‘Digitale examens en buitensporige controle: de webcam als ongenode gast’

‘Er bestaan een hele reeks alternatieven om, zelfs vanop afstand, goed examen af te nemen én het valsspelen in te dijken’, schrijven vier docenten aan de VUB die een aantal vragen formuleren over de privacy van studenten bij het afnemen van digitale examens.

Na een te enthousiast, wat overmoedig en voorbarig Wir schaffen das van de Vlaamse Rectoren, zien het academisch personeel en de studenten nu de gevolgen ervan recht in de ogen. De tijdelijke en uitzonderlijke overgang naar online examineren doet een stimulerend beroep op onze creativiteit, maar creëert ook grote principiële juridische bezwaren. Het aantal concrete problemen die het geheel abstracte en dogmatische “het kan en moet nu allemaal digitaal” oproept, is te groot om op te noemen. Het laatste in de voorlopige rij heeft te maken met het gebruik van zogenaamde intelligente en lerende AI-systemen (zoals Proctorio en Respondus) die sommige universiteiten, al dan niet naast de inquisitoire blik van de prof en/of medewerker, toelaten om studenten te surveilleren die online mondelinge examens afleggen.

De controle die daardoor mogelijk wordt lijkt alomvattend, van schermcontrole tot de registratie van ‘verdachte gedragingen’, en het in beeld brengen van de eigen privé-woning om de aanwezigheid van fraudemiddelen of derden bij aanvang van het examen te vermijden. Waar het bij digitaal doceren nog mogelijk is om opnames van de eigen woning uit te schakelen, annexeert de universiteit met deze optie de privé-vertrekken van de studenten bij het afnemen van een examen.

Digitale examens en buitensporige controle: de webcam als ongenode gast.

Op zichzelf is het al een complexe vraag hoe een menselijke surveillant kan uitmaken welk gedrag of welke materiële elementen ‘verdacht’ zijn. Een systeem zal dat wellicht gestroomlijnder en vollediger doen, maar riskeert daarbij verdachtmakingen te multipliceren en , zoals tests doen blijken, ineffectief te zijn. We mogen niet voorbijgaan aan de contextuele aspecten die een mens wel verwerkt. Terwijl we digitale voorwaarden accumuleren, hebben we geen voeling bij de impact ervan op de kandidaten, die ook in normale omstandigheden onder stress staan op een examen. Wellicht is het eenvoudiger en veiliger om aan preventie te doen en van elke te examineren student te eisen (na het diep induwen van wattenstokjes in de beide oren om na te gaan of er geen oortjes verborgen zijn) dat h/zij zou kruipen in een aan een niet roterende stoel vastgeklikt harnas met grote naar voren stekende ooglappen en een lange klep … Dat lijkt effectiever, en niet eens echt minder ingrijpend.

Voorbij nog het vermoeden van onschuld en alle mogelijke strafrechtelijke en strafprocedurele bepalingen in verband met afluisteren, filmen en huiszoekingen, alsook de kwestie van de toestemming, spitsen we ons toe op de toetsingscriteria die Europees worden opgelegd in verband met het inmengen op rechten zoals privacy, familie- en gezinsleven, woning en communicatie). Deze rechten zijn niet absoluut, en kunnen ook buiten een noodtoestand ingeperkt worden mits er maar sprake is van duidelijke wetgeving, goede doelstellingen zoals de vrijwaring van de gezondheid en een mate van evenwicht (geen bazooka boven halen om tegen een mug te vechten). Cruciaal in die evenwichtsoefening is de vraag of er geen minder invasieve alternatieven bestaan om het doel te bereiken. Het digitaal toetsen heeft alvast niets met de gezondheid te maken en er zijn alternatieven ‘op de academische markt’ die tools zoals Proctorio en Respondus overbodig maken. Dat behoeft enige toelichting.

Het zal duidelijk zijn dat de optie voor zulke examensurveillancesystemen op zich weinig tot niets met de vrijwaring van de gezondheid van studenten te maken heeft: het gaat om systemen die een correct verloop van mondelinge examens alsook de kwaliteit van de diploma’s moeten garanderen en die na de pandemie een wellicht onafwendbaar onderdeel zullen gaan uitmaken van de door sommigen zo geprezen digitale toekomst van het leren en het onderwijs. Een toekomst waarbij prof en medewerkers als het ware, met een soort valies als die van de technische recherche, bij de student thuis komen snuffelen voor en tijdens het examen. Wil je dat niet, dan geen examen. En de vrije toestemming dan? Daarbij zullen zulke systemen de concurrentie tussen universiteiten nog verder aanwakkeren. Het afstandsonderwijs zal de enorme groei van al veel te grote studentenaantallen voor veel te weinig academisch personeel verder in de hand werken. Studenten aantrekken die nauwelijks ter plaatse moeten komen, opent een bijzonder grote markt.

Er bestaan nochtans een hele reeks alternatieven om, zelfs vanop afstand, goed examen af te nemen én het valsspelen in te dijken. Zo kan er teruggevallen worden op tijdsgebonden multiple choice of open vraag examens, die al dan niet “stations”-gewijze functioneren (elke vraag een bepaalde tijd, vragen anders genummerd per student); op open boek examens die studenten verplichten te denken, werken en schrijven; op het vervullen van opdrachten en allerlei vormen van permanente evaluatie, al dan niet op basis van kleinere opdrachten of zelfs digitale werkgroepen. Het blijft vandaag overigens een uitdaging om te zoeken naar nieuwe vormen van onderwijs en evaluatie: dat is natuurlijk een uitdaging van pedagogische en onderwijskundige aard veeleer dan te plukken van wat zich op de digitale markt aandient als wonderoplossingen.

Kortom: de zogenaamd intelligente fraude-opsporingssystemen snijden ondanks alle geruststellingen wel degelijk in het privé-leven, én in het familiale leven én in de communicatievrijheid van de studenten. Op zichzelf is dat een afdoende reden om die systemen op te bergen en ze ook als optie bij een digitaal examen uit te schakelen. Zo moeten we hier, zelfs al is daar ook heel veel over te zeggen, niet verder spreken over de door de digitale wending vergrote ongelijkheid tussen studenten (de ene in één van drie bureaus van de villa, de andere in de slaapkamer die hij of zij, net zoals de rammelende computer, deelt met drie broers en zussen), noch over de nodige bijscholing van het universitair personeel tot digital cops.

Serge Gutwirth is jurist en criminoloog aan de VUB.

Jenneke Christiaens is pedagoge en criminologe VUB.

Paul De Hert is jurist aan de VUB.

Frederik Dhondt is jurist en historicus aan de VUB/UAntwerpen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content