Johan Staes
‘Er is geen structureel kwaliteitsprobleem in de Vlaamse woonzorgcentra’
‘Om de residentiële ouderenzorg nog beter te maken, moeten een aantal fundamentele problemen aangepakt worden’, schrijft Johan Staes van VLOZO.
De week ondervroegen de Vlaamse volksvertegenwoordigers Lorin Parys (N-VA) en Lise Vandecasteele (PVDA) bevoegd minister Wouter Beke over de kwaliteit van zorg in onze woonzorgcentra. Aanleiding was het vorige week in Frankrijk verschenen boek met ernstige aantijgingen over de aangeboden zorg in een verblijfsvoorziening voor ouderen (EHPAD) net buiten Parijs. De auteur beschuldigt ook het Franse politiek bestel dat nalatig zou zijn in het opnemen van zijn toezichthoudende rol en controlerende functie.
De volksvertegenwoordigers stelden de minister de legitieme vraag of soortgelijke problemen zich ook in Vlaanderen kunnen voordoen en peilden tijdens het debat naar de levenskwaliteit en de tevredenheid van de 85.000 bewoners in onze woonzorgcentra.
Er is geen structureel kwaliteitsprobleem in de Vlaamse woonzorgcentra.
De vraag of er zich een structureel kwaliteitsprobleem stelt in de Vlaamse woonzorgcentra kan ik met een volmondig ‘neen’ beantwoorden. Maar we kunnen nog beter doen en dit vereist een structurele aanpak van een aantal fundamentele problemen. Ongeacht of een woonzorgcentrum nu publiek, non-profit of door zorgondernemers uitgebaat wordt, het probleem met kwaliteit situeert zich in een stijgend personeelstekort, de eerder theoretische aanpak van de Vlaamse zorginspectie maar ook het gebrek aan innovatie in de Vlaamse woonzorgcentra.
In de Vlaamse pers verschenen afgelopen dagen interessante artikels over de residentiële ouderenzorg. Zo las ik artikels waarin de facturen van enkele bewoners werden geanalyseerd nadat het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid op vrijdag de evolutie van de dagprijzen bekendmaakte. De dagprijs is het deel dat de bewoner zelf moet betalen voor diens verblijf in een woonzorgcentrum, los van de subsidie die de Vlaamse overheid betaalt aan de beheerders van de erkende woongelegenheden om een deel van de zorgkosten te dekken.
In ruil voor die subsidie eist de overheid een kwaliteitsvolle dienstverlening en de garantie dat er steeds voldoende geschikt en geschoold zorgpersoneel in de voorziening aanwezig is. Om hierop toe te zien investeerde de Vlaamse overheid de voorbije jaren in een eigen toezichthoudend orgaan: de zorginspectie.
Iedere zorgvoorziening kan eender wanneer bezoek krijgen van een inspecteur. Soms zijn deze inspecties aangekondigd, maar vaak ook niet, na bijvoorbeeld een klacht van een bewoner of diens familie. In een interview met Robert Geeraert, gastprofessor aan de Erasmushogeschool en consulent woonzorg en levenseinde, las ik dat de zorginspectie meer moet inzetten op meer adviserende inspecties, gericht op de kwaliteit van het leven en niet enkel op een standaard checklist met theoretische normen.
De levenskwaliteit van onze bewoners is inderdaad van cruciaal belang, niet voldoende ‘checks’ halen op een ’to do-lijst’. En dat zijn de zorginspecties in de Vlaamse woonzorgcentra te vaak geworden. De focus ligt op bestraffing, te weinig op samenwerking tussen de zorginspectie en de voorziening om de levenskwaliteit van de bewoners ter plaatse te verbeteren.
Onze zorginspectie kan wellicht iets opsteken van de bezoekdagen, geen inspecties, die de Nederlandse Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd organiseert in hun woonzorgcentra. De Nederlandse inspecteurs leggen gedurende een volledige dag hun focus op de bewoners, hun ervaringen en hun welzijn en treden in dialoog met uitbaters, medewerkers en bewoners.
De volgende anekdote las ik in een ander artikel en vat het probleem van personeelstekort in de Vlaamse woonzorgcentra en de gevolgen op de zorgkwaliteit mooi samen: “Zo had een van de bewoners elke avond insuline nodig, maar wanneer enkel een zorgkundige (en geen verpleegkundige) aanwezig is, kan die eigenlijk niet worden ingespoten, omdat een zorgkundige geen medische handelingen mag stellen.”
Onze woonzorgcentra ondervinden vanwege stijgende personeelstekorten problemen met de zorginspectie omdat ze onvoldoende zorgpersoneel vinden om te voldoen aan de personeelsnormen. Er is dringend nood aan flexibilisering van deze normen en een debat over wie welke handelingen mag stellen. Het concept van flexijobs moet worden uitgebreid naar onze sector en er moet maximaal ingezet worden op het activeren van het bestaand potentieel op de arbeidsmarkt. Vooral bij hen die reeds beschikken over de juiste opleiding en diploma’s.
Zo kom ik tenslotte bij een laatste artikel waar mijn oog op viel. De ondernemers achter de succesvolle startup Nobi wapenen zich met 13 miljoen euro bijkomend groeikapitaal. Door gebruik te maken van slimme technologie ontwikkelden zij een lamp die waakt over het welzijn van ouderen. Zo zendt de lamp een waarschuwingssignaal uit naar een alarmcentrale wanneer een bewoner dreigt te vallen.
Dit soort innovaties moeten ook hun weg vinden naar de woonzorgcentra als een bijkomende investering in de zorgkwaliteit. Bewoners met plotse problemen kunnen zo sneller door de zorgmedewerkers gedetecteerd worden. Op die manier wordt de kwaliteit van de zorg verhoogd en genieten de bewoners ook van meer zelfstandigheid. Dit is volgens mij een belangrijke weg voorwaarts.
Mijn suggestie aan de beleidsmakers is dus in te zetten op een meer adviserende vorm van zorginspectie, het verder flexibiliseren van de personeelsnormen zodat professionals in de zorg sneller hun weg vinden naar de zorgsector en in te zetten op slimme zorgtechnologie die onze medewerkers ontlasten van taken die hen verhinderen hun kerntaak uit te oefenen. Namelijk bewoners van woonzorgcentra omringen met voldoende en een warme, kwaliteitsvolle zorg.
Johan Staes is Gedelegeerd Bestuurder – CEO van het Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk (VLOZO), de Vlaamse sectorfederatie van de private zorgondernemers die actief zijn in de (semi-)residentiële ouderenzorg.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier