‘De overheid moet het beter doen. Ik moet het beter doen’
‘Het bestrijden van deze crisis is een marathon. En het einde is nog niet in zicht. Dé oplossing bestaat niet, er zullen er veel zijn’, schrijft Brussels minister Alain Maron. ‘Om de meest heikele momenten door te komen en achteraf een betere samenleving te bouwen, hebben we alle positieve krachten nodig.’
De coronacrisis is genadeloos. Ze is hard, terwijl we er enkel doorkomen met zachtheid voor elkaar. Ze confronteert ons met onze zwakheden, onze pijnpunten, ons falen. Ze staat niet toe dat we opgeven. En dat doen we ook niet. Dit bericht schrijf ik in eigen naam. Het bindt niet de regering waarvan ik lid ben, noch mijn partij Ecolo. Ik schrijf als mens, vader, partner, vriend, activist, als deel van de samenleving. Als iemand die houdt van het leven, van samen zijn, van lachen. Ik ben door en door optimistisch. En toch. Vandaag ben ook ik natuurlijk fel geraakt door deze schijnbaar eindeloze crisis.
Covid teistert ons allemaal, maakt ziek, treft ons in wat ons leven waardevol maakt. Ministers vormen hierop geen uitzondering. Zonder mijn emoties, teleurstellingen en overtuigingen weg te stoppen, wil ik even in alle vrijheid en openheid enkele ideeën delen over het beheer van de pandemie. Slechts een paar ideeën, want er is meer dan genoeg om dikke boeken mee te vullen.
In de eerste plaats: als politicus én als burger sta ik volledig achter de maatregelen die vorige zaterdag 24 oktober zijn genomen voor het hele Brusselse Gewest. Ze zijn op dit moment absoluut noodzakelijk. Zonder stevige maatregelen is het risico heel groot dat we de capaciteit van de afdelingen intensieve zorgen overbelasten.
We hebben dus geen keuze. Ziekenhuispersoneel en zorgverleners staan al onder enorme druk en geven elke dag meer dan hun deel. Als het virus zich aan het huidige tempo blijft verspreiden, dan kan het zorgsysteem (de infrastructuur, maar vooral de mensen die het doen draaien) binnen enkele weken niet meer zorgen voor alle Covid- en andere patiënten. Ernstig zieke mensen zouden aan hun lot worden overgelaten. Niemand wil dat. Alleen al de gedachte aan zo’n miserie is ondraaglijk.
De overheid in Brussel heeft niet op haar handen gezeten, zoals sommigen beweren.
We moeten dus onze contacten en de overdracht van het virus drastisch verminderen om het aantal besmettingen omlaag te brengen. Flatten the curve, zo snel mogelijk. Meer besmettingen leidt na enkele dagen tot meer hospitalisaties en nog later tot meer sterfgevallen. Dat moeten we stoppen.
De vorige maatregelen die we in Brussel hebben genomen, zoals het vervroegde sluitingsuur van cafés vanaf eind september en de volledige sluiting van de horeca bijna drie weken geleden, hebben de epidemie wellicht vertraagd, maar ze hebben de verspreiding helemaal niet gestopt. Ze schoten tekort.
De huidige maatregelen zijn zwaar en krijgen ook kritiek. Sommigen zeggen dat de protocollen per sector voldoende bescherming boden; dat het theater en de bioscoop veilige plekken waren. Het klopt, volgens mij, dat het risico in de theaters laag is. Maar het gaat niet enkel om die goed georganiseerde plekken. Naar een voorstelling gaan betekent dat men zich verplaatst en vaak vrienden en kennissen ontmoet, voor of na de voorstelling. Cultuur is in wezen iets sociaals, dat is het mooie eraan. Cultuur brengt mensen samen, zorgt voor nabijheid en uitwisseling. Wreed genoeg dwingt de gezondheidssituatie ons om net die dynamiek tijdelijk op te schorten.
Dezelfde logica geldt voor sport, restaurants … Het doel van de maatregelen is: verplaatsingen en de mogelijkheden tot sociale contacten sterk beperken en op die manier de kans verkleinen dat het virus van de ene mens op de andere springt. Ik ben een liberaal in de Angelsaksische zin van het woord: ik ben gehecht aan de vrijheid en onafhankelijkheid van individuen. Ik haat dit soort maatregelen: het raakt mij, zoals het ons allemaal raakt. Het brengt een deel van mij in opstand, ook al sta ik er volledig achter.
Ik zie hoe mensen die in de horeca werken, evenementen, toerisme, cultuur … loodzware tijden doormaken. Ik heb veel vrienden in die sectoren. Ik zie hun ellende, voel hun woede. Deze sectoren maken deel uit van de ziel van Brussel. De stad, de samenleving bestaat niet zónder cultuur of ruimte voor ontmoeting. We moeten en zullen ervoor zorgen dat deze sectoren niet doodbloeden. Het zou de doodsteek betekenen voor onze stad.
“Allemaal goed en wel”, hoor ik soms, “maar niemand begrijpt de beslissingen nog.”
Het klopt als een bus dat de bevoegdheidsverdeling in ons land de besluitvorming bemoeilijkt en de communicatie vaker vertroebelt dan ons lief is. De verschillende overheden lijken niet in staat een gemeenschappelijk actieplan op te stellen, zelfs niet als het gaat om de bestrijding van een pandemie.
We kunnen ons afvragen of het bij een overweldigende pandemie niet efficiënter is om beslissingen te centraliseren (federale beslissingen, mee uitgevoerd door regio’s en gemeenschappen). Dat kan met een echte Nationale Veiligheidsraad. Hiervoor is politieke moed nodig en moeten taboes sneuvelen. Het vergt een zekere herfederalisering, ook al is die slechts tijdelijk en eenmalig. Om de veiligheid van ons land te waarborgen.
Vanzelfsprekend vind ik dat we open moet staan voor grotere institutionele hervormingen, een betere samenhang en een doeltreffender gezondheidsstelsel. Ik ben daarvan overtuigd na té veel eindeloze praatsessies op de interministeriële conferenties. En we mogen niet vergeten hoe gevaarlijk het was om de gezondheidssector te verzwakken, door een doorgedreven efficiëntielogica en rendementsdenken. De vrouwen en mannen die er werken staan structureel onder druk. Ze hadden al amper marge nog voor de pandemie toesloeg.
We moeten grondig analyseren hoe dit zo fout is kunnen lopen, waarom alles wat sinds dit voorjaar gebeurd is op de verschillende politieke niveaus, zo ontoereikend was.
Hoewel we wisten dat er een tweede golf ging komen en dat de winter moeilijk zou zijn, wilde niemand terugkeren naar een toestand die zo ernstig zou zijn, dat we opnieuw maatregelen moesten nemen die vrijheid fel beknotten.
En zie waar we nu staan. Dit is een mislukking.
Vooral omdat de maatregelen zelf een rampzalige psychologische en socio-economische impact hebben. We moeten grondig analyseren hoe dit zo fout is kunnen lopen, waarom alles wat sinds dit voorjaar gebeurd is op de verschillende politieke niveaus, zo ontoereikend was. Dat is natuurlijk confronterend voor de politieke wereld. Maar niet enkel daar. Zonder de politieke verantwoordelijkheid ook maar een beetje te minimaliseren, moeten we ook op zoek naar andere redenen voor dit collectieve falen.
Volgens nog een kritiek die rondgaat, zou “Brussel niets hebben gedaan” of zelfs opzettelijk te laat hebben gehandeld. De verwijten zijn meestal weinig omfloerst en vaak ronduit beledigend. Natuurlijk zijn wij politici, ikzelf incluis, niet tevreden met hoe dit allemaal loopt. Maar de meest groteske uitspraken zijn volgens mij eerder een ideologische Brussel-kritiek dan een kritiek die gebaseerd is op feiten.
Want ook dit zijn feiten: sinds het voorjaar heeft ons Gewest, bovenop de federale middelen, miljoenen euro’s besteed aan de strijd tegen het virus. Die gingen naar tientallen projecten en acties, met een enorme inzet uitgevoerd door administraties en mensen in het veld. Zowat 100.000 mensen werden al bereikt via contact tracing, telefonisch of aan hun deur. Sinds de zomer hebben we een systeem om besmettingsclusters op te sporen en er adequaat op te reageren. Wekelijks worden in Brussel bijna 45.000 tests uitgevoerd en in totaal zijn er meer dan 450.000 Covid-tests geweest bij inwoners van Brussel, op een bevolking van 1,2 miljoen. Sinds deze zomer is er ook een actieplan ’tweede-golf’ voor de bescherming van rusthuizen, met een gepast budget, materiaal en procedures. Bijkomende hulp voor daklozen omvat onder meer 1000 extra opvangplaatsen.
Nogmaals: van borstklopperij is absoluut geen sprake. Verre van. Dat zou totaal ongepast en simpelweg absurd zijn. Ik ben mij terdege bewust van de tekortkomingen en vertragingen in de vele complexe acties die we hebben ondernomen. En, zoals velen, begrijp ik ten volle de ernst van de situatie. Tegelijkertijd: de overheid in Brussel heeft niet op haar handen gezeten, zoals sommigen beweren. Ik ben niet iemand die met z’n vingers zit te draaien. En al zeker niet met deze verantwoordelijkheid. Daarvoor heb ik heb me niet in de politiek geëngageerd en steek ik er al mijn tijd en energie in.
De toestand in Brussel is zwaar. Onze bevolkingsdichtheid (veel hoger dan in andere Belgische steden) en de ongelijkheid bemoeilijken de strijd tegen het virus en zijn gevolgen. En toch is Brussel niet uniek. Ook buiten de grenzen van het Brussels Gewest en zelfs buiten de landsgrenzen verslechteren de cijfers zienderogen. Nergens in het land of in Europa lijkt men een magische anti-Covid-formule te hebben gevonden, een manier om het beest echt onder controle te krijgen. Kijk alleen al naar het aantal steden, regio’s of landen in heel Europa dat de avondklok heeft ingevoerd. En toch zullen we hier uitgeraken. We zullen onze gezondheid, veiligheid en vrijheid terugwinnen.
Het bestrijden van deze crisis is een marathon. En het einde is nog niet in zicht. Dé oplossing bestaat niet, er zullen er veel zijn. Overheid en politici moeten beter doen. Ik moet beter doen. Om de meest heikele momenten door te komen en achteraf een betere samenleving te bouwen, hebben we alle positieve krachten nodig. Van wie we niets moeten verwachten? Van populisten en andere aasgieren met een cynische politieke agenda.
De hoop komt van burgers, organisaties en politici die zich blijven inzetten voor een betere wereld. Niet zomaar een pre-coronawereld. Maar een samenleving die warmer en sterker zal zijn, een veilige thuis voor ons en onze kinderen en kleinkinderen. Een thuis gebouwd op solidariteit en zorg voor elkaar, op preventie en hulp, op mildheid, op zorg voor de planeet die altijd onze gedeelde thuis zal zijn. Blijven werken, blijven strijden, blijven bouwen.
Lees ook:
– Reizen tijdelijk verbieden? ‘België is momenteel even gevaarlijk als de skiregio’s in de lente’
– In de lente werd al gewaarschuwd voor een nieuwe uitbraak in het najaar. En waar staan we nu?
– De biostatistici zijn onze kanaries in de koolmijn: ‘De toestand in Luik geeft ons vandaag gelijk’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier