Hendrik Vuye & Veerle Wouters
‘Confederalisme en de N-VA? De bocht wordt voorbereid’
Wordt ‘subregio’ het nieuwe staatsrechtelijke toverwoord? De ballonnetjes gelost door Alexander De Croo en Johan Vande Lanotte zijn formules van ‘la Belgique de papa‘, stellen Veerle Wouters en Hendrik Vuye.
De staat hervormen, zonder staatshervorming, dat ligt blijkbaar op de onderhandelingstafel. Federaal vicepremier Alexander De Croo (Open VLD) lost het ballonnetje in De Ochtend op 7 oktober. Hij wil ‘vanuit de federale regering maatregelen nemen die ervoor zorgen dat er meer maatwerk kan zijn, want de problematiek in West-Vlaanderen is anders dan in de provincie Luik. Maar de problematiek in West-Vlaanderen, is ook anders dan diegene die je in de binnenstad van Antwerpen hebt vandaag’.
De Croo heeft het hier over het beleidsdomein werk. Dezelfde dag bevestigt gewezen informateur Johan Vande Lanotte (SP.A) in Terzake dat hij samen met informateur Didier Reynders (MR) voorstellen heeft voorgelegd aan de paars-gele partijen om het beleid dichter bij de ‘subregio’ te brengen. Hij verwijst naar de beleidsdomeinen arbeid en gezondheidszorg. Het nieuwe toverwoord is dus ‘subregio’, de nieuwe slogan ‘maatwerk’.
Toeval of niet, maar gewezen Kamervoorzitter Siegfried Bracke (N-VA) kondigt in een opiniestuk op Doorbraak.be aan dat hij het woord ‘confederalisme’ schrapt, de ‘confederalistische gedachte’ blijft hem wel dierbaar. Minister Ben Weyts (N-VA) verheugt zich dan weer in Terzake over ‘een toenadering’ tussen PS en N-VA.
We willen Siegfried Bracke geen woorden in de mond leggen, maar het zou ons niet echt verwonderen mochten de subregio’s van De Croo en Vande Lanotte binnen enige tijd aan de kiezer verkocht worden als een onderdeel van de ‘confederalistische gedachte’. Dat er een bocht in voorbereiding is, dat is wel duidelijk. En een bocht, dat is het.
Confederalisme en de N-VA? Er is een bocht in voorbereiding.
Een kotje te veel
In de institutionele koterij die België geworden is, geldt blijkbaar het motto: er is nooit een kotje te veel. Naast gewesten en gemeenschappen hebben we blijkbaar nog nood aan subregio’s. Dit is natuurlijk geen staatshervorming, maar wel een decentralisatie binnen de federale instellingen. En vermits toeval niet bestaat in deze wereld, het doctoraal proefschrift van Johan Vande Lanotte handelt over: ‘De noodzakelijke decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context’ (1986).
De plannen zoals we ze nu kennen blijven vaag, heel vaag zelfs. Juridisch-technisch kan deze piste vele vormen aannemen. Het kan gaan over een decentralisatie in de strikte zin, waarbij de federale overheid bevoegdheden toewijst aan autonome organen (subregio’s), die aan het administratief toezicht van de federale overheid onderworpen blijven. Het kan ook gaan over een deconcentratie, waarbij de federale overheid bevoegdheden toewijst aan organen die volledig aan het hiërarchisch gezag van de federale overheid onderworpen blijven.
Wie goed luistert naar wat Alexander De Croo vertelt, begrijpt dat hij een rol ziet weggelegd voor provincies en grote steden. Hij verwijst immers naar de provincies West-Vlaanderen en Luik, evenals naar de stad Antwerpen. Dit laatste zou wel eens als muziek in de oren kunnen klinken van Antwerps burgemeester Bart De Wever, toevallig ook federaal onderhandelaar voor N-VA. In de vorige legislatuur heeft hij, ter gelegenheid van de hervorming van de provincies, gepoogd zijn stad ‘provincievrij’ te maken, zodat de stad Antwerpen de provinciale bevoegdheden zelf uitoefent. De Raad van State heeft echter een stokje gestoken voor deze plannen. De gedachte dat Antwerpen als ‘subregio’ maatwerk kan leveren in bepaalde domeinen, zoals arbeid en gezondheidszorg, sluit aan bij deze piste. Dat de confederalisme-wensen van voorzitter De Wever even moeten wijken voor de Antwerpen-wensen van burgemeester De Wever, zal alvast geen insider verwonderen.
Dat dergelijke decentralisatie evenwel niets met federalisme of confederalisme te maken heeft, zal iedereen wel begrijpen. Overigens, decentralisatie gebeurde ook al in het oude ‘Belgique de papa‘, bijvoorbeeld territoriale decentralisatie naar provincies en gemeenten. Zo was het al in 1830-’31.
Dat de confederalisme-wensen van voorzitter De Wever even moeten wijken voor de Antwerpen-wensen van burgemeester De Wever, zal alvast geen insider verwonderen.
Decentralisatie is geen voorlopige defederalisering
Het kan ook anders. De overdracht van bevoegdheden van de federale overheid naar de deelstaten veronderstelt een bijzondere wet, dit is een wet gestemd met een meerderheid van twee derden in Kamer en Senaat. Bovendien moet er nog een gewone meerderheid zijn in de Nederlandse en de Franse taalgroep. Deze lat ligt wel heel hoog en het ziet er niet naar uit dat een nieuwe regering over deze lat kan springen.
Toch kan men hier een mouw aan passen. Men heeft in het verleden meermaals de techniek gebruikt van de ‘voorlopige defederalisering’, zoals we hebben beschreven in ons Grendelboek. We hernemen hier het meest tot de verbeelding sprekende voorbeeld, voor andere voorbeelden verwijzen we naar ons boek.
De nationale economische sectoren zijn het communautaire dossier bij uitstek van het begin van de jaren 80 van vorige eeuw. Dit zijn: steenkoolmijnen, scheepsbouw en scheepsherstelling, glasverpakking, textiel en staal. Beslissingen over deze sectoren worden na de staatshervorming van 1980 nog steeds genomen door de federale overheid, weliswaar op advies van de gewestregeringen.
Het Waalse staaldossier ligt gevoelig. ‘Geen Vlaams geld meer voor het Waalse staal’, is de slogan van de Vlaamse Beweging. Op 24 juni 1981 dient kamerlid Luc Van den Brande (CVP) zijn wetsvoorstel in tot splitsing van de nationale sectoren. Dit dossier leidt in 1981 zelfs tot de val van de regering-Eyskens.
Wat waren Martens en Dehaene toch inventief, zeker in vergelijking met de huidige generatie politici.
Hoe heeft de regering-Martens V (1981-’85) dit dan opgelost? Het stemmen van het wetsvoorstel-Van den Brande is niet mogelijk, daar dit een bijzondere meerderheid vereist die er niet is. De regering beslist dan maar om gewestelijke ministeriële comités op te richten binnen de nationale regering. De oplossing is, naar de woorden van minister van Economische Zaken Mark Eyskens (CD&V), een voorbeeld van ‘communautaire spitstechnologie’.
Binnen de nationale regering komt er een ministerieel comité voor de nationale sectoren in het Vlaamse Gewest en een ministerieel comité voor de nationale sectoren in het Waalse Gewest. Dit gebeurt bij Koninklijk Besluit. Bij (gewone) wet worden twee vennootschappen opgericht, elk bevoegd voor een gewest. De financiële middelen komen voort uit de in het gewest geïnde successierechten. Zo kan, per gewest, een afzonderlijk beleid worden gevoerd, met eigen geld. ‘Désormais, ce sont les morts wallons qui payent pour la sidérurgie wallonne!‘, schrijft Wetstraat-journalist André Mean.
Een voorlopige defederalisering kan vaak een oplossing bieden. Het dossier van de nationale economische sectoren, leert dat dit zelfs kan gekoppeld worden aan een financiering per gewest. Zo bekomt men defederalisering en tegelijk responsabilisering. Een voorlopige defederalisering is in het verleden altijd de voorbode geweest van een latere definitieve defederalisering. Zo worden de nationale economische sectoren bij de derde staatshervorming (1988-’89) daadwerkelijk geregionaliseerd.
Deze creatieve techniek kan men op vele dossiers toepassen. Zo kan men bijvoorbeeld de communautaire knoop van de Riziv-nummers ontwarren: voorlopige defederalisering en responsabilisering. Wat waren Martens en Dehaene toch inventief, zeker in vergelijking met de huidige generatie politici. Nu herhalen ze steevast het riedeltje dat een staatshervorming een meerderheid van twee derden vereist of ze komen niet verder dan maatwerk binnen de ‘Belgique de papa‘. Het kan echt anders.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier