Najim Einauan
‘Hypocriete moslim? Montasser zou beter moeten weten’
‘Het verhaal dat de moslim hypocriet is, zoals jihadkenner Montasser AlDe’emeh schrijft, staat haaks op de hoop die leeft bij de moslims en Marokkanen in Vlaanderen en Brussel,’ reageert Najim Einauan van het Platform Allochtone Jeugdwerkingen.
In zijn opiniestuk – ‘Aan de hypocriete moslim: het wordt tijd dat je wijst naar de imam die je taal niet spreekt‘ – alludeert Montasser AlDe’emeh op een Marokkaanse en een moslimgemeenschap, ook al bestaan die niet as such. Uiteraard is er wel een Marokkaanse populatie en om die in het heden te kunnen situeren, dient men eerst het verleden te kennen.
Het verhaal dat de moslim hypocriet is, staat haaks op de hoop die leeft bij de moslims en Marokkanen in Vlaanderen en Brussel
De ouders en grootouders van onze Marokkaanse jongeren waren gastarbeiders, door de Belgische overheid naar hier gehaald om de gevaarlijke en arbeidsintensieve jobs te doen waartoe te weinig Belgen bereid waren.
De overheid selecteerde vooral ongeletterde, ongeschoolde jongemannen uit de minst ontwikkelde regio’s. Een van die streken was het Rifgebergte in Marokko. De meeste gastarbeiders uit de Rif spraken nauwelijks Arabisch en zelden een mondje Frans of Spaans.
Onthaalklassen, inburgeringstrajecten, etc. waren onbestaande. Het verblijf van de gastarbeiders en hun gezinnen in België heette tijdelijk te zijn. Hun kinderen zouden sowieso assimileren aangezien ze hier schoolliepen. Men ging uiteraard voorbij aan het feit dat men die kinderen massaal doorverwees naar het beroepsonderwijs.
Een generatie lang verkeerde België in ontkenning. En beleid ter zake was er niet. Extreemrechts kon ongebreideld floreren en de onverdraagzaamheid groeide.
De lage scholingsgraad van de eerste generatie gastarbeiders, de zwakke sociaaleconomische positie, gebrekkige kennis van de taal, etc. beperkten hen in hun mogelijkheden om zich als minderheid en gemeenschap te ontwikkelen en structuren uit te bouwen. Desondanks zijn zij er in geslaagd om de eerste sociaal-culturele verenigingen en moskeeën op te richten.
De toenmalige gastarbeiders legden zich min of meer neer bij de status van tweederangsburgers, maar werkten zich kapot in de hoop dat hun kinderen en kleinkinderen het later beter zouden hebben
In 1991 werd België brutaal wakker geschud. Intussen sputterde de integratiesector en gaf later de geest om dan later opgevolgd te worden door de inburgeringssector. Om maar eventjes te duiden dat de gemeenschap die volgens sommigen gefaald heeft, een generatie lang niet eens de kans heeft gekregen om Nederlands te leren, zich bij te scholen of in te burgeren. Die eerste generatie verdient respect en lof, geen gratuite kritiek. De toenmalige gastarbeiders beschouwden dit land niet altijd als het hunne en droomden van een terugkeer als gepensioneerde naar hun geboorteland. Ze legden zich min of meer neer bij de status van tweederangsburgers, maar werkten zich kapot in de hoop dat hun kinderen en kleinkinderen het later beter zouden hebben.
Die kinderen en kleinkinderen beschouwen zichzelf intussen als volwaardige burgers van dit land en willen ook zo gezien worden. Zij zijn erin geslaagd structuren uit te bouwen en zichzelf te organiseren. Er is een middenklasse ontstaan en een maatschappelijk middenveld.
Dagelijks engageren duizenden Marokkaanse Belgen zich om jongeren naschoolse begeleiding te geven (MSC Ahlan), te ondersteunen in hun studies (LBA Antwerpen), hen een zinvol vrijetijdsaanbod aan te bieden (Freehands, PAJ, Borgerjong), hen een basiseducatie te bieden op het vlak van cultuur en geloof (De Parels, De Brug). Er zijn er die daklozen helpen (Amana), voedselpakketten inzamelen (Al Ikram), et j’en oblie.
Op enkele uitzonderingen na zijn het Vlaamse moslims die zichzelf Marokkaan, hardwerkende Vlaming, verenigingsmensen, en cultuurliefhebber beschouwen. Zij zijn afkerig van elke vorm van onverdraagzaamheid en radicalisme, en nog nooit in aanraking gekomen met het gerecht.
Zij zijn geen hypocriete moslims en hoeven zichzelf of elkaar niet met de vinger te wijzen. Zij hebben niet gefaald en worden al te vaak over het hoofd gezien. Ze horen en lezen voortdurend dat ze zogenaamd gefaald hebben door geen Nederlands met hun kinderen te spreken, door hun verantwoordelijkheid niet te nemen, door geen afstand te nemen van terrorisme en criminaliteit. Ze horen ook vaak hoe racisme wordt herleid tot een marginaal fenomeen en hoe racial profiling wordt ontkend.
Gezien zijn activiteiten en engagement zou Montasser beter moeten weten
Daarom is het intriest dat Montasser in één adem de staat uit de wind zet en de ouders, families en imams met de vinger wijst. Gezien zijn activiteiten en engagement zou hij beter moeten weten. Hij werkt met geradicaliseerde jongeren en klaagde onlangs nog over hoe de politie in Brussel optrad tegen Marokkaanse jongeren en tegen hemzelf nota bene. Bovendien gaf hij zelf ook aan dat zijn redding lag in het feit dat zijn vader er voor koos om zijn kinderen niet te laten opgroeien in Brussel, maar in een Vlaams dorp.
Misschien moet er daar even bij stilgestaan worden. Bij de aparte structuur van Brussel. Er is niet slechts één overheid in Brussel, maar een kluwen van overheden dat al heel lang bakkeleit over de bestuurbaarheid van die stad. Een stad waarin armoede en samenlevingsproblemen hand over hand toenemen en waar communautaire kwesties het voeren van een coherent beleid bijzonder moeilijk maken.
Het verhaal dat de moslim hypocriet is, staat haaks op de hoop die leeft bij de moslims en Marokkanen in Vlaanderen en Brussel. De hoop dat opiniemakers, beleidsmensen, politici beginnen door te hebben dat er iets moet veranderen. Dat er werk moet gemaakt worden van inclusie en gelijke kansen en dat iedereen mee in het bad moet getrokken worden. Het besef dat terrorisme en radicalisering het probleem en de verantwoordelijkheid van onze algehele samenleving zijn. Wij doen wat we kunnen. Wie doet er mee?
Najim Einauan is coördinator van het Platform Allochtone Jeugdwerkingen maar schreef dit stuk in eigen naam.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier