Zijn aanbidders snakken naar een einde aan het verval van de voormalige stervoetballer. “Ik ben El Diego” luidt de trotse titel van Diego Maradona’s autobiografie, maar Pluisje wekt vooral medelijden.
Niet lang na het gewonnen WK van 1986 in Mexico wordt Diego Maradona uitgenodigd op het Vaticaan voor een ontmoeting met Paus Johannes Paulus II. Samen met echtgenote Claudia en moeder Dalma, bij wijze van officieuze heiligverklaring. “Het was teleurstellend”, kijkt Maradona in zijn boek terug op het middagje Rome. “De Paus deelde rozenkransen uit, ook aan Claudia en mijn moeder. Toen ik aan de beurt was, fluisterde hij : “Dit is een bijzonder exemplaar exemplaar Diego, speciaal voor jou”. Maar mijn krans was identiek aan die van mijn moeder ! Terwijl hij had benadrukt dat mijn krans bijzonder was. “Neem me niet kwalijk, maar waar zit het verschil tussen mijn rozenkrans en die van mijn moeder ?”, vroeg ik hem daarna. Maar hij keek me slechts aan, gaf me een schouderklopje, glimlachte kort en zei niets. Alsof hij wilde zeggen dat ik moest opdonderen en geen stomme vragen meer stellen. Een totaal gebrek aan respect.”
Na het bezoek aan de Paus twijfelt Maradona nog steeds niet aan zijn eigen heiligdom. Hij is in die tijd immers de Messias van het volk die garant staat voor geluk en liefde. Roberto Perfumo, in de jaren zeventig aanvoerder van het Argentijnse elftal, typeerde ooit treffend het leven en lijden van Pluisje. ” Julius Caesar werd altijd vergezeld door een slaaf die zei : “Bedenk dat je een mens bent”. Tegen Diego hebben ze altijd gezegd : “Bedenk dat je God bent”.”
Maradona’s woede over de Fifa-verkiezing tot Speler van de Eeuw, eind vorig jaar, was primitief maar gemeend. Iedereen die zijn status als beste voetballer ooit in twijfel trekt, maakt volgens de oudspeler deel uit van het complot tegen hem en alle Argentijnen. De kroning van Pelé was voor Maradona het zoveelste bewijs van afgunst. El Diego – na zijn uitbarsting werden als compromis beiden uitgeroepen tot winnaar – leeft nog steeds van de bewondering voor zijn verleden. Wie hem niet aanbidt, is automatisch een vijand. “Woede is mijn brandstof”, benadrukt hij in zijn boek. Hij zou waarschijnlijk nog steeds draaien op de benzine van frustraties, als de cocaïne geen kans had gehad de motor te ontregelen.
De dag van zijn laatste officiële wedstrijd, 24 augustus 1997, symboliseert de tragiek van Maradona’s leven. Hij had zojuist zijn zoveelste rentree gemaakt, bij zijn oude liefde Boca Juniors. “Ik wist niet welke richting ik op moest. De ene dag zei ik dat ik bij Boca wilde spelen, de volgende dag dat ik voorgoed wilde stoppen, en daarna vertelde ik het land te willen verlaten. Heel tegenstrijdig allemaal, maar nu begrijp ik de twijfel : ik wist niet hoe ik moest leven zonder voetbal.”
Een dopingcontrole na het betreffende duel met zijn eerste profclub Argentinos Juniors is echter wederom positief. “Weer cocaïne… Ik gaf me over, had het gevoel dat ik een pistool kreeg aangereikt. Alsof het kruis dat ik door mijn verslaving droeg nog niet zwaar genoeg was, haalden ze me ook nog eens op zo’n manier van het veld.”
In alles wat Maradona zegt, zit de traan verstopt. Het verdriet van een slachtoffer, want hij zoekt het kwaad achter zijn teleurstellingen steevast bij een al dan niet abstracte vijand. Te vroeg verliest de volksjongen uit de sloppenwijk Villa Fiorito in Buenos Aires de greep op de werkelijkheid. Het kleine mannetje wordt op amper tienjarige leeftijd bevangen door het virus van de aandacht. In de rust van de thuiswedstrijden van Argentinos Juniors vermaakt hij begin jaren zeventig het publiek. “Het hele stadion begon te juichen en te klappen als ik mijn kunstjes liet zien. Ik werd er verlegen van. Maar voortaan mocht ik wekelijks opdraven met mijn circusnummer.”
De adoratie neemt al snel ongekende vormen aan. Op 28 september 1971 schrijft de Argentijnse krant Clarin voor het eerst over de jongen met het uiterlijk en de klasse van een ster, na een wedstrijd van Maradona met het jeugdteam van Argentinos Juniors. Na zijn eerste tv-optreden groeit Maradona uit tot een attractie voor heel Argentinië. “Terwijl leeftijdsgenoten naar sprookjes luisteren, luistert Diego naar applaus”, schrijft het toonaangevende voetbaltijdschrift El Grafico in 1976, kort na Maradona’s debuut voor Argentinos Juniors.
Op 20 oktober, tien dagen voor zijn zestiende verjaardag, mocht het talentje invallen tegen Talleres. “Binnen drie jaar groeide ik van een anoniem jongetje uit tot een gewild onderwerp in de media. Het ging zó snel, dat ik hartstikke zenuwachtig was voor interviews. Ik begreep ook niet waarom ik zo belangrijk was en vertelde steeds hetzelfde verhaal : waar ik geboren was, hoe ik geleefd had en wie mijn favoriete voetballers waren. Eigenlijk werd te snel van me verwacht dat ik een volwassene was. Voor het eerst kreeg ik te maken met afgunst. Ik sloot me af en toe op in mijn kamer en huilde van verdriet en onbegrip. In één klap maakte ik deel uit van de grotemensenwereld.”
En dat had Maradona het liefst nooit gedaan. “In mijn laatste maanden bij Boca had ik een heel bijzondere droom. Ik zag een wedstrijd voor me met alleen maar kinderen. Met jongetjes op de tribune, jongetjes op het veld. Zelfs de politie bestond uit kinderen. Ik kon niet meer tegen de druk, ik wilde er niets van weten.” Als hij in 1982 Argentinië ontvlucht voor een transfer naar Barcelona, voelt dat vooral als een bevrijding.
In Spanje ontaardde zijn vrijheidsgevoel al snel in een zucht naar de geneugten des levens. De ster verzamelt een leger vrienden om zich heen. De Maradona-clan, berucht om orgies en drugfeestjes, wordt een fenomeen. “Dat maakte me erg nijdig. Het waren mijn mensen, mijn familie, mijn vrienden, mijn werknemers. Ik had een groot huis in Pedralbes, de mooiste wijk van Barcelona. Waarom zou ik dat niet delen met de mensen van wie ik hou ? Ik voel me gelukkig met mijn vrienden om me heen. Wat zij allemaal uithaalden, kon ik goed- of afkeuren, maar dat was geen reden te denken dat ze mijn vrienden niet meer waren. Bovendien wil het niet zeggen dat ik overal aan meedeed. Ik hielp degenen van wie ik dacht dat ze mijn hulp nodig hadden, al bedankten velen mij niet. Sterker, velen hebben zich tégen mij gekeerd. Toen heb ik tegen mezelf gezegd : Dit nooit meer, vanaf nu tellen alleen mijn familie en échte vrienden nog. Maar laat duidelijk zijn dat niemand me heeft gedreven te doen wat ik deed, vergissingen te begaan. Want daarvoor ben je zelf verantwoordelijk. En ja, daar bedoel ik ook drugs mee.”
“Achteraf gezien was mijn verblijf in Barcelona rampzalig”, schrijft Maradona. “Ik kreeg geelzucht, stond weken aan de kant met een beenbreuk en mijn relatie met voorzitter Núñez was slecht. Bovendien kwam ik er in aanraking met drugs. Als je voor het eerst gebruikt, denk je dat je het de baas kan blijven, dat je kan stoppen zodra je wilt. Maar voor je het weet, ben je verslaafd. Núñez vertelde later dat hij me had verkocht omdat hij wist dat ik cocaïne gebruikte. Dat is een leugen, hij wist van niets !”
Zijn tijd in Barcelona bleek slechts het begin van de ondergang. Als manager Guillermo Coppola halverwege de jaren tachtig in Maradona’s leven verschijnt, wordt de voetballer voorgoed omgeven door een maffiose stank. Van alle randfiguren die hem in de loop der jaren omringen, is Coppola waarschijnlijk het meest discutabel. De Playboy van Buenos Aires heeft een bedenkelijke reputatie, gestoeld op drugs en corruptie. Het grootste gevaar is echter dat Maradona niemand méér vertrouwt dan hem. “Coppola is de maffia”, zegt de vooraanstaande advocaat Frederico Muzio in 1996. “Ik weet zeker dat hij tegen Maradona heeft gezegd: “Jij bent de allergrootste, dus jij kunt doen wat je wilt”. Daarom ook is Maradona verslaafd geraakt aan cocaïne. Door Coppola ging hij denken dat hij God was, onaantastbaar.”
De persoonlijke manager van de voetballer, opvolger van diens jeugdvriend Jorge Cytersziller (nu agent van onder anderen Julio Cruz), is in elk geval indirect verantwoordelijk voor de grootheidswaanzin en tragiek van Maradona. Coppola brengt zijn pupil medio 1986 onder bij Napoli, de Zuid-Italiaanse club waar hij zijn grootste successen beleeft. Zijn periode in het voetbalgekke Napels leidt echter tevens zijn ondergang in.
Voor de Napolitanen is Maradona wat hij ook voor de Argentijnen is : de Messias die het volk geluk moet brengen. Napels zit, net als Argentinië, gevangen in de eeuwige rol van underdog. De Napolitaan geldt in het rijke Noord-Italië als de personificatie van armoede en minderwaardigheid. Als de kleine dribbelaar Napoli in 1987 de eerste landstitel in de clubgeschiedenis bezorgt, slaat de bewondering zelfs over in obsessie.
Maradona blijkt bovendien nauwelijks bewust van de invloed die vooral de Napolitaanse maffia, de Camorra, op hem heeft. “Er verschenen foto’s van mij met Carmine Giuliano, die ervan beschuldigd werd een van de leiders van de Camorra te zijn. Ik ga niet ontkennen dat er maffia in de stad bestond, maar het is absoluut niet waar dat ik zaken met hen heb gedaan. Ze hebben me nooit onder druk gezet. Ze beschermden me, in ruil voor het plezier dat ik ze bracht. Het was fascinerend om mee te maken en natuurlijk kreeg ik van alles aangeboden, maar ik wilde niets hebben. Je weet hoe het gaat : eerst geven ze, daarna vragen ze.”
Even later bevestigd Maradona echter zijn rol als mascotte van de maffia : “Ik maakte ongelooflijke dingen mee. Elke keer als ik een van de fanclubs bezocht, kreeg ik gouden Rolexen of zelfs auto’s cadeau, bijvoorbeeld de allereerste Volvo 900 van heel Italië. En dan vroeg ik steeds wat ik terug moest doen. “Niets,” antwoordden ze dan, “je hoeft slechts een foto te laten maken”. Ik bedankte ze en de volgende dag stonden die foto’s in de krant.”
Zijn persoonlijke trainer en vriend Fernando Signorini verwoordt de ondergang van de voetballer begin jaren negentig als volgt : “Diego is als een Fiatje 850, klein maar ontzettend sterk. Maar er zijn steeds meer mensen in dat Fiatje gestapt en meegereden. Voordat Diego het wist, zat de auto bomvol. Mensen zaten op het dak, hingen uit het raam, terwijl anderen probeerden langs alle kanten naar binnen te komen. En dan komt er een moment waarop je de controle verliest. Dat je tegen een boom rijdt en dat het over is.”
Maradona weigert die theorie serieus te nemen, omdat hij simpelweg geen onderscheid ziet tussen bewondering en misbruik. Hij erkent in zijn boek de drugs als tegenstander, maar zoekt de oorsprong immer in een complot. “De oorlog tegen mij en mijn familie begon steeds smeriger te worden. Het was leven en tegelijkertijd zorgen dat je de bommen ontweek”, zegt Maradona over de periode na het WK van 1990 in Italië. “Iedereen weet wat er na mijn tweede titel met Napoli in 1989 is gebeurd. De uitschakeling van Italië op het WK ( in de halve finales tegen Argentinië na strafschoppen, Maradona benutte er ook één, nvdr) hebben ze me nooit vergeven. Ze wilden wraak. Dààrom is het allemaal gelopen zoals het gelopen is.”
De Argentijnse winst (in Napels !) is volgens Maradona de aanleiding voor een hetze. Die bereikt zijn hoogtepunt op 17 maart 1991, de dag dat hij voor het eerst wordt betrapt op druggebruik, na het competitieduel Napoli-Bari. “Het was een intrige, ik zweer het. Ik had een drugprobleem, maar daarom controleerde ik mezelf regelmatig. Nog afgezien van het feit dat je van cocaïne niet beter gaat spelen, omdat het je naar achteren trekt in plaats van vooruit duwt. Maar uit mijn eigen test bleek vooraf dat ik clean was. Nog altijd loopt er een rechtszaak, omdat er gruwelijke fouten zijn gemaakt bij het onderzoek. Werknemers hebben verklaard dat er met flesjes is geknoeid en als dat ooit bewezen wordt, zou dat voor mij een historische zege zijn. Al zal het me de jaren die ik in mijn carrière door hen ben mislopen niet teruggeven. Ik werd Italië uitgeduwd als een misdadiger.”
Een wereldwijde schorsing houdt de gevallen ster vijftien maanden aan de kant, maar een nieuw dieptepunt volgt al amper een maand later. Een versufte, zwaar gedrogeerde Maradona wordt in Buenos Aires van zijn bed gelicht, onder het oog van een leger journalisten en camera’s. “In het hok waar ik was opgesloten, stond zo’n krukje waarop boksers zitten tussen twee rondes in. Om zich op te maken voor het volgende hoofdstuk van het gevecht. Toen mijn vriend Marcos me kwam opzoeken in de gevangenis, zei hij : “Diego, jij gaat het WK van 1994 in de Verenigde Staten spelen”. Ik antwoordde dat hij gek was, maar diep van binnen voelde ik dat het kon. Er kwam nog een volgende ronde.”
En inderdaad, Maradona knokt zich naar het toernooi, door zich in de weken ervóór af te sluiten met ex-bodybuilder Daniel Cerrini. De voetballer heeft inmiddels twee mislukte avonturen achter de rug bij Sevilla en Newell’s Old Boys, omdat hij slechts uitblinkt in afwezigheid en overgewicht. Cerrini zet hem op een zwaar dieet en Maradona verschijnt fitter dan ooit in de Verenigde Staten. In de eerste wedstrijd tegen Griekenland leidt hij Argentinië als vanouds : 4-0, met één schitterende treffer van Maradona. Hij viert zijn goal brullend in een tv-camera, met angstaanjagend opengesperde ogen. Een dag later wordt hij schuldig bevonden aan het gebruik aan efedrine. Met dank aan Cerrini, maar Maradona ziet het kwaad vooral bij de voetbalbazen, die hem opnieuw een langdurige schorsing opleggen.
“Ze hadden mijn benen afgezaagd, maar vooral mijn ziel was gebroken. Ik was ervan overtuigd dat ik al had betaald voor de uitschakeling van Italië in 1990, met de nederlaag in de finale tegen Duitsland door die strafschop. Maar het leek dat de Fifa geen genoegen nam met de pijn, ze wilden mijn bloed. En meer… Ik had zo gebeden dat alles goed zou aflopen. Maar God had hier niets mee te maken. Hij was afgeleid of had het te druk, want anders had Hij moeten zorgen dat Blatter, Havelange, Johansson en al die domoren het mij zouden vergeven. Omdat het geen terugval in het gebruik van cocaïne was. Daarom was het ook niet de grootste stommiteit uit mijn leven, ik zie het als de fout van een ander.”
door Sjoerd Mossou