Ahmed Sababti (28) is geboren en getogen in Antwerpen en is een van de sterkhouders van FT Antwerpen, waar hij in 2010 de Gouden Schoen won in het futsal. Als jeugdwerker bij Kras voelt hij elke dag de pols van de Scheldestad. Welke rol speelde het voetbal in zijn leven en dat van een jonge generatie migranten? “Ik ben opgegroeid in Borgerhout, waar we met de hele wijk op pleintjes voetbalden. Er liep ongelooflijk veel talent rond. Moussa Dembélé en Radja Nainggolan waren er toen ook bij en zijn nog steeds goede vrienden. Het was een onbekommerde jeugd, tot ik me als tiener vragen begon te stellen over mijn identiteit. Was ik Marokkaan, Antwerpenaar, Vlaming of Belg? Ik zat innerlijk in een knoop en ben twee keer blijven zitten op mijn vijftiende. Ik heb me al vaak bedacht dat het aan het voetbal te danken is dat ik later toch nog een diploma heb behaald op de hogeschool. De sport gaf mij perspectief.
“Waarom hebben Dembélé en Nainggolan het zo ver geschopt en zijn Karim Bali en ik in de zaal blijven plakken? Dan kom je toch uit bij de ondersteuning. Mijn vader hoorde nog tot de eerste generatie migranten. Hij heeft zijn hele leven hard gewerkt en ’s avonds moest hij zijn aandacht verdelen over zes kinderen. Logisch dat hij niet stond te springen om ons naar het voetbal te brengen. Ik heb daar altijd respect voor gehad, maar het was wel een gemis. Met de nieuwe generatie zijn de tijden gelukkig veranderd. Vroeger klaagde men erover dat Marokkaanse ouders niet genoeg participeerden, nu krijgen ze het verwijt dat ze te veel doen. Ze zijn niet op hun mondje gevallen, zie je? (lacht)
“Ik ben blij met het verhaal dat we schrijven met FT Antwerpen: succesvol aan de top maar vooral ook een brede basis met 16 jeugdploegen. Ik heb het gevoel dat we er daar in slagen om het hokjesdenken en alle vooroordelen achter te laten, net zoals dat op de pleintjes vroeger het geval was. Blijkbaar zijn de beleidsmakers zo ver nog niet. De Antwerpse politici haakten snel af toen ze naar FT Antwerpen kwamen kijken en merkten dat er maar één ‘echte’ Belg meespeelde. Hoewel al onze spelers in België geboren zijn, heb ik nog steeds het gevoel dat wij ons twee keer zo hard moeten bewijzen. Dat doet pijn, maar ik weet wie ik ben en dat neemt niemand mij nog af. Ik ben trots op mijn afkomst, krijg kippenvel als ik de Brabançonne hoor en raak elke dag steeds meer verliefd op Antwerpen. Zonder dat een van die dingen mij meer of minder waard maakt dan een ander.
“Een aantal maanden geleden ben ik vader geworden. Natuurlijk stel je dan de vraag: in welke stad groeit mijn zoontje straks op? Gaat hij dezelfde obstakels op zijn weg vinden als ik? Wat ik betreur: binnen onze club zie ik een weerspiegeling van de hele maatschappij, maar als ik naar de pleintjes ga, zie ik vaak enkel allochtone jongetjes voetballen, alsof kinderen van Belgische origine niet meer buiten mogen komen. Hoe kan je verwachten dat mensen ooit echt samen gaan leven als ze als kind nooit samen hebben leren spelen?”