Begrotingsexpert Wim Moesen waarschuwt voor een ondoordacht bezuinigingsbeleid

Wim Moesen: 'Er zullen vreemde eieren onder de coronakip worden gelegd.' © DIETER TELEMANS
Ewald Pironet
Ewald Pironet Senior writer

Nu het coronavirus vermoeid raakt, krijgen de economische en budgettaire gevolgen meer aandacht. ‘Laten we hopen dat de rente laag blijft en we opnieuw kunnen aanknopen bij de economische groei’, zegt begrotingsexpert Wim Moesen, die erg veel van België én Europa verwacht.

In normale tijden hadden de kranten de afgelopen weken vol gestaan met berichten over de begrotingscontrole en het bijbehorende politieke getouwtrek. Maar door de coronacrisis hebben we wel wat anders aan ons hoofd. Dat neemt niet weg dat deze pandemie zwaar zal wegen op de overheidsfinanciën, wellicht voor langere tijd. Wij trokken met een rist vragen naar de Leuvense begrotingsexpert Wim Moesen: hoe staan we er budgettair voor? Wat moet België doen? Wat moet Europa doen? En hoe overleven we de coronacrisis financieel-economisch?

‘Tegen eind april moeten we bij Europa ons stabiliteitsprogramma indienen’, zegt Moesen. ‘Daarin moeten we aangeven hoe we onze begroting op middellange termijn gaan stabiliseren, en er dus voor zorgen dat ze niet ontspoort. Daarnaast moeten we ook nog het nationaal hervormingsprogramma publiceren. Dat kijkt ook naar de arbeidsmarkt, de in- en uitvoer enzovoorts. Ik neem aan dat onze ambtenaren nu heel druk werken aan die twee documenten.’

In mei volgt dan het oordeel van de Europese Commissie?

Wim Moesen: Ja, ze komt dan met haar specifieke aanbevelingen voor elke lidstaat, over hoe de werkgelegenheid en de groei moeten worden gestimuleerd met behoud van gezonde overheidsfinanciën. Dat is meteen een belangrijke evaluatie van het budgettaire beleid. Het zal een eerste belangrijke indicator zijn van hoe Europa concreet zal omgaan met de economische en budgettaire gevolgen van de coronacrisis.

De Commissie zal zich mild opstellen, heeft ze al te kennen gegeven.

Moesen: Het verdrag over de werking van de Europese Unie bevat een artikel over calamiteiten. Als zich iets voordoet waar de overheid geen vat op heeft, een ongewone gebeurtenis zoals een overstroming, aardbeving of pandemie, mag je volgens dat artikel van de normale doelstellingen afwijken. Op 13 maart heeft Europa gezegd dat dit met de coronacrisis mag. België en de andere lidstaten mogen dus afwijken van wat ze eerder in hun stabiliteits- en nationaal hervormingsprogramma hebben voorgesteld. Europa zal de plannen welwillend bekijken. Dat is belangrijk, want in het verleden is België al een paar keer door de Commissie op de vingers getikt en veroordeeld vanwege zijn begrotingsbeleid. We zullen zien hoe mild Europa nu is.

De Nationale Bank en het Planbureau gaan ervan uit dat de mensen de uitgaven die ze tijdens de lockdown niet hebben gedaan snel zullen inhalen.

Zullen sommige lidstaten niet in de verleiding komen om heel wat tekorten toe te schrijven aan de coronacrisis?

Moesen: Er zullen inderdaad vreemde eieren onder de coronakip worden gelegd, in de hoop dat die ze zal uitbroeden. Daarom doet België er verstandig aan om alle extra uitgaven door de coronacrisis, zoals de tijdelijke werkloosheid, goed in de begroting aan te duiden. Net als de extra daling van de ontvangsten, want door de terugval van de economie ontvangt de overheid minder btw, persoonlijke inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting enzovoorts. Europa zal ongetwijfeld nagaan of die het gevolg zijn van de coronacrisis, dan wel van ondermaats management van de openbare financiën. Het komt er dus op aan daar heel duidelijk over te zijn in de budgettaire boekhouding.

Hoe staan onze openbare financiën er dit jaar voor?

Moesen: Ik kijk altijd naar de cijfers van de Nationale Bank en het Planbureau, want daar zit de grootste expertise. Ze zien het reële bbp (bruto binnenlands product, alles wat we aan goederen en diensten vervaardigen) dalen met 8 procent. Terwijl er voor de pandemie gerekend werd op een begrotingstekort rond 3 procent van het bbp, zal dat nu oplopen tot 7,5 procent.

Wat betekent dat voor de schuldgraad van België?

Moesen: Nu wordt het echt interessant, want de schuldgraad zegt iets over de draagbaarheid van onze schuld. De schuldgraad is de verhouding tussen de totale overheidsschuld en het bbp. Het is een breuk, met in de teller alle schulden van de federale overheid, sociale zekerheid, regio’s, steden en gemeenten enzoverder, waarin de federale overheidsschuld het zwaarst weegt. En dat deel je dan door het bbp, alles wat wordt geproduceerd.

En waar komen we dit jaar uit?

Moesen: Vorig jaar bedroeg onze overheidsschuld 99,6 procent van het bbp. Tel daar het voorziene tekort van 7,5 procent dit jaar bij en je komt uit op afgerond 107 procent. Dat is dus de teller, maar we moeten ook kijken naar de noemer, het bbp. Het bbp zal dit jaar 8 procent krimpen, dat wordt dus 92 procent. Deel die 107 door 92 en dan bedraagt onze schuldgraad dit jaar afgerond 115 procent van het bbp. Het is dus héél belangrijk dat je zowel naar de overheidsschuld als naar het bbp kijkt, want anders mis je de clou. Mag ik even een gedachteoefening doen om dat te illustreren?

Ga uw gang.

Moesen: Stel dat we het tekort niet willen laten oplopen en dat dus op 3 procent houden. Dat betekent dat de schuld niet 107 procent zou zijn, maar 103 procent. Staan we er dan beter voor? Daarvoor moet je het bbp erbij betrekken. Aangezien we het tekort op 3 procent wensten te houden, deed de overheid niets in de strijd tegen corona, geen extra uitgave voor tijdelijke werkloosheid bijvoorbeeld waarmee mensen 60 tot 70 procent van hun loon behouden. Dat zou betekenen dat heel wat mensen geen inkomen hebben en dus bijna niet meer kunnen consumeren. Dan krijg je een grotere terugval van de economie. Ik weet niet hoe groot die krimp dan zou zijn, maar neem het dubbele van nu, dus 15 procent. Dan komen we uit op 85 procent bbp. En wat is dan onze schuldgraad?

U maakt het wel spannend, professor.

Moesen:(lacht) De schuldgraad is dan 103 gedeeld door 85 en dus 121 procent. Met andere woorden, het tekort is wel kleiner, maar de schuldgraad ligt véél hoger omdat uw reële economie, het weefsel van uw bedrijfsleven, gekrompen is. Dan komen we er dus veel slechter uit: de overheid deed niets aan de bestrijding van corona, de economie leed daaronder en de vertrekpositie in 2021 is veel slechter, want je moet van veel dieper vertrekken.

Een kleiner tekort wil nog niet zeggen dat we er beter voorstaan?

Moesen: Voilà. Pas op, dat is een les die we allemaal recent hebben geleerd. Met de bankencrisis in 2008-2009 zijn alle landen gaan lenen om de banken te redden. Daardoor nam de schuldgraad in de hele Europese Unie toe met ongeveer 10 procent van het bbp. Toen is men beginnen te panikeren, vooral onder impuls van Duitsland, en werd overal gepredikt dat een begroting niet in het rood mag afsluiten, de Schwarze Null was belangrijk. Dus voerden alle EU-landen een versoberingsbeleid. Het gevolg? De reële economie groeide met 0,25 procent per jaar, in plaats van de gebruikelijke 1,5 tot 2 procent. Europa heeft toen een grote fout gemaakt, de Europese economie stagneerde omdat alle overheden op hetzelfde moment gingen bezuinigen.

Wim Moesen: 'Een milde inflatie is voor de economie als fietsen met wat wind in de rug. Hyperinflatie is wat anders, dan waai je in de gracht.'
Wim Moesen: ‘Een milde inflatie is voor de economie als fietsen met wat wind in de rug. Hyperinflatie is wat anders, dan waai je in de gracht.’© DIETER TELEMANS

En niemand die zag aankomen dat we zo de economie zouden fnuiken?

Moesen: De economen gaan niet vrijuit. Er zat een bepaalde ideologie achter. De Berlijnse Muur was in 1989 gevallen en dat leidde tot euforie: de planeconomie van de communisten was verloren, de vrijemarkteconomie had gezegevierd. Macro-economen steunden bijna allemaal de Barro-Ricardo-theorie, vernoemd naar Robert Barro en David Ricardo. Volgens hen had een stimuleringspolitiek van de overheid geen effect op het bbp. Want als je dat doet, zeiden ze, gaat het begrotingstekort toenemen en moet de overheid meer lenen. Maar de burgers en de ondernemingen weten dat de rekening vroeg of laat wel komt en zullen dus meer sparen en minder consumeren. Het gevolg is, aldus nog hun theorie, dat de economie niet groeit.

Die theorie was dus fout?

Moesen: Ja, de Franse topeconoom van het IMF, Olivier Blanchard, wees er in 2013 op dat er een logische fout zit in de redenering van Barro-Ricardo. Want als heel Europa in blok bespaart, gaat de economie achteruit en loop je die normale groei mis. België, dat voor een stuk leeft van uitvoer, heeft dat aan den lijve ondervonden, net als andere landen. Nee, overheidsinvesteringen zijn heel belangrijk, ze hebben een multiplicatoreffect. Als de overheid investeert in een autoweg of sporthal verdienen heel wat mensen daar geld mee, van de architect over de metselaar tot de elektricien, en die geven hun inkomen weer uit bij de bakker, de slager enzovoorts. Het effect op het bbp is dus een veelvoud van de oorspronkelijke impuls. De fout om allemaal samen een drastisch soberheidsbeleid te voeren zal Europa wel niet meer maken.

Wat gebeurt er volgend jaar, in 2021, denkt u?

Moesen: Laten we hopen dat de coronacrisis eenmalig is en dat we volgend jaar niet nog eens een krimp van 7,5 procent kennen. De Nationale Bank en het Planbureau zijn vrij optimistisch. Zij denken dat de economie met 8,5 procent kan stijgen, wat zou betekenen dat we in één jaar de terugval van dit jaar wegwerken.

Het IMF is wat voorzichtiger?

Moesen: Dat ziet onze economie volgend jaar met 5 tot 6 procent groeien. Dat is dus iets minder dan de Nationale Bank en het Planbureau, die ervan uitgaan dat de mensen de uitgaven die ze tijdens de lockdown niet hebben gedaan snel zullen inhalen. Maar voor sommige uitgaven kan dat niet. Als Rock Werchter niet plaatsvindt, dan vindt dat niet plaats en kun je dat niet meer inhalen.

Wat kan België nu doen?

Moesen: Budgettair goed de uitgaven in de gaten houden. Als de extra uitgaven en daling van de ontvangsten inderdaad inderdaad eenmalig zijn, zal ons tekort volgend jaar terugvallen naar zo’n 4 procent. Onze schuld wordt dan 107 procent van dit jaar plus 4 procent, dus 111 procent. Als ons bbp inderdaad toeneemt met 8,5 procent, zoals de Nationale Bank en het Planbureau voorspellen, zitten we opnieuw op 100 procent. Dan daalt onze schuldgraad in 2021 van 115 naar 111 procent.

Hoe moet die schuldgraad verder worden afgebouwd?

Moesen: Uiterst belangrijk is dat de economie sneller groeit dan de rente op de overheidsschuld, want dan wordt de schuldgraad automatisch kleiner. Ik zal het uitleggen: herinnert u zich nog de rentesneeuwbal? Tussen 1982 en 1992 daalde ons tekort van 14,5 naar 7,5 procent, maar de schuld steeg van 92 naar 135 procent. Dat is het akeligste wat een beleid kan overkomen: je vermindert het tekort en toch stijgt de schuldgraad. Hoe kwam dat? Door de rentesneeuwbal: we moesten gaan lenen om de rente op de lening te kunnen betalen. Dat was een molensteen rond onze nek. Maar nu kunnen we profiteren van de omgekeerde rentesneeuwbal.

We zagen al dat de supermarkten de voorbije weken hun prijzen hebben opgedreven, dat is goed voor de nominale groei.

De omgekeerde rentesneeuwbal is nu onze reddingsboei omdat de rente lager ligt dan de economische groei?

Moesen: Precies. In een normaal jaar mag je rekenen op 1,5 procent reële groei plus nog eens 1,5 procent aan prijsstijgingen. Samen is dat 3 procent nominale groei. De rente is nu zeer laag, België kan nu geld lenen aan minder dan 0,20 procent. Maar we hebben nog wat oudere leningen lopen tegen een hoger tarief, zodat onze gemiddelde rentelast 1,8 procent bedraagt. Die 1,8 procent gemiddelde rente is kleiner dan de 3 procent groei. We hebben dan een omgekeerde rentesneeuwbal en de schuldgraad vermindert automatisch.

We moeten dus hopen dat de rente nog lange tijd laag blijft en dat de groei weer op 3 procent zal uitkomen?

Moesen: Inderdaad. De gemiddelde rentevoet zal tegen 2025 dalen tot 1,4 procent, omdat een aantal duurdere leningen vervallen. Daar zitten we relatief goed. Maar wat met de nominale groei? Kijken we eerst naar de prijsstijgingen: de verwachting is dat de inflatie zal stijgen. We zagen al dat de supermarkten de voorbije weken hun prijzen hebben opgedreven, dat is goed voor de nominale groei. Een milde inflatie is voor de economie als fietsen met wat wind in de rug. Hyperinflatie is wat anders, dan waai je in de gracht.

Maar hoe krijgen we de reële groei omhoog?

Moesen: De econoom John Maynard Keynes heeft het in de jaren dertig al gezegd: in abnormale omstandigheden moet je vanuit de overheid extra impulsen geven voor economische groei.

Kunt u daar wat concreter over zijn?

Moesen: Veel economen pleiten voor een European Recovery Fund, een soort Marshallplan, een fonds om het herstel van de economie na de coronacrisis te financieren. Het geld daarvoor zou door Europa op de markt geleend worden via eurobonds, obligaties die alle lidstaten samen uitgeven. Daar is in sommige rijkere landen verzet tegen, maar ik ben voorstander, want dat geld kan in twee zaken geïnvesteerd worden. Ten eerste in onze infrastructuur. Door het versoberingsbeleid is die de voorbije jaren in heel Europa sterk verwaarloosd. Een inhaalbeweging is noodzakelijk. Ten tweede kan dat geld gebruikt worden voor de energietransitie. Herinner u dat Commissievoorzitter Ursula von der Leyen voor de coronacrisis al een groot plan presenteerde om van fossiele brandstoffen over te stappen naar duurzame energiebronnen. Dat kan dan worden uitgerold. Als we in beide domeinen investeren, kan dat een flinke duw geven aan de economische groei.

Doet de Europese Unie wel voldoende?

Moesen: Tot nu toe trad de Europese Commissie vooral defensief op, door te zeggen dat ze de budgettaire plannen mild zal beoordelen en door toe te staan dat de overheden bedrijven in moeilijkheden steunen, wat normaal als concurrentievervalsing wordt gezien en verboden is. Twee weken geleden kwam de Commissie ook met offensieve plannen. Ze maakt in totaal 540 miljard euro vrij om de coronacalamiteit te bestrijden, bijvoorbeeld om op Europees vlak tijdelijke werkloosheid te financieren, makkelijker leningen te verstrekken aan bedrijven in moeilijkheden en ook aan landen die in de problemen zitten. Dat oogt indrukwekkend, maar het gros van die maatregelen moet nog worden uitgevoerd.

Doet de Belgische overheid voldoende?

Moesen: Door de speling van het lot kreeg de regering-Wilmès de stuurknuppel in handen. Er wordt, bij afwezigheid van een gelauwerd leiderschap, ietwat onwennig en aarzelend geregeerd. Dat gemis wordt wel vaker vastgesteld bij de Belgische beleidsmakers. Vandaar dat buitenlanders ons graag typeren als experts de la navigation à vue, wij varen vaak op zicht. Meer dan ooit zouden we nu de gouden financieringsregel moeten volgen: je mag niet lenen voor lopende uitgaven, bijvoorbeeld om de lonen van de ambtenaren te betalen, wél voor investeringen, zoals in bruggen en wegen. Ik hoop dat we ons tekort volgend jaar naar 4 procent kunnen brengen. En voor overheidsinvesteringen mag je in het rood gaan, dat is een verantwoorde budgettaire tekortkoming. Dat besef moet er zijn. Maar het blijft een grote uitdaging voor Europa en voor onze politici.

Wim Moesen

– 1944: geboren in Hoeselt

– 1975: doctoreert in de economie aan de KU Leuven

– 1985-1987: adviseur van minister van Financiën Mark Eyskens

– 2006-2012: lid van de Hoge Raad van Financiën

– emeritus hoogleraar economie KU Leuven

Partner Content