Onderwijsexpert Wouter Duyck: ‘Géén goed plan om de zomervakantie voor iedereen in te korten’

WOUTER DUYCK: 'Ook onderwijsexperts hebben nu geen pasklare antwoorden. Eén raad wil ik leerkrachten wel geven: doe niet al te zot.'
Ann Peuteman
Ann Peuteman Redactrice bij Knack

Nu het ernaar uitziet dat de scholen over een paar weken weer opengaan, meet onderwijsspecialist Wouter Duyck de schade op. ‘Vandaag is het al duidelijk dat de ongelijkheid is toegenomen en dat ons onderwijs er als geheel op achteruitgaat’, zegt hij. ‘Onze leerlingen zullen de coronacrisis de rest van hun schoolcarrière meedragen.’

Elke dag dat onze kinderen niet op school zitten, wordt de schade groter’, zegt cognitief psycholoog en onderwijsspecialist Wouter Duyck (UGent). ‘Nu al zal het heel moeilijk zijn om alles nog in te halen.’ Als het aan hem ligt, zitten de Vlaamse leerlingen zo snel mogelijk weer op de schoolbanken. Liefst al begin mei, zoals ook Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) wil. ‘De virologen zijn het er niet over eens of het een goed idee is om de scholen alweer te openen. Dus lijkt het me wenselijk dat de politiek die beslissing neemt. Zeker omdat het verlies voor ons onderwijs en onze economie ondertussen blijft oplopen.’

Waarschijnlijk zullen in eerste instantie alleen de lagere scholen weer opengaan. Is dat een goed plan?

Wouter Duyck: Alle scholen moeten weer opstarten, dat is het beste scenario. Maar als dat niet kan, lijkt het me inderdaad logisch dat je met het lager onderwijs begint. Op afstand lesgeven is daar veel moeilijker dan in het middelbaar, want lagereschoolkinderen hebben meer structuur en rechtstreeks contact met hun leerkracht nodig. Volgens virologen zijn jonge kinderen ook niet zo vatbaar voor het virus en vertonen ze minder ernstige symptomen als ze toch besmet raken. En ze zijn oud genoeg om te begrijpen dat ze zich aan de afstands- en hygiëneregels moeten houden. Bovendien worden die kinderen in veel gevallen door hun ouders naar school gebracht en hoeven ze dus niet allemaal samen op een overvolle bus te stappen.

Sommige scholen verschuilen zich achter de kansarmoede van hun leerlingen.

Lieven Boeve van Katholiek Onderwijs Vlaanderen pleit ervoor om in die eerste fase ook al de leerlingen van het secundair beroepsonderwijs naar school te sturen.

Duyck: Voor één keer ben ik het met Lieven Boeve eens. Je kunt leerlingen moeilijk vragen om een muur te metselen in hun tuin en daar dan een filmpje van door te sturen. Daarbij komt nog dat de jongeren uit die richtingen het meest baat hebben bij supervisie en een duidelijke structuur. Al pleit ik ervoor dat álle middelbare scholieren zo snel mogelijk weer naar school gaan.

Is een onderbreking van zeven weken dan zo schadelijk?

Duyck:Absoluut. Tijdens een gewone zomervakantie, die amper langer duurt, gaan kinderen op cognitief vlak gemiddeld een maand achteruit. Achter dat gemiddelde schuilen ook nog eens grote verschillen. Leerlingen uit sociaal sterkere gezinnen, die in de vakantie nog weleens een taalkamp volgen of een boek lezen, leren soms nog iets bij. Maar kinderen uit sociaal zwakkere milieus gaan in die periode twee tot drie maanden achteruit.

De ongelijkheid in het onderwijs zal door de coronacrisis nog toenemen?

Duyck: Waarschijnlijk wel, maar daarnaast zal ons onderwijs ook in zijn geheel achteruitgaan. Ik voorspel een verlies van vijf à zes punten in het internationale PISA-onderzoek, dat peilt naar de kennis en vaardigheden van vijftienjarigen. In PISA is een schooljaar namelijk goed voor ongeveer 40 punten en wij hebben daar nu al 15 procent van verloren.

Als ons onderwijs het in normale omstandigheden goed zou doen, was dat niet eens zo’n groot probleem geweest. Maar dat is niet zo: in het PISA- onderzoek boeren we al jaren achteruit. Voor wiskunde, bijvoorbeeld, zijn we sinds 2005 met liefst 35 punten gezakt. Concreet wil dat zeggen dat in vergelijking met vijftien jaar geleden een vijftienjarige er nu negen maanden langer over doet om hetzelfde niveau te behalen. De zittenblijver van toen is de doorsneeleerling van vandaag. Toen Ben Weyts vorig jaar aankondigde dat hij het tij wou keren, heb ik meteen gezegd dat hem dat onmogelijk zal lukken in één regeerperiode. Daarvoor is de terugval veel te groot. Dat we nu nog eens vijf of zes punten verliezen, is in die context best heftig.

Zo goed als alle landen in de PISA- ranking zullen toch punten verliezen doordat ze hun scholen moesten sluiten?

Duyck: Vandaag zijn er over de hele wereld inderdaad 1,4 miljard kinderen die niet naar school gaan. Dat mag dan een kleine troost zijn, het neemt niet weg dat de schoolsluiting impact zal hebben op de vaardigheden en intelligentiescore van onze leerlingen. Daar mogen we niet licht overgaan, want het heeft impact op onze economie. Onderwijseconomen hebben berekend dat het bnp van een land met 468 dollar per inwoner per jaar toeneemt als de beste leerlingen één IQ-punt slimmer worden. Dat vandaag zoveel lessen gemist worden, zal dus waarschijnlijk zichtbaar zijn in het bnp van pakweg 2030.

Beweert u nu dat de coronacrisis de huidige generatie scholieren tot het eind van hun schoolcarrière zal achtervolgen?

Duyck: Dat denk ik wel. Het is niet vanzelfsprekend om alle leerstof van zeven weken of meer weer in te halen. Met ons onderwijssysteem kun je onderdelen van het ene leerjaar naar het andere doorschuiven, maar dat gaat natuurlijk ten koste van andere lessen. Ook in dat verband is de dalende trend van de voorbije jaren funest: al voor corona arriveerden op de universiteit studenten die op de middelbare school niet meer alle nodige kennis hadden meegekregen.

WOUTER DUYCK: '15 procent van de leerkrachten heeft de voorbije weken nog niet één keer met zijn leerlingen gecommuniceerd.'
WOUTER DUYCK: ’15 procent van de leerkrachten heeft de voorbije weken nog niet één keer met zijn leerlingen gecommuniceerd.’

Maken de onlinelessen dan geen enkel verschil?

Duyck: Toch wel. Veel scholen leveren enorme inspanningen om hun leerlingen zoveel mogelijk les te geven. Sommige gaan daar zelfs héél ver in en bieden haast de hele lestabel online aan. Nochtans is het een illusie te denken dat een tiener acht uur per dag geconcentreerd naar een scherm kan zitten kijken. Ideaal is wekelijks een twintigtal uur onlineles, afgewisseld met oefeningen en zelfstudie. Daar spelen directies en schoolbesturen een belangrijke rol: zij moeten het aanbod stroomlijnen en zorgen dat leerkrachten met elkaar overleggen. Anders krijg je situaties waarbij leerlingen op hetzelfde moment geacht worden twee verschillende lessen online te volgen, zoals voor de paasvakantie weleens gebeurde. Dat kan natuurlijk niet.

Slagen de meeste leerkrachten er ondertussen al goed in om op afstand les te geven?

Duyck: Voor leerkrachten is deze situatie allesbehalve vanzelfsprekend. De ene dag maakten ze nog voorbereidingen voor lessen die ze bij het digitale schoolbord in hun vertrouwde klas zouden geven, de volgende dag werden ze plots geacht helemaal online te werken. Niet gemakkelijk. Ook onderwijsexperts, van psychologen en pedagogen tot sociologen, hebben nu geen pasklare antwoorden. Een raad die ik leerkrachten wel wil geven: doe niet al te zot. Sommigen geven niet alleen onlineles, maar proberen meteen ook allerlei andere vernieuwingen door te voeren. Geen goed idee. Als je in je lessen nog nooit groepswerk hebt gebruikt, kun je daar nu beter niet mee beginnen. Leerlingen hebben het al moeilijk genoeg om zich aan het digitale onderwijs aan te passen. In elk geval pleit ik voor enige mildheid tegenover alle leerkrachten die er het beste van proberen te maken.

En dat doen de meesten?

Duyck: Ondertussen hebben we cijfers en daaruit blijkt dat de overgrote meerderheid echt inspanningen levert. Maar 10 tot 15 procent van de leerkrachten heeft de voorbije vijf weken nog niet één keer met zijn leerlingen gecommuniceerd. Jammer genoeg gebeurt dat vaak in scholen met veel kwetsbare kinderen.

Is dat toeval?

Duyck: Niet echt. Sommige van die scholen doen het heel goed, maar er zijn er ook die zich verschuilen achter de armoede van hun leerlingen en hun gebrek aan materiaal zoals een laptop. Ze organiseren zogezegd geen digitale lessen omdat sommige leerlingen zich nooit voor onlinelessen melden en ze ook hun ouders niet kunnen bereiken. Maar hoe komt dat? Als de school er nu niet in slaagt om met die leerlingen en ouders te communiceren, dan was dat toch ook voor de coronacrisis al zo? Dan hebben ze niet genoeg moeite gedaan om dat probleem te verhelpen.

Kan het niet dat sommige leerlingen nooit online zijn, omdat ze geen laptop of internetaansluiting hebben?

Duyck: Volgens de Digimeter hebben álle Vlaamse gezinnen tegenwoordig minstens één smarttoestel in huis.

Vaak is dat gewoon een telefoon.

Duyck: En dan? Jongeren kijken op hun telefoon toch ook urenlang naar Enzo Knol en andere YouTube-vloggers? Waarom zouden ze dan geen livestream via Smartschool kunnen volgen op hun smartphone? Ideaal is dat niet, maar het is toch iets. Ook daar zouden scholen trouwens meer verantwoordelijkheid moeten opnemen. Als blijkt dat sommige leerlingen niet online kunnen zijn, laat de IT-coördinator dan alsjeblief bij hen langsgaan met een van de laptops die nu in de computerklas stof staan te vergaren. Dat lijkt me toch wel een essentiële verplaatsing.

Ik vind het schrijnend dat we de coronacrisis blijkbaar nodig hebben gehad om vast te stellen dat 18.000 leerlingen geen laptop hebben. Zonder computer en internetaansluiting kun je vandaag echt geen middelbaar onderwijs meer volgen. Via het project Digital For Youth werden ondertussen meer dan 10.000 tweedehandslaptops ingezameld, maar je zou ook perfect 18.000 nieuwe basismodellen kunnen aankopen. Voor het budget van het departement Onderwijs is dat peanuts. Het gaat ook maar om een heel kleine minderheid: 1,5 procent van onze leerlingen. Ik zou in elk geval graag zien dat er na de coronacrisis een soort wettelijke garantie komt dat elke leerling een laptop heeft.

Ik snap echt niet dat de vakbonden zo verontwaardigd reageren, want de meeste leerkrachten stellen zich vandaag wél flexibel op.

Is alles dan opgelost met een laptop? Ook voor kinderen die in een piepkleine flat wonen waar ze een kamer met hun broers of zussen delen, is afstandsonderwijs toch allesbehalve vanzelfsprekend?

Duyck: Dat klopt, maar leerkrachten kunnen niet alle wereldproblemen oplossen voor ze les beginnen te geven. Er zullen altijd kinderen zijn voor wie afstandsonderwijs moeilijk is, maar ik vind het niet kunnen dat sommige scholen dat als excuus gebruiken om dan maar geen onlinelessen te organiseren. Je helpt kwetsbare kinderen echt niet door hun klasgenoten kansen te ontnemen.

Ook de mate waarin ouders hun kinderen begeleiden verschilt enorm van kind tot kind.

Duyck: Op dat vlak kan ik iedereen geruststellen. Uit onderzoek blijkt dat de mate waarin ouders hun kinderen bij hun huiswerk helpen totaal geen effect heeft op de leerprestaties. Als je naast je kind gaat zitten om het te controleren en uitleg te geven, eindigt het er meestal mee dat je zelf twee derde van het werk doet. Zelf heb ik – hoogopgeleide, geïnteresseerde vader – mijn zoon nog geen vijf minuten bij zijn huiswerk geholpen, ook niet in coronatijd. Wel informeer ik vaak naar de toetsen en taken die hij moet maken en bekijk ik zijn rapporten. Want betrokkenheid is natuurlijk wél heel belangrijk.

Wanneer de scholen straks weer opengaan, wil minister Weyts dat de tijd die nog rest zoveel mogelijk aan lesgeven wordt besteed en minder aan examens. Bent u het daarmee eens?

Duyck: Ik ben een groot voorstander van testen en dat is nu niet anders. Doordat we in Vlaanderen nog altijd niet met gestandaardiseerde proeven werken, zullen we nooit te weten komen welke scholen het tijdens de crisis goed hebben gedaan en welke veel leerverlies hebben geleden. Heel jammer. Als we nu ook nog eens de examens schrappen, zullen de scholen zelf de resultaten niet kunnen vergelijken met die van vorig jaar, en dus niet te weten komen hoeveel hun leerlingen zijn achteruitgegaan.

Natuurlijk begrijp ik dat de minister de rest van het schooljaar optimaal wil benutten, maar examens hoeven dat niet uit te sluiten. Om te beginnen zijn er in mei en juni traditioneel veel schoolvervangende activiteiten, zoals sportdagen en uitstappen, die kunnen worden geschrapt. Daarnaast zou je ook minder prioritaire vakken, zoals lichamelijke opvoeding, levensbeschouwing en in sommige richtingen esthetica, kunnen opschorten. Dat is toch gemakkelijk vijf of zes uur per week gewonnen.

Staat u achter het idee van een kortere zomervakantie?

Duyck: Wel als dat betekent dat de deliberaties pas in juli plaatsvinden, zoals Ben Weyts vorige week voorstelde. Dat lijkt me redelijk, vooral omdat daar niet eens een fysieke verplaatsing naar school voor nodig is. Ik snap echt niet dat de vakbonden zo verontwaardigd reageren, want de meeste leerkrachten stellen zich vandaag wél flexibel op.

Iets anders is het idee om de zomervakantie met een paar weken in te korten. Daar ben ik echt geen voorstander van. De meeste leraars hebben de voorbije weken hard gewerkt en het lijkt me geen goed idee om hen daarvoor te belonen door hun zomervakantie af te nemen. Ook de leerlingen zullen naar rust snakken na minstens anderhalve maand digitaal leren en dan nog een paar intensieve lesweken op school. En dan zijn er nog de ouders die naar een gezinsvakantie uitkijken. Kan dat niet in Spanje, dan desnoods in de Ardennen of hun eigen tuin. Om al die redenen is het geen goed plan om de zomervakantie voor iedereen in te korten.

Maar voor sommigen wel?

Duyck: Leerlingen uit kwetsbare gezinnen die in de zomervakantie nog meer achterstand dreigen op te lopen, zouden gebaat zijn bij twee weken intensief onderwijs. Ik besef wel dat de minister dat moeilijk kan verplichten, zeker omdat het om een specifieke groep gaat. Als we die summerschools voor iedereen op vrijwillige basis openstellen, vrees ik dat vooral hoogopgeleide ouders hun kinderen erheen zullen sturen, omdat ze bezorgd zijn over de opgelopen achterstand. En dan wordt de ongelijkheid dus net groter.

Zal iedereen die normaal in juni zou afstuderen zijn of haar diploma krijgen?

Duyck: Op zich kan het niet de bedoeling zijn dat de lat voor een diploma dit jaar lager wordt gelegd. Maar ik vrees dat we dat niet helemaal kunnen vermijden. Wat doen we, bijvoorbeeld, als leerlingen uit het zesde leerjaar een deel van de leerstof van de eindtermen niet hebben gezien? Geven we hun dan toch een getuigschrift lager onderwijs? Ik ben geneigd om dat wel te doen, want uiteindelijk gaat het maar over een fractie van de leerstof die kinderen over zes schooljaren verspreid krijgen.

Dat geldt grotendeels ook voor de zesdejaars uit het middelbaar onderwijs. Wat in hun voordeel speelt, is dat de eindtermen die ze moeten behalen om af te studeren minima zijn die ver onder de kennis en vaardigheden liggen die het PISA-onderzoek meet. Ook aan de universiteit staan we voor dat dilemma. Moet een psychologiestudent die door corona zijn psychotherapiestage niet kon afmaken toch een diploma krijgen? Nu kunnen we wel veel oplossen door deadlines te verleggen en stages door andere opdrachten te vervangen, maar dat is niet altijd mogelijk. We kunnen moeilijk een geneeskundestudent laten afstuderen als hij belangrijke praktijklessen chirurgie heeft gemist. Het valt dus niet uit te sluiten dat sommige opleidingsonderdelen naar het volgende academiejaar opschuiven. Anders zouden de diploma’s die in 2020 zijn uitgereikt wel eens minder waard kunnen zijn, en dat mogen we natuurlijk niet laten gebeuren.

Wouter Duyck

– 1977: geboren in Roeselare

– 2004: behaalt zijn doctoraat in de psychologische wetenschappen aan de Universiteit Gent

– Sinds 2008: hoogleraar cognitieve psychologie

Partner Content