‘Terwijl u voor bedrijven secuur de exit voorbereidt, dreigen een paar duizend kunstenaars nog maanden thuis te zitten zonder inkomsten of vervangingsinkomen’, schrijven Kobe Matthys en Wouter Hillaert aan minister van Werk Nathalie Muylle.
Geachte mevrouw Muylle,
Beste minister,
Als federaal minister van Werk en Economie bent u ook bevoegd voor Armoedebestrijding en Gelijke Kansen. Dat treft. Terwijl u voor bedrijven secuur de exit voorbereidt, dreigen een paar duizend kunstenaars nog maanden thuis te zitten zonder inkomsten of vervangingsinkomen. Kan u dringend ook voor hen een rechtmatige steunregeling treffen? Of duwen we ze in de armoede?
Uit deze coronacrisis kunnen we nu al een aantal lessen trekken. Bijvoorbeeld dat onze sociale zekerheid in België, ook al werd er de jongste jaren steeds meer aan gemorreld, nog altijd een solide basis vormt tegen plotse noodtoestanden als deze. Zo kon ook u, mevrouw Muylle, snel en doortastend terugvallen op enkele algemene steunmaatregelen (zoals tijdelijke werkloosheid) om de financiële bominslag van dit virus zoveel mogelijk te beperken. In veel andere landen oogt de schade veel groter. Hier zouden we ook voor onze sociale zekerheid witte lakens moeten buitenhangen.
Beste minister Muylle, duwen we duizenden kunstenaars in armoede?
Maar wat corona evenzeer leert, is dat de gestage flexibilisering van onze arbeidsmarkt ook enkele nare bijwerkingen heeft voor die sociale bescherming. Kijk naar de cultuursector. Contracten voor korte opdrachten worden soms pas op de dag zelf getekend. Of er wordt, op basis van Artikel 1bis van de RSZ-wetgeving, helemaal geen klassiek arbeidscontract gesloten. Vandaag werkt zowat één op de drie kunstenaars vaak of enkel via ‘sociale bureaus voor kunstenaars’ (SBK’s als Amplo, Smart, Tentoo), soms in combinatie met een vaste deeltijdse job of andere statuten als zelfstandige in bijberoep.
Het is precies door die wirwar van statuten, onzeker flexwerk en losse eindjes dat uw doortastende lineaire steunregelingen nog heel wat gaten laten in de sector die bijna als eerste op slot ging en wellicht als laatste weer de deuren zal mogen openen. Hoe flexibeler je werkt, hoe groter de kans dat je door de huidige steun juist niet gesteund wordt.
Die wirwar, mevrouw Muylle, is geen speciaaldoenerij van ‘weer die artiesten’. Tijdelijke opdrachten zijn nu eenmaal eigen aan de kunsten. Ook is dit het resultaat van structurele onderfinanciering en intussen al tien jaar besparingen op cultuur en andere ‘zachte’ sectoren. Onderzoek na onderzoek bewijst: samen met de flexibilisering stijgt ook de precarisering. Vraag maar na, wat de gemiddelde popmuzikant vandaag verdient aan een optreden na veelal gratis repetities. Of wat een beeldend kunstenaar krijgt voor een expo in een gesubsidieerd museum. Niet zelden is het zo weinig dat, na aftrek van de eigen investering in materiaal en onbezoldigde voorbereiding, kunst maken neerkomt op een nuloperatie.
Voor 10% à 15% van alle kunstwerkers betekent de crisis vandaag écht nul inkomen. Niets, nada. Kan u zich dat even voorstellen, mevrouw Muylle? Deze 3.000 tot 4.000 cultuurwerkers zagen niet alleen zowat al hun opdrachten in rook opgaan tot al zeker eind augustus. Nog veel onrustwekkender is dat ze ook nog altijd niet opgevist zijn door de reddingsboeien die u en andere ministers aan alle reikende handen hebben toegeworpen.
Recent afgestudeerde filmmakers die nog geen recht hebben op werkloosheid, beeldend kunstenaars die sowieso amper kans maken op de speciale werkloosheidsregeling van het ‘kunstenaarsstatuut’, buitenlandse professionals die recent naar ons land verhuisden: allemaal vissen ze achter het vangnet van onze gevierde sociale zekerheid. En dat wellicht nog voor een paar maanden. Hun getuigenissen klinken allesbehalve als redeloos geweeklaag. Financieel overleven is geen detail.
Ze krijgen het thuis niet uitgelegd: omdat hun korte contracten nog niet allang op voorhand getekend waren op de dag van de lockdown, of omdat ze door hun opdrachtgevers ‘verbroken’ werden in plaats van ‘geschorst’, neemt de RVA hen niet in rekening voor tijdelijke werkloosheid. Nochtans hebben ze wel altijd sociaal bijgedragen en meebetaald aan de pot. Altijd hebben ze zich solidair getoond met anderen, maar nu worden ze zelf niet geholpen. Ruikt dat niet naar uitsluiting? Hoe denkt onze minister van Gelijke Kansen daarover?
Met mails of programmabrochures zou deze vergeten groep makkelijk kunnen bewijzen dat hun korte opdrachten wel degelijk gepland waren. Maar om het administratief eenvoudig te houden, zou u ook alle cultuurwerkers met nog niet-getekende korte contracten kunnen tegemoetkomen op basis van prestaties in het verleden. Daarom dit voorstel: verruim het huidige recht op tijdelijke werkloosheid voor al wie de jongste 21 maanden 104 dagen gewerkt heeft of bijdroeg voor een bruto loon van 6.500 euro.
Grijpt u niet snel in, dan drijft u een paar duizend creatievelingen naar het OCMW, waar nu al te weinig budget is om de echt kwetsbaren een minimaal leefloon te bieden. Een straf staaltje armoedebestrijding zou dat niet zijn. Ook de koopkracht voor onze economie, uw andere domein naast Werk, zou eronder lijden. Doet u niets, dan dreigen heel wat kunstenaars hun rug te keren naar de sociale zekerheid en in zwartwerk te belanden.
Mervrouw Muylle, corona daagt vandaag zoveel mensen uit om hun job te overstijgen en mensenlevens te redden. Ook politici. Met één eenvoudige beslissing kan u voor velen een heel groot verschil maken.
Kobe Matthys is kunstenaar en lid van State of the Arts, Wouter Hillaert is cultuurjournalist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier