‘Terugkeren naar “normaal” is niet de juiste richting’, schrijven Eric Corijn en Benoit Moritz, die pleiten voor een ‘stedelijk herstelplan’ na de coronacrisis.
De exit-plannen wijzen naar een nabije toekomst onder het teken van “terug naar normaal”. Tijdens de eerste weken van de coronamaatregelen hoorden we verschillende scenario’s over een uitdiepen van de ecologische transitie, zelfs over de instorting van het economische systeem waarin we leven. Maar de politieke beslissingen die op federaal en gewestelijk vlak worden genomen, tonen integendeel aan dat alles in het werk wordt gesteld om het oude systeem weer op orde te krijgen. De wachtrijen voor de containerparken, doe-het-zelfwinkels of de drive-in fastfoodzaken kunnen worden gezien als tekenen van deze trend, en van de wens van een deel van de bevolking om dit te laten gebeuren.
De huidige situatie laat toe om een stad van morgen te bedenken en te ontwerpen.
De komende weken zullen aangeven wat er echt gaat gebeuren. Om de filosoof A. Comte-Sponville te parafraseren: “de wereld van vroeger zal nooit meer terugkeren, maar we zullen ook niet van een wit blad beginnen”. Dit geldt meer dan ooit voor de herstart in de steden. De stad is een fysieke en materiële bouwwerf, in een tijdspanne van vaak meerdere jaren vanwege vergunningen en werven. Maar zo’n langetermijnperspectief begint vandaag door echt lessen te trekken uit wat er de afgelopen weken is gebeurd en dat vooral met het oog op een grotere veerkracht in het geval van een nieuwe opstoot van de pandemie.
Hoe heeft de stad zich aangepast aan de maatregelen?
De stad is in wezen een concentratie van een veelheid aan activiteiten. De meeste van hen zijn gewoon moeten stoppen of zijn overgestapt op een totaal ander regime. Telewerken is wijdverbreid geworden. We hebben het verschil geleerd tussen het essentiële en het overbodige. Deze vrij uitzonderlijke situatie heeft het stadsleven, vooral in een stad als Brussel, gedwongen om over te schakelen op een andere manier van leven die enkele weken geleden nog onvoorstelbaar was.
Allereerst kunnen we constateren dat wat de Amerikaanse stadssocioloog Klinenberg de basis “sociale infrastructuren” noemt, zijn blijven functioneren en hun absolute noodzaak voor de bewoners hebben aangetoond. Hierbij denken we natuurlijk aan lokale gezondheidsdiensten en ziekenhuizen, maar ook aan diverse infrastructuren, zoals openbaar vervoer, aan groene ruimtes en openbare ruimten. Ook de besturen, het onderwijs en de politie zijn blijven functioneren.
De inperking van de verplaatsingen bracht belichtte ook de schaal en economie van de wijk. Veel inwoners van Brussel hebben zo lokale winkels en voorzieningen ontdekt. De beperking van de actieradius en de sociale afstand brachten ook onvervulde behoeften aan het licht, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting of groenvoorzieningen, of gewoonweg van de openbare ruimte, voorheen door de auto gemonopoliseerd.
De aanzienlijke daling van het autoverkeer (gemiddeld -85%) heeft ook de prestaties van het bovengronds openbaar vervoer laten zien. Zonder files en opstoppingen werd een zeer duidelijke verbetering van de reistijden op het MIVB-net vastgesteld. Dit toont aan dat het mogelijk is om met de huidige inzet van mensen en rollend materieel, en met een aanzienlijke vermindering van het verkeer, meer openbaar vervoer aan te bieden.
Ten slotte heeft de “blijf in uw kot”-tijd de vinger gelegd op de schandalige sociale ongelijkheid op het gebied van huisvesting. De situatie in de stadscentra is bekend: de kwaliteit van de huisvesting is daar vaak lager dan in de buitenwijken. Steden hebben gemiddeld ook een armere bevolking. Aan de vraag naar sociale woningen wordt niet voldaan. In Brussel staan 43.000 gezinnen op de wachtlijst. Dit zijn ongeveer 90.000 mensen. Een derde van de Brusselaars, meer dan 300.000 mensen, leeft ook in armoede. Voor deze Brusselaars is het “blijf in uw kot” een nachtmerrie.
De huidige situatie moet ons geleerd hebben dat “business as usual” geen optie is.
Deze enkele vaststellingen leiden er ons toe te pleiten om vooral een goede weg in te slaan. Terugkeren naar “normaal” is niet de juiste richting. Net als de stad Barcelona, die onlangs een groot “Wederopbouwpact voor de burgers” heeft gelanceerd, zou de Brusselse regering haar leiderschap moeten tonen door een transversaal stedelijk herstelplan op te stellen. Er worden al maatregelen genomen op verschillende vlakken, op fiscaal en economisch niveau, op het gebied van de tactische stadsplanning. Het is tijd om na te denken over de lange termijn, en niet alleen over reactief management.
Dit stedelijk herstelplan hoeft geen nieuwe maatregelen te bevatten. Het volstaat om voorrang te geven aan beleidsbeslissingen die al genomen zijn in verschillende documenten zoals het DGOP (strategisch stadsontwikkelingsplan voor het Gewest), het Good Move-plan (mobiliteit), BeCircular (circulaire economieplan), de Alliantie wonen (huisvesting), enz. Dit plan moet ook maatregelen bevatten om de uitvoering van de projecten te versnellen.
We stellen in dit stadium vijf principes voor als raamwerk:
– Intensivering van de lokale stadsplanning: de stad denken, voorzieningen en winkels, vanaf het buurtniveau, met een toegankelijkheid op wandel- of fietsafstand. De wandelstad maken. Een duurzaam ontwikkelingsplan per wijk.
– Het herverdelen van de openbare ruimte, zodat deze niet langer wordt gedomineerd door de auto: de afsluiting van straten voor het autoverkeer moet op de lange termijn worden gedacht. De luchtkwaliteit in de stad is nog nooit zo goed geweest als nu. Het openbaar vervoer heeft nog nooit zo goed gecirculeerd als nu. Wie wil er nu terug naar de vorige situatie?
– Verhoging van de kwaliteit en de kwantiteit van de huisvesting: de productie van volkshuisvesting is een absolute prioriteit, vooral om de nog steeds bestaande slechte behuizing uit deze 21ste eeuw te bannen. Financiële middelen zijn beschikbaar, maar projecten zijn vaak geblokkeerd. De kwaliteit op de private markt moet worden verbeterd. De installatie van een “intendant”, een regisseur belast met het deblokkeren van dossiers, zou nu een interessante optie zijn.
– Heropbouw van de stedelijke economie in een meer circulair metabolisme: Brussel in verschillende schalen denken, van het lokale naar het regionale, het grootstedelijke en het internationale. Prioriteit geven aan coalities tussen lokale handelsnetwerken, diensten, voorzieningen en geëngageerde burgers. Voorwaarden stellen aan economische hulp tegen kapitaalsvlucht en belastingontduiking. Geef energie-, voedsel- of recyclagecoöperaties een kans.
– De Brusselse bevolking mobiliseren vanuit de solidariteitsdiscipline gegroeid in de coronatijd, door een perspectief te geven op het samenleven, op een zeer diverse maar verenigde stad, met projecten voor onderwijs, cultuur en kunst, met fierheid voor deze stedelijkheid, een voorloper in heel Europa. Het onderhouden van de netwerken en het applaus voor de collectieve zorg door in de gemeenschappelijke verbeelding een zeker patriottisme voor deze stedelijke manier van leven te cultiveren.
Aan de politieke wereld nu om deze kans te grijpen. De huidige situatie laat toe een stad van morgen te bedenken en te ontwerpen, niet totaal anders, maar zichtbaar geëvolueerd op basis van de lessen uit deze harde beproeving. De huidige situatie moet ons geleerd hebben dat “business as usual” geen optie is. Het volstaat niet langer om gewoon te reageren, de weg moet worden getoond. Ons allen mobiliseren om samen te werken aan deze wederopbouw.
Eric Corijn is hoogleraar aan de VUB (Cosmopolis).
Benoit Moritz is hoogleraar aan de ULB (La Cambre-Horta).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier