‘Zonder mijn aandoening zou mijn leven wellicht niet zo boeiend geworden zijn’

© IMAGEDESK - JOOST DE BOCK

Op de Paralympische Spelen in Rio in 2016 nam Marieke Vervoort met een zilveren en een bronzen medaille én met pijn in het hart afscheid van de competitiesport. ‘Liever een kort en avontuurlijk leven, dan een lang en saai leven’, vertelde ze toen aan Sport/Voetbalmagazine.

Op de Paralympische Spelen in Rio nam ze met een zilveren en een bronzen medaille én met pijn in het hart afscheid van de competitiesport, maar ook voor ‘Wielemie’ gaat het leven verder. De binnenkant vanMarieke Vervoort(37). ‘Liever een kort en avontuurlijk leven, dan een lang en saai leven.’

MARIEKE VERVOORT: ‘Mijn binnenkant hangt aan de muur in de gang. Drie tekeningen die ik maakte rond de eeuwwisseling, toen ik veroordeeld was om in een rolstoel te gaan zitten: een atleet van wie bij het masseren het vel wordt afgewreven; een skelet met forsballen; en een skelet dat in de startblokken zit en de stok wil doorgeven, maar niet vooruit geraakt. Zo voelde ik mij. Heel zwaar was vooral die benen zien flodderen.

‘Maar ik ben dus toch uit de startblokken geraakt. Ik ben beginnen rolstoelbasketten en diepzeeduiken en in de Iron Man in Hawaï zwom ik puur op armkracht de 3800 meter in 1 uur 17 minuten. Maar toen ik door een opstoot van mijn aandoening ook moest stoppen met triatlon maakte ik weer een heel moeilijke periode door, want triatlon was intussen mijn leven geworden. Daarna ben ik beginnen wheelen. Eerst marathons en dan op de piste. Ook dat was weer een hele aanpassing, want het is veel leuker in de natuur rijden dan altijd maar rondjes draaien. Maar zie wat ik uiteindelijk allemaal bereikte! Een gouden en een zilveren medaille op de Paralympics in Londen, drie gouden medailles op het WK in Doha en een zilveren en een bronzen medaille op de Paralympics in Rio. Ik werd twee keer Paralympiër van het Jaar, won de Vlaamse Reus, kreeg een Live Achievement Award, een kleerkastje in het Sportimonium naast Eddy Merckx en Gaston Roelants én zelfs een eigen piste, de Wielemiepiste in Laakdal. Na mijn pastaongeval van twee jaar geleden, toen ik twee liter kokend water over mij kreeg, bleef ik sukkelen en dachten ze dat het voorbij was en werd ik niet meer geselecteerd. Maar dat bracht in mij zulke extreme krachten naar boven dat ik hier prompt het wereldrecord op de 800 meter met zeven seconden verbeterde. Niet te geloven eigenlijk wat ik allemaal deed. Terwijl mijn lichaam verder aftakelde, kwam ik toch telkens sterker terug.

‘Hoe groot de handicap ook is, het zit allemaal hier (tikt op haar hoofd). Het is dáár dat het ‘m zit. Vandaar mijn slogan: never give up, believe you can! Als je wil, dan kun je veel. Maar je moet iets doen wat je graag doet; en telkens er een deur sluit, moet je willen zien dat er een andere opengaat. Het komt erop aan telkens nieuwe uitdagingen te vinden. Bij mij is dat nu indoorskydiven. Dat kan ik nu doen dankzij de mensen van Airspace in Charleroi, die ik ontmoette toen ik in Schaffen een duosprong deed.

‘Wanneer ik vlieg, voel ik mij zo vrij als een vogel. Die rolstoel staat daar en jij hangt in de lucht te zweven. Geweldig! Na vier keer kon ik het al en nu ga ik de kunstjes leren. Ik hoop dat ik het op een dag zo goed zal kunnen dat ik uit een vliegtuig mag springen. Dat zijn dingen waar ik enorm van hou. In Eurodisney zit ik het liefst op de wildste attracties. En na mijn bungeejump vorig jaar met mijn verjaardag in Hasselt was het eerste wat ik zei: ‘Ik wil nog eens!’ (lacht) Dat was echt super. Ik zou het graag eens doen in een ravijn boven water. Dat is pas kicken, denk ik.

‘Als kind was ik een halve jongen. Ik klom in bomen, speelde voor ridder en toen ze op de lagere school vroegen wat ik later zou worden, zei ik ‘schrijnwerker’. (lacht) Later werd dat lerares LO en kleuteronderwijzeres. Ik zwom, ik fietste, ik liep en ik tenniste. Ik was een beetje een freak, maar mijn ouders wilden niet dat ik aan topsport deed omdat het volgens hen niet gezond was. Ik deed jiujitsu toen op mijn veertiende de problemen begonnen met altijd maar achillespeesontstekingen en op mijn zestiende was ik bruine gordel en zou ik voor de zwarte gaan. Maar dat ging niet meer.’

GELUKKIG ZIJN

‘Zonder mijn aandoening zou mijn leven wellicht niet zo boeiend geworden zijn. Dan was het waarschijnlijk geweest: gezinnetje en geld verdienen op de eerste plaats, nine-to-five-job en sport op amateurniveau. Dan was ik geen twee keer wereldkampioen geworden en stonden er achter mijn naam geen vier wereldrecords.

‘Het mooiste moment was mijn gouden medaille in Londen. Die kreet die ik daar loste, vergeet ik nooit meer. Die kwam van héél diep. Daar kon ik heel veel frustratie in kwijt. Want ik was geschrokken van de hardheid tussen de atleten in die paralympische wereld. Zeker bij de Canadese Michelle Stilwell voelde ik dat heel sterk. Ze speelde mentale spelletjes en daagde mij uit tot en met. Na de 200 meter, waarin ik als tweede was geëindigd, wou ik haar voor de foto een welgemeende knuffel geven, maar ze hield haar gouden medaille voor mijn neus. Toen had ik zoiets van: die moet ik dringend eens met haar vier wielen op de grond gaan zetten! Aan de start van de 100 meter een paar dagen later beeldde ik mij in dat ik keidringend naar het toilet moest en dat de finishlijn de toiletdeur was. Ik besliste ook te lopen en te winnen voor Annick Van Uytsel, dat meisje dat vermoord was en van wie ik de ouders goed ken. Ik zei: ‘Komaan, hé, Annick, ik ga dat voor u doen, meeduwen, hé.’ Ik was supergefocust en sneller weg dan op de 200 meter en kon dat net tot op de meet volhouden. Toen ik op het podium stond en de Brabançonne speelde, kreeg ik geen woord door mijn keel. Alles zat vast, omdat ik mij sterk wou houden en mijn tranen amper kon bedwingen. Dat was zo’n speciaal moment, het allergrootste van mijn carrière.

‘Maar vrede kan ik met mijn ziekte onmogelijk hebben, omdat ik fysiek altijd maar achteruitga en de beperkingen almaar groter worden. Als ik mij vergelijk met toen ik nog triatlon deed, is dat confronterend. Ik was geblokt en zwaar gespierd, terwijl ik nu maar 45 kilo meer weeg. Als ik in Lanzarote surfers over de golven zie glijden, doet dat zeer, omdat ik dat vroeger ook kon en heel graag deed.

‘De laatste tijd ben ik weer bang geworden. Soms word ik wakker met armen die als dood aanvoelen en hoor ik dat ik in mijn slaap bijna niet bewoog en dat mijn ademhaling oppervlakkig was. Ik verloor de voorbije dagen ook geregeld de controle over mijn bewustzijn. Zag je die zuurstoffles staan in de gang? Ik vind dat beangstigend. Af en toe moet ik mijn tranen eens de vrije loop kunnen laten.

‘Maar mijn doodsangsten zijn weg sinds ik mijn euthanasiepapieren tekende. Op het moment dat ik noodgedwongen moest stoppen met triatlon dacht ik: ik kan niets meer, ik ben niets meer, zo wil ik niet leven, met al die pijn en die achteruitgang telkens. Ik kon er mij niet bij neerleggen. Ik kon dat niet aan en ben mijn medicatie beginnen opsparen. Toen ik een zak vol morfinepilletjes en spierontspanners opgespaard had, dacht ik: als ik die inneem, zal het zeker gedaan zijn. Tot mijn psychologe mij over de euthanasiewet vertelde en mij in contact bracht met Wim Distelmans. Hij was de eerste dokter die voor mij tekende voor euthanasie, wegens mensonwaardig lijden, maar hij zei ook: ‘Jij doet dat niet.’ Hij voelde tijdens de procedure dat ik gerustgesteld was, omdat ik mijn lot in eigen handen zou krijgen, en dat mijn moment nog niet gekomen was. Al schreef ik in die tijd wel persoonlijke afscheidsbrieven naar al mijn vrienden. Sindsdien verleg ik telkens de grenzen van wat ik aankan, merk ik.

‘Eigenlijk ben ik wel gelukkig.

‘Een vaste relatie hoeft voor mij niet echt, want ik kan evenveel van iemand houden zonder dat we een koppel zijn; en ik hou erg van kinderen, maar hoef zelf geen moeder te zijn. Ik wil kunnen gaan en staan waar en wanneer ik wil, sorry, róllen waar en wanneer ik wil. Zo ben ik altijd geweest: erg op mijn vrijheid gesteld. Vroeger woonde ik samen met een jongen, Bart, maar die relatie is stukgelopen; en in Lanzarote ontdekte ik daarna dat ik meer verliefd ben op vrouwen dan op mannen. Ik mis dat meisje nog altijd. Ze woont in het noorden van Spanje en is kunstenares en staat voor de klas in een kleuterschool. Af en toe whatsappen of skypen we nog met elkaar.

‘Genegenheid is mijn brandstof. Menselijke warmte. Liefde. Materiële rijkdom zegt mij niks. Maar geef mij een dikke, welgemeende knuffel en ik voel mij de rijkste mens ter wereld. Zoals ook prinses Astrid er mij onlangs één gaf. Ze belde mij nadien zelfs nog om te vragen hoe het met mij ging. Jammer dat ik aan haar nummer of mailadres niet geraak, want ik zou haar graag eens contacteren. Zo ben ik ook altijd al geweest: ik hou graag van mensen en ik hou er ook van dat mensen van mij houden.

‘Ik vind het geweldig dat nu ik gestopt ben er nog zoveel mensen dag en nacht voor mij klaarstaan en dat al mijn sponsors mij blijven steunen. Dankzij de sport leerde ik ook heel veel fijne bekende Vlamingen kennen. Karen Damen bijvoorbeeld is echt een keitoffe madam, die is even zot in het echt als op tv. Tom Waes is een goeie kameraad. Rob Vanoudenhoven is mij altijd komen bezoeken in het ziekenhuis. Johan Boskamp kwam elke week, hij is een van de liefste mannen die ik ken. En Piet natuurlijk, mijn peter Piet den Boer, die zit ook heel diep in mijn hart.

NU LEVEN

‘Tot nu toe stond ik er eigenlijk nog niet bij stil dat het competitiesporten voor mij voorbij is, omdat het sindsdien druk is gebleven. De BBC is hier geweest, de New York Times ook, en deze maand komt er nog iemand uit Italië, komt er uit Amerika een ploeg om een documentaire te maken en vroeg er ook nog een andere, gereputeerde Amerikaanse documentairemaker om af te komen. En ik moet zelf onder meer nog in Parijs voor een groot bedrijf gaan spreken.

‘Maar wanneer in mei de competitie weer van start gaat, zal ik het wel moeilijk krijgen. Dan zal ik heimwee voelen. Want mijn hart zegt doorgaan, maar mijn lichaam zegt stoppen. Dat hoofdstuk is definitief afgesloten, mijn wheeler gaat naar het museum, maar ik droom er wel van om binnen vier jaar toch op de een of andere manier op de Spelen in Tokio aanwezig te kunnen zijn. Japan fascineert mij al van toen ik nog jiujitsu deed. Thuis at ik met stokjes, mijn matras moest op de grond liggen en in mijn kamer hing een bokszak waartegen ik slagen en stampen oefende. Ik bewaar trouwens nog altijd mijn jiujitsupak en al mijn gordels. En zag je al die Boeddhabeelden hier al staan? (lacht) Toen ik onlangs naar een reportage keek over de natuur in Japan, wist ik het zeker: daar wil mijn hart zijn.

‘Maar ik leef van dag tot dag. In het begin van mijn ziekte werkte ik mee aan een onderzoek in Leiden, maar voor mij was dat naar ‘Lijden’ dat ik ging. Telkens moest ik horen dat ‘dit is achteruitgegaan’ en ‘dat kan misschien nog komen’. Daar zag ik zo van af. Ik werd zot! Ik wil niet weten wat er nog allemaal komt. Ik wil nu leven, niet in het verleden en niet in de toekomst. Maar ik ben heel nuchter. Ik geef mezelf ook geen valse hoop. Ik weet dat in een halfuur alles kan veranderen. Het kan zelfs vannacht gebeuren. De realiteit is dat ze niet precies weten wat er met mij scheelt. In het begin staken ze mij zelfs in het hoekje van de psychisch gestoorden. Intussen zagen ze dat er iets is in mijn ruggenmerg ter hoogte van de wervels C5 en C6. Dat het daarom is dat ik in een rolstoel zit, dat mijn handen krom staan, dat ik mensonwaardige pijnen, epilepsieachtige aanvallen en bewustzijnsstoornissen krijg en dat ik niet meer zonder dagelijkse morfine- en valiumspuiten kan. Ook mijn zicht gaat almaar achteruit. Met mijn ene oog scoor ik maar 1 op 10 meer en met mijn ander 3 op 10. Een bril helpt niet, omdat het komt door iets in mijn hersenen. Maar liever een kort en avontuurlijk leven, dan een lang en saai leven. Ik zeg altijd: je moet kijken naar wat je wel nog hebt en wat je wel nog kunt. Dat is wat ik altijd doe. Belangrijk is ook dat ik goed kan relaxen. Want als je je met pijn gaat opspannen, doet het extra pijn. In de juiste houding en met de juiste muziek voel ik soms precies mijn matras niet meer, alsof ik een beetje zweef. Zo diep kan ik mij bij momenten ontspannen. Ik voel mij ook goed bij de droomconcerten van mijn meter en mental coach Lieve Bullens. De trillingen van de klankschalen en de indianentrom gaan dwars door mij heen. Heerlijk.

‘Bij doodgaan stel ik mij nu hetzelfde voor als in slaap gedaan worden. Ik ben al vaak in slaap gedaan geweest, ook telkens mijn brandwonden schoongemaakt moesten worden, en dat is een zalig gevoel. Het gaat langzaamaan… tot er niks meer is. Het is niet dat ik per se dood wil, maar als ik dan weer ontwaak, gebeurt het dat ik denk: shit, ik ben terug wakker. Enerzijds probeer ik alles uit het leven te halen, er het beste van te maken en constant mijn grenzen te verleggen. Maar anderzijds is er toch ook iets van: inslapen en even van alles verlost te zijn, geeft mij een enorm goed gevoel.

‘Als ik hier ’s nachts weer eens naar het plafond lig te staren, gebeurt het dat ik de pijn uitschreeuw en dat ze dat horen tot op het einde van de straat en ik een sms krijg om te vragen om wat stiller te zijn. Dan roep ik: ‘Laat het stoppen, ik wil erin blijven, ik kan niet meer!’ Maar ’s anderendaags, als het beter gaat, is het weer de moeite om er te zijn.

‘Hoe dan ook kan ik de mensen dankzij mijn aandoening een veel grotere boodschap brengen dan als ik een gewoon Marieke was geweest, denk ik, en dat is iets wat mij een heel goed gevoel geeft.’

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – FOTO’S IMAGEDESK – JOOST DE BOCK

‘Zonder mijn aandoening zou mijn leven wellicht niet zo boeiend geworden zijn.’ MARIEKE VERVOORT

‘Telkens er een deur sluit, moet je willen zien dat er een andere opengaat.’ MARIEKE VERVOORT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content