Dirk Holemans

‘Als energiemarkten niet rationeel zijn, wenken de alternatieven’

Dirk Holemans Coördinator Oikos en co-auteur ‘Omgroei’ en 'Voor wie willen we zorgen?' (EPO)

‘Een crisis laat zien hoe snel heilige huisjes kunnen verkruimelen’, schrijft Dirk Holemans van de ecologische denktank Oikos over de hoge energieprijzen. ‘We hebben een nieuwe evenwicht nodig tussen marktwerking en wederkerigheid.’

Het was een opmerkelijke uitspraak van de liberale premier Alexander De Croo in De Standaard: ‘De energiemarkten zijn niet meer rationeel. We moeten ingrijpen.’. Het toont hoe snel heilige huisjes – de onfeilbaarheid van de markt – snel door een crisis verkruimelen. De uitspraak wordt nog interessanter als we er een tweede punt aan toevoegen dat het nieuws niet haalde. Ecopower, de burgercoöperatie die voor het grootste deel van haar stroom niet via de dagelijkse energiemarkt werkt, was vorig jaar en is ook nu in crisistijd de goedkoopste stroomleverancier aan een stabiele prijs. Ecopower is geen klassiek privaat bedrijf, dat economische activiteiten opzet om winst te genereren en kapitaal te vergoeden. Het is een burgercollectief gericht op het maatschappelijk doel om honderd procent hernieuwbare lokale energie te produceren en haar leden te stimuleren tot energiebesparing. Door aan energiedelen te doen – met productiemiddelen die de gebruikers ook in eigendom hebben – is Ecopower een stuk onafhankelijker van de volatiele energiemarkten en prijsspeculatie. Dat geldt trouwens ook voor de twintigtal andere Vlaamse energiecoöperaties die gebruik kunnen maken van de leveranciersdienst van Ecopower.

Als energiemarkten niet rationeel zijn, wenken de alternatieven.

Het roept de vraag op wat er zou zijn gebeurd mochten regeringen zich twintig jaar geleden als doel had gesteld om een stimulerend regelgevend kader op te zetten zodat er nu honderd energiecoöperaties van de schaal van Ecopower zouden zijn? Dan zat Ecopower nu niet plots met een wachtlijst voor nieuwe klanten die pas recent de meerwaarde ervan ontdekken. Deze vraagt vertaalt zich in de volgende: wat als we niet al onze eieren in de mand van marktwerking hadden gelegd?

Of nog beter: wat leren we hieruit om vandaag werk te maken van een innovatief energiebeleid dat veel rijker is dan het blinde geloof in marktwerking geïntroduceerd door de Europese Unie in de jaren 1990?

De bedoeling van deze vraagstelling is niet marktwerking blind af te wijzen of burgercollectieven naïef te verheerlijken. De toekomst zal niet of/of zijn, hopelijk wel een slimme en/en. Daartoe kunnen we de ideeën van Karl Polanyi gebruiken. Het is geen toeval dat het analysekader van deze Hongaars-Joodse denker een revival kent in de literatuur over transitie. Het uitgangspunt van Polanyi, dat hij uitschreef in zijn basisboek The Great Transformation uit 1944, is dat een samenleving waar de markt overheerst, een uitzondering is in de menselijke geschiedenis. Samenlevingen maken steeds, naast het huishouden en de markt, gebruik van de organisatieprincipes van herverdeling via autoriteiten en wederkerigheid door zelforganisatie van groepen.

Door de combinatie van globalisering en neoliberaal beleid ontstond vanaf de jaren 1980 de idee dat marktwerking het meest efficiënt is, we afkerig tegen overheidsacties moeten staan en burgercollectieven er eigenlijk economisch niet toe doen. Met de coronacrisis kregen we al een wake-up call dat het anders moet. Enkel een krachtige overheid houdt onze samenleving overeind. Nu zitten we in de volgende crisis. Hoog tijd om fundamentele vragen terug aan de orde te stellen: wat zijn naast de nood aan een sturende overheid, de beperkingen van marktwerking en het potentieel van burgercollectieven gestoeld op wederkerigheid?

Polanyi erkende de positieve rol van markten, op voorwaarde dat ze ingebed zitten in sociaal-ecologische normen. In een samenleving die voor een dringende transformatie staat – lees het recente IPCC-rapport – komt hierbij het bewustzijn bij dat markten geen toekomstvisie hebben. Ze gaan uit van een specifieke vorm van ‘rationeel’ handelen van de marktactoren. Geopolitieke, laat staan dictatoriale overwegingen horen daar niet bij. De beperkingen van vermarkting tonen zich elke dag. Gasinstallaties nodig om wintervoorraden op te slaan, blijken in verschillende landen overgeheveld naar private bedrijven, waaronder Gazprom. Zo krijgen we een cynische replay van de coronacrisis. Toen leerden we dat overheden hun strategische voorraden aan mondmaskers hadden stopgezet want te duur. En bovendien zou je die snel kunnen kopen in de geglobaliseerde economie. Tot landen hun grenzen sloten. De cruciale les die ik toen omschreef als veerkracht opbouwen hebben de overheden in het energiebeleid straal genegeerd. Want veerkracht betekent je niet afhankelijk maken van een klein aantal leveranciers, de illusie loslaten dat de markt wel zorgt voor de toekomst. We betalen nu de prijs voor wat de econoom Dirk Bezemer omschrijft als het ‘kleine-bufferkapitalisme’: just-in-time productie, op die plaats van de wereld waar die het efficiëntste is, zorgt voor pijnlijke kwetsbaarheid. Ook heeft de geliberaliseerde markt grote energiebedrijven niet aangespoord om te investeren in hernieuwbare energie, noch in het aansporen tot minder consumptie. Want dat laatste zou een ware paradox voor een kapitalistisch bedrijf betekenen, niet?

Over naar energiecoöperaties, gebouwd op het organisatieprincipe van wederkerigheid. Burgers worden coöperant omdat ze geloven in de waarden van de organisatie en gebruik willen maken producten en diensten waarin op ethische wijze voorzien wordt. Dat gebeurt concreet volgens de zogenaamde ICA-principes, zoals democratische controle door leden, samenwerking met andere coöperaties, beperkte uitkering van een dividend in combinatie met investering van de winst in de maatschappelijke doelstellingen. De combinatie van deze principes leidt ertoe dat coöperaties de rangen sluiten voor speculatieve beleggers gefocust op winstmaximalisatie.

Ondertussen weten we waarom de elektriciteitsprijzen de pan uitswingen. Op de energiemarkt bepaalt de duurste aanbieder die nodig is om aan de energievraag te voldoen, de eenheidsprijs die alle producenten krijgen en alle afnemers betalen. En laat dat nu toch telkens centrales op gas zijn, waarvan de prijs door het dak is gegaan. Maar niet alles gaat via die markt. Zowieso heb je afnemers die langetermijn contracten afsluiten met producenten. Maar de prijs hiervoor zal meestal die van de energiemarkt reflecteren. Tenzij je niet enkel marktprincipes toepast, maar ook sociaal-ecologische waarden zoals burgercoöperaties doen. Daar wordt de prijs bepaald door de kostprijs van de hernieuwbare productie, is er geen streven naar winstmaximalisatie. Dat is de essentie van energiedelen binnen een energiegemeenschap.

Omdat energiecoöperaties rechtstreeks leveren aan hun leden, werken ze complementair aan de energiemarkt. Ze bepalen hun prijs niet in functie van wat de markt wil betalen in tijden van krapte, wat nu voor de immense overwinsten zorgt bij energiebedrijven en de oorlogskas van Poetin spekt. De prijs reflecteert de reële productiekosten en een marge om verder te kunnen investeren in projecten van hernieuwbare energie. Daarom dat leden van energiecoöperaties die gebruik kunnen maken van de leveringsdienst van Ecopower in Vlaanderen ook in crisistijden een stabiele en faire prijs betalen voor hun elektriciteit. Een economische organisatie die trouwens structureel haar leden aanspoort om energie te besparen, wat tot aanzienlijke resultaten heeft geleid.

Dus, als we in de broodnodige energietransitie noch Poetin noch energieconcerns rijk willen maken, maar integendeel hernieuwbare energie en betaalbare prijzen voor burgers willen, die ook financieel een graantje kunnen meepikken, zal een nieuw evenwicht tussen marktwerking en wederkerigheid, winst en samenwerking, broodnodig zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content