Congokenner Peter Verlinden: ‘De Congolezen zijn hun zelfrespect verloren’

© BELGA
Stijn Knuts
Stijn Knuts Historicus

Wie Congo wil begrijpen, kan niet zonder basiskennis over de koloniale geschiedenis of een cursus internationale politiek. Dat vraagt om veel studiewerk of jarenlange ervaring. Aan dat laatste heeft Congokenner Peter Verlinden geen gebrek. Een gesprek over verleden, heden en toekomst.

De voorbije dertig jaar waren turbulent voor Congo. De genocide in buurland Rwanda, de val van Mobutu en de komst van de Kabila’s zorgden voor een woelig politiek en sociaal klimaat. Het gezag van de staat brokkelde af.

Peter Verlinden heeft veel van die ontwikkelingen van dichtbij meegemaakt. Eerst als persattaché van minister van Ontwikkelingssamenwerking André Geens (Volksunie), later als journalist. Hij schreef boeken over het koloniale Congo en maakte reportages over het geweld en de grondstoffensmokkel in het oosten van het land. Hij interviewde zelfs Nzanga Mobutu, zoon van de voormalige dictator.

U kwam in 1989 voor het eerst in Congo, dat toen nog Zaïre heette. Welke indruk maakte het land op u?

VERLINDEN: Ik kende niks van Congo. Ik had geen tante nonneke of nonkel pater in de familie. Maar al snel had ik er een gevoel van thuiskomen. Het koloniaal verleden was er nog altijd heel aanwezig, van de vorm van de stopcontacten tot de ruimtelijke ordening en de administratie. Dat maakte dat het land eigenlijk heel herkenbaar was voor een Belg.

Het waren de laatste jaren van dictator Mobutu. Merkte u daar toen al wat van?

VERLINDEN: Ik had van meet af aan het gevoel dat ik in een staat zonder staat terechtkwam. Dat werd nog erger met de stopzetting van de ontwikkelingssamenwerking tussen België en Congo in 1990. Toen Mobutu zei dat alle ontwikkelingswerkers buiten moesten, heeft minister Geens dat ook daadwerkelijk gedaan. Bij eerdere soortgelijke incidenten was de Belgische regering nog plat op de buik gegaan. Maar nu schatte België de situatie anders in. Het land zou zo in chaos terecht komen dat de mensen Mobutu zouden buitengooien, zo werd gedacht. Het heeft dan wel nog zeven jaar geduurd.

Waar kwam die omslag in de Belgische houding tegenover Mobutu vandaan?

‘Zelf heb ik nooit echt geloofd in de traditionele Congolese politieke klasse als een alternatief voor Mobutu.’

VERLINDEN: Mobutu was een bondgenoot van het Westen zolang ze hem nodig hadden. Toen de Berlijnse Muur viel, had hij geen nut meer. Daar sprak een enorme westerse hypocrisie uit. Maar niet alleen het Westen liet Mobutu in de steek. Vanaf 1994, toen Rwandese vluchtelingen het land begonnen binnen te stromen, geloofde ook de Zaïrese elite niet meer in zijn regime. Hij heeft dat bijzonder zwaar opgenomen.

Kon de Zaïrese oppositie dan niet profiteren van die situatie?

VERLINDEN: Mobutu was er bijzonder handig in om de oppositie tegen elkaar uit te spelen. Hij kocht opposanten om door hen lucratieve posten aan te bieden, waar ze in enkele maanden zo veel verdienden dat ze er de rest van hun leven op konden teren. Het zou mij ook niet verwonderen dat hij doelbewust bepaalde opposanten enige ruimte liet omdat de chaos van een versplinterde oppositie hem goed uitkwam. Hij wierp zich op als de enige die het land kon redden.

Gedeeltelijk was die situatie ook de verantwoordelijkheid van de oppositie zelf. Heel wat opposanten waren er alleen op uit om dezelfde lucratieve posten in te nemen die gemonopoliseerd waren door mobutisten. Ik heb toen mensen leren kennen van wie je wist dat het hele ideologische spel hen gestolen kon worden. Hen ging het over overleven. Heel Congo was toen al in overlevingsmodus, met een verarmde samenleving waarin alleen een elite kon overleven door corruptie. Mobutu heeft die situatie zelf geschapen en naar zijn hand gezet.

Er zaten ook veel Zaïrese dissidenten in België. Hadden zij enige invloed?

VERLINDEN: Zelf heb ik nooit echt geloofd in de traditionele Congolese politieke klasse als een alternatief voor Mobutu. En de dissidenten in het buitenland waren op dat moment niet veel meer waard. Het enige verschil was dat zij relatief vrij konden spreken en dat sommige handig genoeg waren om aansluiting te vinden bij Belgische politieke partijen. De socialisten hebben zich toen aan de kant van bepaalde dissidenten geschaard. Ze zijn daar achteraf met het schaamrood op de wangen van moeten terugkomen.

Toen het regime van Mobutu in 1997 toch in elkaar stuikte en Laurent-Désiré Kabila aan de macht kwam, verving de ene dictator de andere. Had het anders kunnen lopen?

VERLINDEN: De enige goede oplossing lag in een geleidelijke democratisering die gedragen werd door de hele bevolking. Maar de politieke tegenstellingen in België hebben er onrechtstreeks mee voor gezorgd dat het op een militaire machtswissel uitdraaide.

Hoe gebeurde dat dan?

‘Er is een culturele kloof tussen hoe de Congolese samenleving werkelijk is en hoe wij vinden dat die moet zijn. Als er iets neokoloniaal is, dan is het dat wel.’

VERLINDEN: In oktober 1990 begon het Rwandees Patriottisch Front ( de rebellenbeweging van de latere Rwandese president Paul Kagame, red.) een oorlog in Rwanda. Die was van meet af aan heel moorddadig. Ik heb toen met André Geens een reis door Noord-Rwanda gemaakt. Het was ons snel duidelijk dat het RPF met geweld de macht in de hele regio wilde veroveren. Niet alleen in Rwanda maar ook in de Kivu-streek in Oost-Congo.

De Belgische politieke partijen raakten het niet met elkaar eens over hoe ze op die oorlog moesten reageren. De CVP en de Volksunie wilden Belgische para’s het conflict laten stoppen. Dat werd tegengehouden door de socialisten en de liberalen, die het einde wilden van het regime van Habyarimana ( toenmalig president van Rwanda, red.). En ondertussen ging de oorlog maar door. In die zin maakte de Belgische politiek mee mogelijk dat de hele situatie uit de hand liep. Met de latere drama’s als gevolg, zoals de genocide in Rwanda en de implosie van Zaïre. Ook al omdat de Amerikanen naar België keken als het om Centraal-Afrika ging.

Speelt België dan nog altijd een internationale rol als het om Congo gaat?

VERLINDEN: Jazeker. Niet alleen vanwege het koloniale verleden, maar ook door de sterke Belgische aanwezigheid in het land. Vergeet niet dat de Belgische ambassade in Congo zowat de grootse Belgische ambassade in de wereld is. Het is geen toeval dat België ook het Schengen House in Kinshasa beheert, waar alle Europese landen van de Schengenzone hun visums laten aanvragen. België kan zeer zeker nog een rol spelen in Congo. Alleen ontbreekt blijkbaar dikwijls de moed om die rol echt op te nemen. Dat blijft mij verwonderen, want wij hebben nog altijd veel kennis over Congo in België.

Belgische soldaten trainen Congolese elitetroepen. In 2017 zette Congo dit opleidingsprogramma stop.
Belgische soldaten trainen Congolese elitetroepen. In 2017 zette Congo dit opleidingsprogramma stop.© Belga Image

De kennis is er, maar de impact op het beleid niet?

VERLINDEN: Die kennis wordt politiek niet gevaloriseerd. Vooral de moed is er niet. Er is de eeuwige angst om voor neokoloniaal te worden versleten. En dat gebeurt ook elke keer als een Belgische politieke stem zich kritisch verheft. Paul Kagame speelt dat bijvoorbeeld telkens handig uit. Hij pronkt met westerse erkenning. Maar ben je kritisch voor hem, dan ben je neokoloniaal.

‘Een van de weinige kritieken die ik heb op het boek van David Van Reybrouck is dat die een groot belang hecht aan de Chinees-Congolese connectie.’

Er is ook een gebrek aan consistentie van onze regeringen. De recentste Afrikanota van Didier Reynders ( minister van Buitenlandse Zaken, red.) hinkt op twee gedachten. En als Reynders en De Croo ( minister van Ontwikkelingssamenwerking, red.) het niet eens zijn, dan gebeurt er gewoon niets. Soms gaat onze regering ook bijna slaafs mee met het Congolese regime. Ik heb meegemaakt hoe dat regime Belgische ministers urenlang liet wachten op een onderhoud met de president. Zo toon je wie de baas is. Als je dat telkens weer laat gebeuren, dan heeft het geen effect meer wanneer je je stem wel verheft.

In 2017 is de samenwerking tussen het Belgische en het Congolese leger beëindigd. Paste die samenwerking binnen die dubbelzinnige houding?

VERLINDEN: Die was daar een mooi voorbeeld van. André Flahaut droeg die militaire samenwerking hoog in het vaandel. Steven Vandeput zette die met lange tanden verder. Het kwam hem goed uit om er vanaf te zijn. Op die manier heb je natuurlijk geen impact meer.

Hebben de Belgische militairen een rol kunnen spelen in de uitbouw van het Congolese veiligheidsapparaat?

VERLINDEN: De militaire coöperatie bleef vastzitten in onze logica. Dat is eigenlijk de essentie van heel de Belgisch-Congolese relatie en bij uitbreiding van de westerse relatie met Afrika. De trainingen die ze gaven, waren in vele gevallen efficiënt. Maar ik heb evengoed gezien hoe zo’n door Belgen getraind bataljon enkele jaren later de goorste misdaden beging in Oost-Congo. Niet omdat ze slecht getraind waren, integendeel. Als je van slechte wil bent, kan je zelfs zeggen dat die trainingen de mensenrechtenschendingen net efficiënter maakten.

Is diezelfde dynamiek ook terug te vinden in de ontwikkelingssamenwerking?

VERLINDEN: Ik heb zowel bij ngo’s als in de bilaterale samenwerking zaken gezien die niet functioneerden omdat ze vanuit een soort westerse alwetendheid waren neergepoot. Zoals de open riolen in Kinshasa, die met veel Belgisch geld hersteld werden om overstromingen te vermijden. Zowat elke minister van Ontwikkelingssamenwerking ging er lintjes knippen. Nu schiet daar nauwelijks nog iets van over. Dat is omdat zulke projecten niet gedragen worden door de bevolking. Er is een culturele kloof tussen hoe de Congolese samenleving werkelijk is en hoe wij vinden dat die moet zijn. Als er iets neokoloniaal is, dan is het dat wel.

Toenmalig minister van Ontwikkelingssamenwerking Charles Michel bezocht in 2008 het riolenproject van Kinshasa.
Toenmalig minister van Ontwikkelingssamenwerking Charles Michel bezocht in 2008 het riolenproject van Kinshasa.© Belga Image

Daarmee wil ik niet zeggen dat er geen goede dingen gebeuren. Zoals de chateaux d’eau, de watertorens die vanaf 2003 in een heleboel wijken van Kinshasa gebouwd zijn. Dat was een vondst van een Congolees. Zijn Belgische collega’s wilden eerst een grote centrale waterwinning bouwen. Maar dan zet je de deur open voor corruptie. Een waterwinning waarbij de lokale gemeenschap verantwoordelijk is voor het onderhoud, dat werkt wel.

De Chinezen zijn de laatste jaren een grote rol gaan spelen in Congo. Is die zo groot als sommigen beweren?

VERLINDEN: Een van de weinige kritieken die ik heb op het boek van David Van Reybrouck is dat die een groot belang hecht aan de Chinees-Congolese connectie. In mijn ogen is de Chinese rol beperkt. De Chinezen zullen het land niet veranderen op de lange termijn. Alleen het regime en de elite hebben baat bij de Chinese grondstoffenexploitatie. Er vallen daarbij vele miljoenen, volgens sommige bronnen miljarden, dollars van tafel. Die komen uiteraard terecht in de zakken van de machthebbers. En de Chinezen vragen ook niet naar democratie of mensenrechten.

Zijn de Chinezen er om te blijven?

‘Het grote verschil met Mobutu in de jaren 1990 is dat Kabila zijn mensen tot nu toe goed blijft onderhouden.’

VERLINDEN: Je ziet hoe ze aarzelen om actief te zijn in een politiek volatiele omgeving. Ze willen niet te veel verlies oplopen. In 2008 waren de Chinezen pas aangekomen voor de exploitatie van de mijnen. Toen kwam de grondstoffencrisis. Plots vielen veel van die mijnen stil. Het contract waarbij China in ruil voor grondstoffen infrastructuurwerken deed, was te duur geworden. De grondstoffen waren elders goedkoper.

Het effect van die Chinese aanwezigheid is er in mijn ogen dus vooral op korte termijn. Ze slagen erin om grondstoffen te exporteren zonder het leven van de Congolezen te verbeteren. Wat je ook over de koloniale tijd mag denken, in ieder geval was de Belgische aanwezigheid economisch goed voor veel Congolezen. Uiteraard was de kolonisatie ook een vorm van bezetting, maar het effect was anders.

Het belangrijkste verschil is de enorme kloof tussen Chinezen en Congolezen. De Chinese ingenieurs of arbeiders die in Congo komen werken, leven in compounds en zijn er vaak maar voor enkele jaren of een bepaald project. Ze vermengen zich nauwelijks met de Congolezen.

Nochtans proberen sommige Congolezen wel een handel in Chinese producten uit te bouwen.

VERLINDEN: Dat is omdat ze niet anders kunnen. Als Congolezen een stopcontact willen, dan kopen ze noodgedwongen het goedkoopste, en dat is Chinees. In Congo noemen ze Chinese goederen trouwens les neuf jours – volgens hen de levensduur van een Chinees product. Er zijn natuurlijk Chinezen die in Congo winkeltjes uitbaten. Maar dat is vergelijkbaar met de Libanese handelaars in het Congo van vroeger. Dat beïnvloedt die samenleving niet in zijn vezels.

Zijn er dan internationale spelers die invloedrijker zijn?

‘Veel Congolezen het koloniale verleden als een soort goede oude tijd en vragen ze ‘c’est pour quand le retour des Belges?’

VERLINDEN: Ik denk dat we de invloed van andere Centraal-Afrikaanse landen op Congo erg onderschatten. We zien die vaak niet omdat de media er minder mee bezig zijn. De rol van Rwanda in Congo is bijvoorbeeld veel belangrijker dan de rol van het Westen of de Chinezen. Oost-Congo wordt gedomineerd door de Rwandezen. We weten dat het overgrote deel van de grondstoffen van daar onder Rwandese of Oegandese vlag op de wereldmarkt komen.

Dus de jarenlange illegale exploitatie van grondstoffen in die regio gaat nog altijd door?

VERLINDEN: De jongste rapporten bevestigen dat. Rwanda is de grootste coltan-exporteur ter wereld, de grondstof die heel belangrijk is voor microelektronica. Ongeveer een kwart van alle coltan wordt door Rwanda verkocht. Maar alles wijst erop dat de meerderheid daarvan eigenlijk Congolees coltan is. En het gaat niet alleen over coltan, maar ook over vee en landbouwproducten. Een groot deel van de Oost-Congolese economie is in handen van Rwandezen met rechtstreekse banden met het Rwandese regime. Oeganda controleert dan weer de goudmijnen van het noordoosten. En ook de invloed van Angola in de Bas-Congo en de westelijke Kasaï-regio mogen we niet onderschatten. Aan de grens met Sudan zit je ook met grensoverschrijdende belangen. Dat vreet allemaal aan het sociaal-economische weefsel van Congo op een manier die we nog te weinig erkennen.

Heeft de Congolese staat dan geen controle meer over zijn grondgebied?

VERLINDEN: Ik vraag me af of dat niet wetens en willens is, omdat de chaos in grensgebieden zoals de Kivu-streek ten gunste komt van Kabila. Dat er rechtstreekse banden zijn tussen exploitanten van grondstoffen in Oost-Congo en de machthebbers, dat moet wel. Gezien de schaal daarvan is het onmogelijk dat de grondstoffensmokkel zonder medeweten van de autoriteiten plaatsvindt. Een zak coltan verstop je niet makkelijk. Als we in 2013 die smokkelroutes zelfs met een cameraploeg konden filmen, dan wil dat zeggen dat iedereen die kent.

De corruptie uit het Mobutu-tijdperk is dus nog alomtegenwoordig?

VERLINDEN: Er zijn zelfs veel aanwijzingen dat Kabila nog verder gaat dan Mobutu. Met het geld dat Mobutu van de staat stal, heeft hij opposanten omgekocht, militairen en politici betaald en regio’s zoals zijn eigen geboortestreek ontwikkeld. De familie Mobutu heeft natuurlijk genoeg voor zichzelf overgehouden. Ik zeg soms al grappend ‘maak je geen zorgen, alles gaat goed met mama Mobutu en de kinderen’. Maar ze zitten niet eens op het niveau van een Marc Coucke. Dat komt omdat Mobutu zijn geld vooral gebruikte om zichzelf aan de macht te houden. En ook omdat hij het spendeerde aan zijn liederlijke levensstijl.

Chinese spoorwegarbeiders in Kinshasa.
Chinese spoorwegarbeiders in Kinshasa.© Belga Image

Kabila’s geld zit daarentegen vooral in zaken en bedrijven, als een appeltje voor de dorst. En hij heeft een relatief kleine familie. Hij pikt het geld wel even handig uit de staatskas, maar er wordt veel minder van in Congo zelf gestoken.

Waar haalt Kabila dan zijn macht vandaan?

VERLINDEN: Kabila slaagde erin om op alle belangrijke machtsposities zijn eigen mensen te zetten. In het leger, in banken en bedrijven, in de mijnbouw… Het grote verschil met Mobutu in de jaren 1990 is dat Kabila zijn mensen tot nu toe goed blijft onderhouden. En volgens een Congolese journalist zijn die Kabila-getrouwen niet alleen Katangezen, de regio waar Kabila zogezegd vandaan komt, maar ook Rwandezen en Oegandezen. Die kan hij beter controleren dan mensen die in Congo hun eigen entourage hebben.

Er zijn regelmatig betogingen tegen Kabila. Kan de oppositie vandaag wel een vuist maken?

VERLINDEN: In de zomer van 2016 hebben de verschillende oppositiegroepen zware inspanningen gedaan op de conferentie van Genval ( een plaats in Terhulpen, vlak bij Brussel, red.). Dat was een van de laatste momenten dat je nog een zekere eenheid binnen de oppositie had en Etienne Tshisekedi nog als uithangbord diende. Maar uiteindelijk blijft die oppositie heel versnipperd. Je voelt heel goed hoe vooraanstaande opposanten zoals Moïse Katumbi of Felix Tshisekedi zich nu proberen te positioneren voor de post-Kabila-tijd. Andere stappen dan weer over naar het Kabila-kamp. Net als Mobutu vroeger is Kabila namelijk ongemeen handig in het zaaien van verdeeldheid. Dat kan ook omdat veel opposanten zo zelfzuchtig blijven.

Er zijn wel niet-politieke figuren zoals Denis Mukwege, de gynaecoloog van Bukavu (winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede in 2018, red.). Er zijn ook enkele actieve jongerenbewegingen en er is de katholieke kerk. Van die kant komt misschien een opening. Maar op korte termijn heb ik daar mijn twijfels over. De Congolese elite boert nog altijd goed. Als je kijkt naar de ordehandhaving van de jongste betogingen, dan zie je dat ze die nog altijd onder controle hebben. In die zin vrees ik dat deze situatie nog een hele tijd kan aanslepen. Vergeet niet dat het einde van Mobutu er pas kwam door de oorlog in Rwanda.

Lees ook ons interview met Denis Mukwege:‘De Congolezen nemen steeds minder genoegen met kruimels’

Hoe kijkt de doorsnee Congolees vandaag naar zijn land?

VERLINDEN: Er heerst een totaal ongeloof in de eigen instellingen. Daardoor is er een soms blind vertrouwen in alles wat van buitenaf komt. Of dat nu een ngo is of een land als België. Daarom zien veel Congolezen het koloniale verleden als een soort goede oude tijd en vragen ze ‘c’est pour quand le retour des Belges?’ Dat soort irrationeel geloof in de macht van de buitenwereld zorgt ervoor dat Congolezen over het algemeen kwetsbaar zijn voor malafide charlatans, maar ook voor mensen die zich door die lof laten vangen en zich belangrijk gaan achten. Dat fenomeen zie ik soms bij ontwikkelingswerkers, maar ook bij journalisten.

Etienne Tshisekedi met Raphael Katebe Katoto en Charles Mwando Nsimba op de conferentie van Genval. De Congolese oppositie sprak af om samen te werken tegen het Kabila-regime.
Etienne Tshisekedi met Raphael Katebe Katoto en Charles Mwando Nsimba op de conferentie van Genval. De Congolese oppositie sprak af om samen te werken tegen het Kabila-regime.© Belga Image

Het witte-redder-complex, waarbij blanke westerlingen zich de redders van Zwart-Afrika wanen?

VERLINDEN: Inderdaad. En die dus de Congolezen naar hun pijpen doen dansen en hen niet respecteren als mens. Ik vind dat een heel racistische houding. Natuurlijk heeft de evolutie van Congo sinds de onafhankelijkheid dat in de hand gewerkt. Het in elkaar stuiken van hun staat en hun samenleving heeft de Congolezen in een heel kwetsbare positie gebracht. Het koloniale gebrek aan respect voor hun eigenheid is helemaal terug. Dat zie je trouwens ook bij de Rwandezen. Hoe komt het toch dat dat kleine Rwanda Congo op een bepaald moment heeft kunnen veroveren? Dat komt omdat de Congolezen hun zelfrespect zijn kwijtgespeeld. Vandaar dat ik geloof dat er in Congo alleen maar een duurzame en respectvolle samenleving kan komen als die van onderuit komt, van de Congolezen zelf.

Dit interview komt uit Congo – Meer dan een kolonie, een speciale uitgave van Knack Historia. Bestel de volledige editie hier.

Partner Content