‘De enige vraag die we nog stellen, is of mensen in het verleden correct handelden volgens hedendaagse normen’
Professor Luc Rasson pleit voor een serene omgang met het verleden. ‘In geschiedenis is niet alles te vatten in zwart-wittermen’.
Kent u Victor Schoelcher? Deze Franse politicus uit de 19de eeuw schreef in 1833: ‘Zwarten tot slavernij herleiden is een aanslag tegen de menselijke waardigheid, want zwarten zijn volledig gelijk aan blanken’. Op 27 april 1848 schafte een parlementaire commissie onder zijn voorzitterschap definitief de slavernij af.
Maar vandaag voelen activisten zich beledigd door de standbeelden en weigeren ze Schoelcher als hun ‘redder’ te beschouwen. Op 22 mei – nog vóór de dood van George Floyd – werd zijn standbeeld van de sokkel geduwd in het centrum van Fort-de-France, op het eiland Martinique. Ondertussen zijn ook standbeelden van onder meer Christoffel Columbus, generaal Robert Lee, Leopold II, Edward Colston – de slavendrijver uit Bristol – en Winston Churchill vernield of het voorwerp geworden van vandalisme.
Waarom zijn we er zo op gebrand het verleden voor de rechtbank van het heden te brengen? Elk tijdsgewricht heeft natuurlijk een eigen visie op het verleden, in functie van normen en overtuigingen die op dat ogenblik gangbaar zijn. Dat is legitiem, want een historisch oordeel heeft altijd tot op zekere hoogte een morele dimensie. Het is moeilijk zonder verontwaardiging over Stalin, Mao of Hitler te schrijven.
Ik pleit dus niet voor de loskoppeling van geschiedenis en moraal. Maar in geschiedenis, net als in onze levens, is niet alles te vatten in zwart-wittermen. Het verleden is vaak complex, verward, meerduidig – net als ons heden. Kunnen wij er trouwens zeker van zijn dat de volgende generaties ons hun zegen zullen geven? Of zullen wij ook terecht staan in het tribunaal van de geschiedenis?
Vandaag neemt het moreel besef hyperbolische vormen aan. De enige vraag die we nog stellen is of mensen in het verleden correct gehandeld hebben volgens hedendaagse morele normen. Als militanten op Martinique het beeld van Victor Schoelcher omvergooien, dan is dat omdat hij, ondanks zijn inzet voor de afschaffing van de slavernij, een voorstander was van kolonialisme. Dat is onvergeeflijk vanuit een hedendaags perspectief.
De enige vraag die we nog stellen, is of mensen in het verleden correct handelden volgens hedendaagse normen.
Maar wie een beetje de geschiedenis kent zonder in simplismen te vervallen, weet dat het in de 19de eeuw perfect mogelijk was progressief te zijn en voorstander van kolonialistische ondernemingen die, volgens de heersende opinie in die tijd, beschaving en vooruitgang zouden brengen aan niet-Europese volkeren. Nadenken over geschiedenis zou een poging moeten zijn om die nuances weer te geven.
In de kwestie van de beeldenstorm vandaag wil ik pleiten voor een serene omgang met het verleden. Ten eerste, de lijst van onderdrukkers is onmetelijk groot. Kunnen we nog met een gerust geweten de Egyptische piramiden bezoeken? Zullen we het paleis van Versailles afbreken omdat het de megalomane uiting was van de absolute macht van de Zonnekoning? Zullen we het Escuriaal met de grond gelijk maken omdat het het centrum was van de koloniale Spaanse macht? Het zou goed zijn mochten de hedendaagse beeldenstormers nadenken over de woorden van filosoof Walter Benjamin: elk document van cultuur is ook een document van barbarij.
Ten tweede, de controversiële beelden of monumenten maken zelf deel uit van een geschiedenis. Ze zeggen iets over de tijd waarin men ze heeft geplaatst. De beeldengroep van Leopold II op de Oostendse zeedijk is een symptoom van de nationalistische en imperialistische sfeer die gemeengoed was in België rond 1900. Ze weghalen zou een verarming zijn van ons historisch besef, en van wie we zijn. Vernietig ze dus niet, maar ga ermee in dialoog. Plaats tegenmonumenten die uiting geven aan ons voortschrijdend inzicht. Historisch besef dient niet om ons een goed gevoel te geven maar om de complexiteit van het verleden te vatten.
Ten slotte is het materieel onmogelijk om alle sporen van een onderdrukkend verleden uit te wissen. Het verleden is koppig. In Spanje haalde de socialistische regering van Pedro Sánchez in oktober 2019 dictator Franco uit zijn praalgraf in de Vallei van de Gevallenen. Maar daarmee is het probleem niet opgelost: zoals ik recent beschreef in Het Lijk van de dictator (Uitgeverij Vrijdag) is die vallei, ook zonder de resten van de dictator, bij uitstek een mekka van het franquisme. Maar kun je het zomaar opblazen, met zijn ossuarium waar meer dan 33.000 slachtoffers van burgeroorlog en dictatuur rusten?
De Italiaanse steden stellen hetzelfde probleem: de meesten zijn getekend door het “razionalismo”, de architecturale stijl van het fascisme. Enkele steden werden zelfs volledig gebouwd onder Mussolini’s regime. Ga je de bewoners uit hun huizen zetten en de steden met de grond gelijk maken onder het voorwendsel dat ze de uiting zijn van een regime dat veroordeeld is door de geschiedenis?
In 1942 hekelde de vandaag grotendeels vergeten Franse schrijver André Gide in zijn dagboek de ‘illusie te denken dat onze tijd op een gezondere en meer rechtvaardige manier oordeelt over het verleden’.
Woorden die actueel klinken, nu militante zekerheden de bovenhand krijgen op de twijfel en de onzekerheid die eigen zouden moeten zijn aan elk nadenken over geschiedenis.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier