Walter De Smedt

‘Als Theo Francken enkel aan christenen visa wou geven, valt dat onder de toepassing van de antiracismewet’

Walter De Smedt Strafrechter op rust, enige Belg die ooit zowel lid was van het Comité P als het Comité I

‘Dat Francken als staatssecretaris voor de toekenning van visa een discretionaire bevoegdheid had, en hij deze dus persoonlijk kon beoordelen, liet hem echter niet toe om een discriminerend beleid te voeren. Integendeel, het maakt het zelfs nog zwaarwichtiger’, meent Walter De Smedt.

Woensdag publiceerde Knack een interview met Maggie De Block (Open VLD). De ontslagnemende minister, onder meer bevoegd voor asiel en migratie, doet in het interview enkele krasse uitspraken over haar voorganger Theo Francken (N-VA) en diens beleid. De titel trekt al meteen de aandacht: ‘Theo Francken wilde geen moslims helpen.’

Als Theo Francken enkel aan christenen visa wou geven, valt dat onder de toepassing van de antiracismewet.

Maar ook: ‘Wie maar vijftig asielzoekers binnenlaat terwijl er elke dag tachtig of wel honderd voor de deur staan, maakt er bewust een struggle for life van’, en ‘Dat de selectie voor de latere acties vanuit het kabinet werd gestuurd, en dat de kandidaten voor humanitaire visa aangebracht werden door meerdere tussenpersonen – we zitten nu al aan zeven -, dat is toch niet normaal?’

En dan is er de uitspraak die je tweemaal moet lezen: ‘Voor Theo Francken was de VN inhoudelijk een probleem. Hij wilde alleen humanitaire visa verstrekken aan christenen uit het Midden-Oosten. Voor de VN telt niet alleen of iemand al dan niet christen is. Iemands geloof is, terecht, géén criterium voor kwetsbaarheid.’ Als je de uitspraken van de huidige minister in het wettelijk kader plaatst, je er een juridische vertaling aan geeft, zijn het geen kleine dingen.

Elke dag tachtig of wel honderd asielzoekers bewust aan de deur laten staan? Dat is onderdak weigeren, en België is net als vele andere landen verplicht om asielzoekers tijdens hun asielprocedure onderdak te bieden. Net om die reden werd het OCMW te Brussel door de arbeidsrechtbank veroordeeld. Het OCMW had de asielzoekers moeten opvangen, en daarom werd geoordeeld dat het voor de periode waarin het dat weigerde, dwangsommen verschuldigd is. In het kort geding wordt Fedasil bovendien veroordeeld tot de opvang van de asielzoekers en de illegale families met minderjarige kinderen, op straffe van een dwangsom van 250 euro per persoon per dag.

‘Het parket zal moeten uitmaken in hoeverre het kabinet actief betrokken was bij de visafraude’, zei De Block ook in het interview. Het parket moet nu dus onderzoeken of leden van het kabinet mededader zijn van of medeplichtig zijn aan corruptie. Corruptie is trouwens niet enkel het bekomen van financiële vergoedingen. Het bekomen van een voordeel van welke aard ook valt hieronder. Voor de strafwet is het dus helemaal niet nodig dat er geldelijk voordeel uit gehaald werd. Ook het bekomen van stemmen door de medewerking aan het misbruik van humanitaire visa is een ongeoorloofd voordeel.

Racisme

‘Hij wilde alleen humanitaire visa verstrekken aan christenen uit het Midden-Oosten. Voor de VN telt niet alleen of iemand al dan niet christen is. Iemands geloof is, terecht, géén criterium voor kwetsbaarheid’, vervolgde De Block. Als je deze bewering toetst aan de vereisten van de antiracismewet wordt het helemaal benauwd. Die wet bepaalt duidelijk wat strafbaar is: ‘Elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur, die tot doel heeft of ten gevolge heeft of kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt tenietgedaan, aangetast of beperkt’.

De discretionaire bevoegdheid liet Francken niet toe om discriminerend beleid te voeren.

Indien het waar is dat de gewezen staatssecretaris enkel aan christenen een visum wilde geven, is dat een discriminatie op grond van het geloof en valt dat onder de toepassing van de antiracismewet. Dat Francken als staatssecretaris voor de toekenning van visa een discretionaire bevoegdheid had, en hij deze dus persoonlijk kon beoordelen, liet hem echter niet toe om een discriminerend beleid te voeren. Integendeel, het maakt het zelfs nog zwaarwichtiger.

Ook wie meewerkte komt in aanmerking voor de toepassing van de racismewet: ‘Behoren tot een groep of tot een vereniging die kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie bedrijft of verkondigt, dan wel aan zodanige groep of vereniging zijn medewerking verlenen, is voldoende. Deze daden op zich kunnen al leiden tot een gevangenisstraf van een maand tot een jaar of/en een geldboete van vijftig tot duizend euro. Als het om ambtenaren gaat, is de mogelijke straf nog zwaarder: een gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar.’

Wie kan nog optreden?

Het is tegenwoordig bovendien ook niet zo duidelijk wie kan optreden om dergelijke inbreuken op de racismewet aan de kaak te stellen: tot 17 augustus 2013 was UNIA, het voormalige centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, ook bevoegd voor de bestrijding van discriminatie op grond van levensbeschouwing. UNIA kon dus naar de rechtbank stappen wanneer een buitengerechtelijke oplossing niet mogelijk blijkt, de zaak een belangrijke maatschappelijke relevantie heeft (bijvoorbeeld om precedent te vestigen of de wetgeving verder te verduidelijken) of de feiten bijzonder ernstig zijn (bijvoorbeeld flagrante haatmisdrijven).

Maar UNIA werd door de wet van 17 augustus 2013 opgesplitst. De opdrachten migratie, mensenhandel en grondrechten van de vreemdelingen vallen niet langer onder de taken van het Interfederaal Centrum. Het zijn in wezen namelijk federale bevoegdheden. Om de continuïteit te garanderen, werd daarom gelijklopend een federaal ‘Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen mensenhandel’ opgericht. Met die aparte structuur was UNIA het niet eens: ‘Men kan niet ontkennen dat migratiekwesties vandaag almaar meer raken aan de bevoegdheden van gewesten en gemeenschappen. Het is dan ook bijzonder vreemd dat de gewesten en gemeenschappen dit louter aan het federale niveau en niet aan een interfederale instelling overlaten’, luidde het.

Het nieuwe federale centrum kreeg de naam MYRIA: sinds 15 maart 2014 vervult het als autonome openbare instelling in alle onafhankelijkheid drie complementaire wettelijke opdrachten. Waken over de grondrechten van vreemdelingen, informeren over de aard en de omvang van de migratiestromen, de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel stimuleren. Tegelijk met de opsplitsing werd de bevoegdheid die UNIA had om in rechte op te treden gewijzigd: ‘Binnen de grenzen van zijn opdrachten gedefinieerd in artikel 2, in alle rechtsgeschillen waartoe de toepassing van de volgende wetten aanleiding kan geven’.

Of het centrum naar de rechtbank kan stappen voor een discriminerend beleid op grond van levensbeschouwing is minder duidelijk.

Waarin ligt het verschil? Voor mensenhandel kan MYRIA wel optreden in rechtsgeschillen, maar daar is volgens de wettelijke definitie van mensenhandel het direct of indirect verkrijgen van een vermogensvoordeel, het verkrijgen van geld voor nodig. Of het centrum naar de rechtbank kan stappen voor een discriminerend beleid op grond van levensbeschouwing is echter minder duidelijk.

Op het einde van de rit maakt het weinig uit: het openbaar ministerie heeft hierin de volheid van bevoegdheid en heeft MYRIA strikt genomen niet nodig om een onderzoek op te starten. Maar ook daar zou een mouw aan gepast kunnen worden: om een parlementair te vervolgen is de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid nodig. De laatste maal dat het niet gebeurde, ging ook over mogelijke corruptie: de N-VA zorgde er in 2016 mee voor dat Alain Mathot (PS) niet vervolgd werd voor de corruptie bij de bouw van de verbrandingsoven Intradel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content