Hoe een Amerikaanse begrafenisondernemer terugkeerde uit pensioen om de drugsdoden te begraven
Rudi Rotthier reisde voor zijn boek ‘De Verscheurde Staten van Amerika’ door het land op zoek naar Donald Trumps achterban. Vele aanhangers kampen met de opioïdenplaag, die jaarlijks tienduizenden levens kost en de levensverwachting plaatselijk met vele jaren doet teruglopen. Knack biedt u graag een passage over de drugsproblematiek uit zijn boek aan.
Begrafenisondernemer Jim Lowry is midden in de zeventig. Hij laat zich de plotse belangstelling welgevallen. Het probleem, zegt hij, is dat mensen een permanente oplossing zoeken voor een tijdelijk probleem. Niets permanenter dan de dood, grapt hij, behalve misschien belastingen. Anyway.
Hij wacht geduldig tot de filmploeg van The Huffington Post haar materiaal heeft opgesteld, en de ronkende airco heeft uitgedraaid, waardoor zijn kantoortje begint te stomen. Ik probeer mijn koelte te behouden door aan de belendende vriesruimtes te denken, waarin vier lijken liggen opgeborgen. Eric Eyre van de Charleston Gazette-Mail heeft Lowry eerder gesproken en belegde dit nieuwe interview in het kader van de synergie tussen The Huffington Post en zijn krant. Eyre protesteert officieel tegen deze synergie. Hij wordt er niet extra voor betaald, en hij moet er wel extra voor werken. Hij heeft er een tenniswedstrijd voor moeten uitstellen. Als je hem ziet sloffen, kun je je niet voorstellen dat hij verwoed tennist. Maar het doorbreekt ook de sleur, op pad zijn met een cameraploeg.
Lowry vertelt over de dagen dat hij zijn echtgenote meesleurde naar reconstructies van veldslagen uit de Burgeroorlog. Gek, zegt hij, nu zij er niet meer is, nu ik niemand meer moet overtuigen om te kunnen gaan, ga ik zelf ook niet meer. ‘Waarom zou ik op mijn leeftijd in de modder gaan ploeteren?’
Dit is zijn beginzin: ‘Ik heb in mijn leven ruim 45.000 mensen begraven.’ Hij was twaalf toen hij zijn eerste lichaam balsemde.
Lowry is op zijn leeftijd uit pensioen teruggekeerd om de drugsdoden te begraven. Dat is de korte verhaallijn. De langere lijn is dit: hij had zijn bedrijf aan de rand van Charleston, gespecialiseerd in balsemen en begraven, verkocht aan een van zijn werknemers, Tommy. ‘Ongeveer zes maanden was dat pensioen een goed idee.’ Op dat moment had hij meer tv-gekeken dan hem lief was, en deed het vooruitzicht van nog meer tv zijn maag omkeren. Hij begon zich ook vragen te stellen over zijn gezondheid. Zijn tweede echtgenote was gestorven. Zijn ouders waren 97 en 95 geworden, maar een lang actief leven maakte dat ze tot op hoge leeftijd alert bleven. Hij dacht niet dat een leven voor zijn tv hem alert zou houden. Of dat zijn tv, met al het voedsel dat ermee gepaard ging, zo’n lang leven zou garanderen. En dus meldde Jim aan Tommy dat hij desgewenst af en toe wilde bijspringen. Het werd meer dan af en toe. Daarbij speelden de drugsdoden een rol. Jim verwerkt er zes of zeven per week. Hij heeft om de andere week weekenddienst, en werkt ook vaker wel dan niet in de week.
En nu wordt hij dus geïnterviewd door de lokale en de nationale pers, met zelfs een internationale waarnemer. Hij mag de held spelen in zijn eigen levensverhaal. Hij is in zijn hum, heeft zich voor de gelegenheid uitgedost met een roze das boven een rood hemd en wrijft gretig over zijn baardje. Zodra de camera draait, verstart hij toch een beetje. Maar bij de tweede take vindt hij zijn draai. Dit is zijn beginzin: ‘Ik heb in mijn leven ruim 45.000 mensen begraven.’ Hij was twaalf toen hij zijn eerste lichaam balsemde. Vanaf 1970 had hij zijn eigen zaak in Charleston. In zijn topjaren haalde hij 1100 begrafenissen per jaar, maar tegenwoordig verwerkt hij, als teruggekeerde gepensioneerde, als iemand die Tommy uit de nood helpt, nog 800 tot 900 lichamen. De verwerking is iets eenvoudiger geworden, want er wordt meer gecremeerd en minder gebalsemd. De overdosissen maken het dan weer complexer. ‘Die worden beschouwd als verdachte overlijdens, waarbij men automatisch tot een lijkschouwing overgaat. We krijgen de lichamen verhakkeld terug. Ik heb daarover mijn beklag gedaan. De verantwoordelijke antwoordde: “Als jij je bezighoudt met balsemen, zal ik me met de autopsie bezighouden.” Oké dan maar…’
Jim Lowry maakt graag grapjes. Eric vraagt hem of hij nog van de kaart is van bepaalde overlijdens. De lach, zegt hij, is zijn schild. ‘Ik zal niet zeggen dat je onverschillig wordt na je 45.000ste lichaam. Onverschillig wordt het nooit. Je raakt er tot op zekere hoogte aan gewend, dat wel.’ Hij is enkele keren opgeroepen tijdens mijnrampen. ‘Vroeger werd automatisch gebalsemd, moest je niet wachten op toestemming van de familie.’ Zijn eerste mijnramp maakte hij mee nabij zijn geboorteplaats, in Richwood. Hij was toen zestien en moest de zeventien slachtoffers van een mijnexplosie balsemen. En in 1972, toen hij zijn eigen bedrijf al had, werd hij opgeroepen om 26 van de 125 slachtoffers van de Buffalo Creek-ramp te balsemen. Het waterreservoir van de mijn was gebarsten. Dat gebeurde enkele dagen nadat een inspectie zogezegd de deugdelijkheid ervan had bewezen. De omwonenden werden op het laatste nippertje via een alarmsysteem gewaarschuwd, maar velen gaven na veelvuldige loze oproepen geen gehoor aan dit noodsignaal. Talloze woningen werden weggespoeld. ‘Ik werkte daar van zaterdag tot vrijdag, ongeveer non-stop.’
Nodeloze dood
Was dat het ergste wat hij heeft meegemaakt?
‘Ik kan me toch niets ergers herinneren.’ Hoewel, zegt hij, ik heb het altijd verschrikkelijk moeilijk met zelfmoorden bij heel jonge mensen. ‘We hebben hier elk jaar enkele gevallen, een stuk of drie – jongeren, jongens van twaalf of veertien jaar die zich van het leven beroven. Meestal vanwege een meisje. Dan zou je toch hopen dat ze enkele jaren gewacht zouden hebben. Dan was het wellicht nog in orde gekomen met een ander meisje. Of hadden ze misschien zelfvertrouwen gekweekt en meer meisjes ontmoet dan ze aankonden. Maar ze zien dat meisje dat hen heeft afgewezen als het enige dat ertoe doet. En ze bedenken een permanente oplossing voor een tijdelijk probleem – daar heb je het weer. Mag je nooit doen. We krijgen de familie over de vloer. Zij begrijpen het niet, zelfs niet als de jongen in kwestie een afscheidsbriefje heeft achtergelaten.’
‘Mijn stiefdochter heeft alles in die mate uitgeprobeerd dat ze er gevangenisstraffen aan overhield. Haar zus zal wel al eens een glas wijn gedronken hebben, maar die bleef ver van verslaving. Zo zie je maar: dezelfde moeder, dezelfde opvoeding, dezelfde context, maar totaal ander resultaat.’
‘Waarom? Dezelfde vraag kun je stellen bij de drugsdoden. Jonge mensen, met wellicht een mooie toekomst, sterven nodeloos. Ze zijn van alle leeftijden, maar toch vaker jong. Je ziet het gebeuren en er is niet veel wat je kan doen. Je kunt mensen tot een ontwenningskuur verplichten, maar dat betekent niet dat het iets zal uithalen.’
‘Mijn stiefdochter gebruikt drugs en alcohol. Ze zit de meeste tijd in een ontwenningskuur of in de gevangenis. En tussen de ontwenningskuren en de gevangenschappen door is het nog erger met haar gesteld. Ze zit nu in Florida in de gevangenis – dat heeft met verboden wapendracht te maken.’ Ze wilde een overval plegen, of ze is betrapt tijdens een overval – hij weet het niet heel precies. ‘Ik heb haar zoon opgevoed. Hij is zaterdag zestien geworden. Het is gewoon triest. Ze heeft die zestien jaar van zijn leven gemist. En ze is er nog altijd niet. Mijn echtgenote is vijf jaar geleden gestorven en sindsdien voed ik hem alleen op. Op mijn leeftijd met een tiener in de weer zijn – het is een ervaring. Niet dat ik klaag. Er zijn duizenden gevallen zoals ik, waarbij grootouders kinderen opvoeden omdat de ouders onder invloed zijn of dood.’ ‘Mijn stiefkleinkind zegt nu dat hij nooit drugs zal proberen omdat hij niet wil eindigen zoals zijn moeder. Ik hoop dat het waar is, maar ik weet ook dat ze een plaats in zijn leven heeft. Ze belt hem soms. Hij vertelt mij er niets over. Het is een kwestie van geluk, of van voorbestemming. Mijn stiefdochter is tweeëndertig en heeft alles uitgeprobeerd, en in die mate uitgeprobeerd dat ze er gevangenisstraffen aan overhield. Haar zus zal wel al eens een glas wijn gedronken hebben, maar die bleef ver van verslaving. Zo zie je maar: dezelfde moeder, dezelfde familie, dezelfde opvoeding, dezelfde context, maar totaal ander resultaat. Of neem mezelf. Drugs heb ik nooit gebruikt, drank was mijn duivel. Ik ben nu vierendertig jaar nuchter, maar ik ga ongeveer elke dag naar AA-bijeenkomsten. Dat werkt, maar alleen als je echt wilt dat het werkt.’ De drugsdoden vormen voor de begrafenisondernemers een speciale categorie, omdat de overheid voor hun transport minimaal honderd dollar betaalt per enkele reis, of twee dollar per kilometer, als het om ver weg gevonden lichamen gaat. Ze worden naar en van de autopsiedienst getransporteerd. Jim en Tommy hebben drie voltijdse krachten in dienst om lijken te transporteren. ‘Er komt veel papierwerk bij kijken.’ Van de autopsiedienst ontvangen ze ook geregeld lijken van dealers. Die zijn heel af en toe afkomstig uit Columbus, Ohio. Maar doorgaans gaat het om bewoners uit Detroit, Michigan. ‘Met hun overlijden heb ik iets minder problemen. Ze komen hierheen, maken ruzie en iemand schiet ze dood. We balsemen ze en rijden met de lijken terug. Een vliegreis is te duur. In het afgelopen jaar waren het er een stuk of twaalf. Ik spreek de collega’s in Detroit al met de voornaam aan.’
Schoenenceremonie
Bij het Capitool van West Virginia is op deze zondagochtend elke implicatie van humor verdwenen. Honderden nabestaanden herdenken drugsslachtoffers tijdens Overdose Awareness Day. Schoenen van de aflijvigen sieren de trappen van het Capitool. Ik vind een duo dat uit War naar Charleston is gereisd. Ralph is een twintiger en zijn leven wordt bepaald door slikken, snuiven en spuiten. Hij probeert af te kicken. Hij probeert het nog hardnekkiger sinds zijn oom, de broer van zijn moeder, aan een overdosis overleed. Bij de lege schoenen van de oom heb ik Ralph en zijn moeder aangetroffen.
In principe zouden de namen van recente drugsdoden tijdens de manifestatie voorgelezen worden, maar organisatrice Cece Brown heeft ruim duizend naamsuggesties op haar Facebookpagina binnengekregen. Het is onbegonnen werk om de namen stuk voor stuk te noemen – dan zou er geen tijd zijn voor andere toespraken, zegt ze. Vrijwilligers schrijven de namen neer, en vullen zo grote borden. Ralphs moeder probeert te voorkomen dat haar zoon volgend jaar ook een naam op zo’n bord wordt. Hij probeert echt clean te blijven, zegt hij, ‘maar het is niet makkelijk, man, het is elke dag verdomd moeilijk.’ Hij maakt een versufte indruk, en lijkt allesbehalve clean. Het leven in een stad als War is stomvervelend. Er is geen werk en buiten het jachtseizoen is er geen vertier. Zijn ogen lichten een seconde op als hij het over de jacht kan hebben. De scholen gaan dan dicht. Maar zijn moeder vertrouwt hem niet langer met een geweer, dus dat vertier is nu ook afgesneden. Drugs geven tenminste wat opwinding, wat kleur. Hij wilde in de medische sector werken, maar een verslaving helpt dan niet en studeren ligt hem sowieso niet. Het is alsof hij zich op voorhand gewonnen geeft, alsof hij leeft in de veronderstelling dat de drugsdood het enige is wat met stelligheid op zijn pad ligt. Zijn moeder kijkt meewarig in de richting van het bord waarop de naam van haar broer werd neergeschreven. Bij hem had niemand zelfs maar in de gaten dat hij drugs nam, zegt ze. Ze was van de hand Gods geslagen toen hij dood werd teruggevonden. Ze hoopt dat het feit dat haar zoon niets verborgen houdt een goed teken is.
Na afloop van de bijeenkomst, die in een mum van tijd is uitgegroeid tot een jaarlijks fenomeen, maakt Cece Brown tijd vrij voor een gesprek. Terwijl ze praat worden de schoenen van de trappen weggehaald. Haar zoon Ryan is in hartje Charleston om het leven gekomen. Dat gebeurde in de toiletten van de downtown mall, om precies te zijn in de toiletten van warenhuis Macy’s. Cece werkte zelf in de mall, werkt er nog altijd. ‘Ik kom elke dag voorbij de winkel waar hij schoenen kocht om te skateboarden.’ Ryan is zeven jaar verslaafd geweest.
‘Iemand zei me: de dood van je zoon was te voorkomen. Dat is het ergste wat iemand me ooit gezegd heeft. Voor mij is dat het gruwelijkste schuttingwoord: voorkoombaar.’
‘Ik stuurde hem naar de universiteit voor een diploma, en hij keerde terug met een verslaving.’ Niet dat ze het doorhad. ‘We kenden niemand die gebruikte. We herkenden de tekenen niet. Ik wist dat er iets fout was, maar ik wist niet wat. Ik wist zeker niet dat het zo erg was. Ik dacht eigenlijk dat hij te veel dronk.’ Wat hem naar de drugs dreef, weet ze niet. ‘Hij wilde uitgaan. Hij ging op zoek naar vrienden, en nam daarbij slechte beslissingen. Net voor zijn eerste overdosis wist ik het. Hij werkte in een restaurant, waar hij waarschijnlijk genoeg geld verdiende voor zijn fix. Zoveel verdiende hij niet. Misschien ontvreemdde hij bij ons thuis geld. Ook dat is een van de dingen die ik niet weet. We troffen hem aan. Zijn aangezicht was zo blauw als zijn broek. Families van verslaafden halen tegenwoordig Narcan in huis, maar wij waren zo slim nog niet. We hebben doodsangsten uitgestaan, wachtend op de ziekenwagen, wachtend op de reanimatie.’
Hij kon die keer gered worden. Hij was er zelf van geschrokken, en was gemotiveerd om een ontwenningskuur te volgen. Die hielp maar even. Hij werd stoned en veroorzaakte een auto-ongeval. Hij kwetste zijn arm. Dat plaatste hem in een onmogelijke situatie. Hij moest tegelijk pijnstillers slikken en afkicken. Cece probeerde zijn pillen achter slot en grendel te houden, ze volgens de voorschriften toe te dienen. Maar hij wist een dealer uit Detroit zover te krijgen pillen in het ouderlijk huis te leveren.
‘En toen hij niet kon betalen, bracht die dealer ons een bezoek en nam hij ons geld en onze tv mee. Het was een nachtmerrie.’ Er volgde een tweede overdosis, waarop de familie beter voorbereid was. ‘Op dat moment besefte hij dat hij een langere ontwenningskuur nodig had. Toen hij stierf, stond hij op twee wachtlijsten voor zo’n ontwenningskuur.’ Hij had net via Obamacare een Medicaidkaart gekregen, die de kuur betaalbaar of zelfs gratis zou maken. ‘Er waren geen bedden vrij. Ik beweer niet dat de kuur hem gered zou hebben, maar boy wat had ik er veel voor overgehad als hij die kans nog had gekregen!’
Wat is er die laatste dag fout gegaan?
‘We denken dat hij in de mall een bekende tegen het lijf is gelopen, die hem een dosis heeft verkocht. In de mall wordt zeker gedeald. Ik kwam hier nog een moeder tegen van wie de zoon stierf in dezelfde mall, in de toiletten van J.C. Penney. Iemand zei me: de dood van je zoon was te voorkomen. Dat is het ergste wat iemand me ooit gezegd heeft. Voor mij is dat het gruwelijkste schuttingwoord: voorkoombaar. Maar het klopte wel. Ryan stierf in 2014. Ik mis hem elke dag. Ik besef elke dag hoe weinig ik wist, en hoe moeilijk het is om drugsverslaafden bij te staan. Het helpt om met lotgenoten te werken. Dat biedt een beetje troost. Maar het helpt ook maar ten dele. Droefenis is als een golf, die komt en gaat. Ze komt vaker dan ze gaat.’
De Verscheurde Staten van Amerika. Rudi Rotthier. 344 blz. Atlas Contact. € 21,99, e-book € 12,99 p>
Dit boek kwam tot stand met steun van het Vlaams Fonds voor de Letteren en van het Fonds Pascal Decroos.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier