrijwaren door middel van een fijne afbakening van het concept ‘haatmisdrijf’ van de hand door te verwijzen naar internationale verdragen. Wijs als hij is, vertelde hij niet hoe ‘haatspraak’ ooit in het internationaal recht kwam.
Hoe willen we vandaag als maatschappij omgaan met problematische uitspraken?
Sta me toe eerst te zeggen dat in internationale verdragen zowel passages staan voor de vrije meningsuiting, alsmede bepalingen waaronder die beperkt kan worden. Als principe valt er echter niet aan te tornen. Naast het basisbeginsel dat werd geponeerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948, heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zeer duidelijk aangegeven dat het recht op beledigen daar ook onder valt. In een arrest van 9 december 1976 staat te lezen dat de vrijheid van meningsuiting niet enkel van toepassing is op ideeën die onverschillig of gunstig worden ontvangen, maar ook op stellingen die “een deel van de samenleving kunnen schofferen, choqueren of verontrusten”.
Zoals de zelfverklaarde ‘oerliberale’ minister aangaf, zijn er in de loop der jaren heel wat beperkingen op vrije meningsuiting in internationale verdragen geslopen, waarbij ‘haatspraak’ het gevaarlijkste is wegens de vage contouren van wat dat juist inhoudt. Opmerkelijk en hoogstwaarschijnlijk geen bron van trots voor Open Vld is dat het strafrechtelijk vervolgen van ‘haatspraak’ ons indertijd werd opgedrongen door de Sovjet-Unie. Door te schermen met internationale verdragen konden communistische landen het vervolgen van regimecritici gemakkelijker vergoelijken.
De Amerikaanse delegatie noemde dat toen – we spreken 1966 – “extreem gevaarlijk” en waarschuwde er voor dat het “misbruikt kan worden door totalitaire staten om alle andere artikelen van nul en generlei waarde te maken.” De Australische vertegenwoordiger stelde terecht dat “burgers niet bij wet tot moraliteit kunnen gebracht worden”. De Sovjet-Unie verdween maar de erfenis ervan niet. De bestrijding van het aanzetten tot haat vindt niet toevallig haar ontstaan bij manifeste tegenstanders van de vrije meningsuiting. Vandaag stel ik toch met enige treurnis vast dat de Vlaamse liberalen zich op één lijn met het communistische gedachtegoed bevinden.
Los van interpretaties van internationaal recht komt het er in essentie er op neer hoe we als maatschappij met problematische uitspraken omgaan. In een opiniestuk op Knack.be haalde senaatsvoorzitter Stephanie D’Hose aan dat ik kort na de aanslagen in Brussel personen die IS verheerlijkten sneller wou kunnen vervolgen. Dit zou niet te rijmen zijn met mijn wetsvoorstel om haatspraak enkel strafbaar te maken wanneer het ook oproept tot gewelddadig gedrag. Een gelijkaardige opmerking maakte Hannelore Goeman (Vooruit) op Twitter: “Voor alle helfies out there. Als ik het goed begrijp: er moeten grenzen zijn aan vrije meningsuiting voor geradicaliseerde moslims maar niet voor geradicaliseerde seksisten?”
De stuitende zelfgenoegzaamheid van die laatste opmerking weggelaten, toont het verschil zich in het doeleinde van wat er gezegd wordt. Er bestaat toch geen moreel equivalent tussen het promoten van een groep die het gratuit vermoorden van ongelovigen vooropstaat en de verwerpelijke uitspraken van Jeff Hoeyberghs? Ik koppelde mijn pleidooi toen nadrukkelijk aan het fenomeen terreur, aan geweld dus, net waar ik nu ook de lijn van de strafbaarstelling trek. De reacties leren dat de tegenargumenten op drijfzand steunen.
Dat is ook het geval wanneer Van Quickenborne de jodenvervolging oproept als motivering om ‘haatspraak’ strafrechtelijk te beteugelen. Wil hij echt doen geloven dat wetgeving tegen ‘haatspraak’ tijdens de Weimarperiode de holocaust zou vermeden hebben?
De links-liberale moraalridders, die zichzelf graag op de borst kloppen dat ze sporen met de onvermijdelijke loop der dingen, staan in deze zaak ronduit aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Ik opteer voor de juiste kant van het IJzeren Gordijn en stel tot mijn teleurstelling vast de Vlaamse liberalen daar niet langer terug te vinden.
Lees ook:
– ‘Naar de gevangenis voor een wansmakelijke mening?’
– ‘De strijd tegen discriminatie is niet gebaat met twee maten en twee gewichten’
– Filosofe Martha Nussbaum verwacht nieuwe harmonie tussen seksen: ‘Ik zie almaar meer respect’
– In al zijn tolerantie begint het publieke debat bepaald onverdraagzaam te worden
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier