Wielrenner Tom Simpson: Het vergeten verhaal van de Tour de France 1967

© Belga Image
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Nu de Tour de France 2024 in volle gang is, duiken we nog eens in ons rijk sportarchief. Herlees hieronder de reportage, waarin Vin Denson vertelt over het verlies van zijn vriend Tom Simpson (artikel uit de Tourgids 2015).

Hij beschouwde hem als zijn soulmate en jongere broer. Maar op die beruchte 13e juli 1967, bijna vijftig jaar geleden, werd op de Mont Ventoux hun band abrupt doorgeknipt. Vin Denson over het leven en de dood van Tom Simpson.

81 jaar is hij, Vincent Vin Denson, maar mee met zijn (digitale) tijd. Zijn per e-mail gezonden reisweg – via metro en trein, vanuit het Londense Saint-Pancrasstation naar Harlow, zijn woonplaats ten noorden van de Britse hoofdstad – klopt tot op de minuut. Aan het station van Harlow, waar Denson ons ophaalt, blijkt ook waarom hij tijdens zijn carrière The Gentle Giant, de Grote Vriendelijke Reus, genoemd werd. Stralende glimlach, stevige handdruk, indringende karakterkop. Zijn auto, een Opel uit de nineties, lijkt zelfs meer te rammelen dan zijn lijf. Lijkt, want het leven heeft de Engelsman niet gespaard: nadat zijn vrouw in 1996 overleed aan een hersentumor, kreeg hij ruim drie jaar geleden zelf een beroerte en daarna ook prostaatkanker. Ook Densons hart vertoont slijtageverschijnselen. ‘Ik ga een pacemaker laten plaatsen. Dan kan ik weer gerust fietsen. Maar de geest is nog tiptop!’ In zijn rijhuisje in Harlow is dat meteen te merken: verbazend hoeveel details Denson, bladerend door zijn vele plakboeken, zich haarfijn herinnert. Over zijn verhuis naar het Franse Troyes – om er zijn eerste stappen in het profpeloton te zetten –, over zijn etappezege in de Giro van 1966 – als eerste Brit ooit –, of over het verschil tussen zijn ex-kopmannen Rik Van Looy en Jacques Anquetil: ‘Rik had altijd een excuus om niet of slechts een deel te betalen van wat hij beloofd had, Jacques was wél een man van zijn woord.’

Tom Simpson
© Belga Image

Maar we waren vooral gekomen om te praten over Tom Simpson. Die ontmoet de dan 20- jarige Denson in 1956 voor het eerst tijdens een kwalificatiewedstrijd voor de ploegenachtervolging van de Olympische Spelen in Melbourne. ‘Heel verbaasd was ik toen een twee jaar jongere, onbekende kerel met een haviksneus mij versloeg. Ik hoorde dat het om een mijnwerkerszoon ging, genaamd Simpson.’ De hechte vriendschapsrelatie tussen hen kiemt echter pas twee jaar later. ‘Toen ik mijn legerdienst deed in Yorkshire, de streek waar Tom vandaan kwam, en we samen vele tijdritten – toen heel populair in Engeland – reden. Ik herinner me dat ik aan Tom een Frans wielerblad toonde, met een foto van de Tour op de cover. ‘Daar wil ik ook naartoe, na mijnlegerdienst.’ Voor Tom was het leger geen optie. Zodra hij zijn vrijgave kreeg, zou hij naar Frankrijk vertrekken. ‘Ooit wil ik de Tour rijden. En winnen’, zei hij toen al.’ Aan die Ronde nemen ze samen, als lid van Team Britain, voor het eerst deel in 1961. Zonder succes, want ze geven beiden op. In tegenstelling tot Vic – zoals Denson in Frankrijk genoemd werd, omdat Vin wijn betekent – heeft Simpson dan al naam gemaakt op het vasteland, met een zege dat jaar in de Ronde van Vlaanderen. Denson wordt zelf pas op zijn 26e, na anderhalf jaar als onafhankelijke, in juli 1962 prof. Eerst bij twee Franse teams, Frimatic en Pelforth, in 1964 bij Solo-Superia, als helper van Van Looy, en daarna drie jaar bij Ford France/Bic, als meesterknecht van Anquetil. Opvallend: nooit in de Peugeotploeg waar Simpson van 1963 tot zijn dood in 1967 voor uitkwam. ‘Tom heeft enkele keren geprobeerd om me binnen te halen, maar door een limiet op het aantal buitenlanders lukte dat nooit.’

Desondanks trainen ze in die jaren vaak samen. In de Provence, waar Simpson eenvilla heeft en Denson dikwijls met zijn gezin verblijft, maar ook in hun thuisbasis in Gent, waar Denson, vanuit Troyes, in 1963 naartoe is getrokken. Op aanraden van zijn boezemvriend, die eerder al richting België was verhuisd. ‘In een straal van vijftig kilometer rond Gent kon je volgens Tom bijna elke dag een kersmiskoers rijden. Dat zou me veel benzine besparen, want in Franrijk waren de verplaatsingen veel langer. Bovendien was devoeding, zei Tom, in België veel goedkoper. ‘En in Nederland kun je kaas en boter halen.’’ In Gent wordt Denson opgevangen doorRené Hailliez, een rijke zakenman en een grote supporter van Simpson. ‘Tom had, voor hij naar een villa in Mariakerke verkaste, eerst gratis in een van Hailliez’ woningen, in het centrum van Gent, gelogeerd. Daar kon ik aanvankelijk ook terecht, vooraleer ik naar een groter huis van Hailliez in Gentbrugge verhuisde.’ Niet veel later neemt Denson in de nabijgelegen Schooldreef, op een steenworp van het Jules Ottenstadion, ook een café over, dat hij zijn naam geeft. ‘De biljart- en snookertafels vervingen we door een dansvloer, waarop we heel wat thés dansants organiseerden. Al nam mijn vrouw Vi ’s avonds wel het meeste werk op zich – ik moest slapen, hé. Ook veel AA Gentfans sprongen na de match binnen. Of renners, zoals Eddy Merckx, de dag voor de Ronde van Vlaanderen, die toen nog in Gent begon. Met Tom heb ik er na een training ook vaak aan de bar gezeten, genietend van een donkere Leffe.’

Geld nodig

Denson en Simpson worden weer gelegenheidsploegmaats wanneer in de Tour van 1967, voor het eerst sinds 1961, opnieuw landenteams aantreden. ‘Voor Tom was die Tour bijzonder belangrijk, sportief én financieel.Zijn wereldtitel van 1965 had hij het jaar ervoor niet kunnen verzilveren, na een bekkenbreuk opgelopen tijdens een skivakantie. Intussen had hij in Corsica wel een vakantiedomein van elf hectare gekocht, in Gent appartementen op de Antwerpsesteenweg… Ook zijn liefde voor snelle wagens en oldtimers – onder meer een Peugeot uit 1910 – was niet goedkoop.’ De 29-jarige Simpson wil voor het einde van zijn carrière nog vijftigduizend pondbijeenfietsen. En dus móét er in 1967 geldin het laatje komen. Na een eindzege inParijs-Nice hoopt hij in de Tour de jackpot te trekken. ‘Tom ging voor niet minder dan het podium’, zegt Denson.

De eerste week verloopt echter niet volgens plan: Team Britain verliest drie renners en wordt in de ploegentijdrit laatste, op drie minuten van België. Een etappeoverwinning van Michael Wright pompt Simpson weer moed in. Op de Ballon d’Alsace eindigt hij als vijfde, op negentien seconden van Lucien Aimar. Maar in de daaropvolgende Alpenrit over onder meer de Télégraphe en Galibier krijgt de ex-wereldkampioen een mokerslag: pas zestiende, zes minuten na Felice Gimondi en Julio Jiménez. Hij zakt terug naar de achtste plaats in het algemeen klassement. ‘Zware darmproblemen’, verklaart Denson. ‘Enkele keren richting de bosjes gevlucht. En zelfs zijn behoefte gedaan óp de fiets – achteraf moest de mecanicien de ‘sporen’ uitwissen. ‘Voor mij geen verrassing, die diarree. Tom was een specialist van klassiekers en korte rittenkoersen, maar voor grote rondes miste hij weerstandsvermogen, waardoor hij vlug vermoeid en ziek werd. Na die Alpenetappe was hij zelfs zo uitgeput dat ik hem met ploegmanager Alec Taylor de trap op naar boven heb moeten dragen, richting zijn hotelkamer. Tom zag zo wit als zijn lakens en wilde niets eten, maar ik kon hem toch overtuigen om wat soep te drinken. Meteen erna moest hij echter alles weer overgeven in het toilet. ‘Push jezelf zo niet. Wees tevreden met je toptienplaats en focus op het WK’, zei ik. Daar wilde Tom niets van weten. ‘Ik móét op dat podium raken.’ De dag erna was hij, als bij wonder, genezen: hij kon weer stevig ontbijten, al schrok hij wel van een foto van hem in de krant. ‘Het lijkt alsof ik een hartaanval had. Ik zie er verschrikkelijk uit.’

Hoewel Simpson in de twee volgende ritten beterschap vertoont – met in Marseille een tweede plaats in de pelotonsprint – voert zijn manager Daniel Dousset die avond de druk op. Hij móét presteren en de Tour uitrijden, want zijn contract voor 1968 staat op het spel. ‘Tom had een deal voor twee jaar met deSalvaraniploeg van Gimondi, met wie hijgoed overeenkwam’, zegt Denson. ‘Dat had Dousset in het geheim onderhandeld – bij Peugeot wisten ze van niks – en dat nieuws zouden ze pas na de Tour bekendmaken.Ik zou Tom ook eindelijk kunnen vergezellen – hij had dat afgedwongen bij Gimondi.’

Biljarten aan de Vieux Port

Dood van Tom Simpson
© Belga Image

Doussets bezoek weegt zwaar op Simpsons gemoed, ook omdat de volgende dag de Mont Ventoux op het menu staat. ‘Dáár zou hij toeslaan’, herinnert Denson zich. ‘Maar voor de start zei Tom dat hij bang was. Twee jaar ervoor had hij in de etappe met finish op de Ventoux, ondanks een negende plaats, al naar adem moeten happen, door de hitte. En die dag, in 1967, zou het nóg warmer worden. Toch hield hij voor de pers de schijn op. Aan de Vieux Port in Marseille hebben we, op verzoek van de fotografen, in een café zelfs nog biljart gespeeld. Maar eens op de fiets: weer dat sombere, bleke gezicht. ‘Aan de voet van de Ventoux panikeerde Tom nog meer. Omdat Raymond Poulidor lek gereden was, en leider Roger Pingeon geïsoleerd zat, demarreerde Julio Jiménez al vroeg met nog enkele renners. Tom wilde in de achtervolging gaan, maar ik zei: ‘Wacht op Poulidor.’ Toen hij toch doorzette, gooide ik hem met mijn arm vooruit, zoals op de piste. En moedigde ik hem aan: ‘Die! Die!’ – Tot ter dood! –, mijn allerlaatste woorden tegen Tom. (stilte)

Geen uur later wás hij dood…’ ‘Op weg naar de top hoorde ik via de radio van een motard dat Tom aan het zwalpen was. Toen ik bij hem kwam, lag hij al op de grond. Met glazige ogen, aan een zuurstofmasker, omgeven door toeschouwers, Tourdokter Dumas, Harry Hall en Alec Taylor, onze mecanicien en ploegleider. Ik stapte af, maar Alec gebood me verder te fietsen. ‘Wij willen geen twee renners op één dag verliezen. Tom moet met de helikopter naar het ziekenhuis. Hij is in goeie handen.’ Zo besefte ik niet hoe ernstig de situatie was. Toen ik in de afdaling de helikopter zag vliegen, dacht ik zelfs: Tom, stommerik. Al dat geld dat je nu verliest door zo koppig te willen doorbijten.’

Geen boozer

Dat, zoals de perceptie nog altijd bestaat, Simpsons lijf volgetankt was met alcohol en amfetamines klopt volgens Denson totaal niet. ‘Tom was geen boozer zoals Anquetil. Met wijn kon je hem niet eens een plezier doen. Wel met wortelsap, want dat dronk hij elke dag. Voor de Ventoux is hij ook geen café binnengegaan, zoals soms wordt gezegd. Ik heb Tom voor de klim zelfs nog een bidon water gegeven, en kreeg de zijne in de plaats. Met daarin… vloeibare rijstpudding, al was die door de warmte niet meer te drinken. Ploegmaat Colin Lewis heeft hem wél cognac aangereikt – die had toevallig een fles meegenomen uit een café –, maar volgens Colin heeft Tom er slechts één slok van genomen en daarna weggegooid.’

Denson benadrukt dat Simpson ook op vlak van doping allerminst een veelgebruiker was. ‘Ikzelf – altijd een groot tegenstander geweest van drugs – heb hem vele keren gezegd: ‘Een apotheker moet zeven jaar leren om daar alles van te weten. Blijf ervan af als je op je vijftigste nog met je kinderen wil spelen.’ Tom repliceerde altijd dat hij alleen de raad van de dokter opvolgde als die hem ‘iets’ adviseerde. En dat die zei dat je jezelf zelfs meer kwaad doet als je 300 kilometer zónder doping koerst. ‘Volgens Tom nam hij ook nooit meer dan acht milligram amfetamines, al heb ik hem die nooit zien slikken. Ook niet in die Tour, want Colin Lewis was toen zijn kamergenoot. Sowieso vertelde Tom er weinig over. In tegenstelling tot Anquetil bijvoorbeeld. ‘Een architect of boekhouder mag nemen wat hij wil, waarom zou ik dat niet mogen?’, zei die openlijk.

‘Tom zal dus effectief wel amfetamines genomen hebben – ze hebben ook pillendoosjes in zijn achterzakken gevonden –, maar zeker geen overdreven hoeveelheden. De officiële doodsoorzaak was zelfs verstikking (als gevolg van een gebrek aan zuurstof, nvdr), veroorzaakt door de uitputting en de hitte. Dat heb ik letterlijk zien staan op het autopsieverslag dat zijn vrouw me heeft getoond. Helen is door de verzekering daarna trouwens volledig uitbetaald. Als Tom was gestorven door een overdosis amfetamines, hadden ze dat nooit gedaan.’

© Belga Image

Hoban’s verraad

Hoewel Simpson overlijdt in de helikopter op weg naar het ziekenhuis, hoort Denson het nieuws pas lang na de rit, die hij in een laatste groepje, op achttien minuten van winnaar Jan Janssen beëindigd heeft. ‘’s Avonds in het hotel, in aankomstplaats Carpentras, ging ik na een douche rond zes uur naar beneden. Harry, onze mecanicien, nam me apart: ‘Vin, Tom is dood.’ Ik kon het niet geloven. Dacht dat het een vergissing was. Maar Alec Taylor, de sportdirecteur bevestigde: géén vergissing… ‘

In het hotel heerste een doodse stilte. Er logeerden verschillende teams en veel renners, onder wie Gimondi, kwamen hun medeleven betuigen. Gelukkig vond ik ook steun bij mijn vrouw. Vi logeerde met onze drie kinderen in Agde, aan de Middellandse Zee, en hoor de op het strand dat een ‘Engelsman in elkaar gestort was in de Tour’. Ze haastte zich naar de politie, maar die stelde haar gerust:‘ Pas Denson, mais Simpson.’ Daarna is ze naar Carpentras gereden, 150 kilometer verder.’ Onder de renners van Team Britain wordt die avond wel nog flink gediscussieerd. ‘Ik vond dat we onze koffers moesten pakken. Barry Hoban wilde er echter niet van weten: ‘Als iemand sterft in de fabriek, sluit die fabriek toch niet?’ Ik reageerde: ‘In gódsnaam, Tom was toch geen arbeider die je drie maanden kent? Hij was als een broer voor mij.’’ Zijn protest baat niet, en dus zet Denson toch door. Bij de start van de volgende rit in Carpentras klampt Jean Stablinski, zijn Bic ploegmaat, hem aan. ‘Alle kopmannen hadden besloten dat ik twintig kilometer voor de finish alleen mocht wegrijden, om zo de etappe te winnen. Ik kende Tom immers het langst, onze families waren close… Ik strubbelde tegen: ‘Tom had een normale etappe gewild, geen rouwstoet.’ Maar Stablinski drong aan: ‘Vic, dit is ónze keuze.’ Colin Lewis en Barry Hoban gingen echter niet akkoord, zeker die laatste. ‘Denson is al 31, waarom zou hij, door die ritwinst, in veertig criteriums mogen starten? Zo’n etappezege zou ons, als jongeren, meer van pas komen.’ ‘Ik ging er niettemin vanuit dat ik kon wegrijden, tot Hoban vijftig kilometer voor de finish plots demarreerde. Ik dacht eerst dat hij moest plassen, maar Barry reed steeds verder weg. ‘We halen hem terug’, zei Stablinski. Dat wilde ik echter niet. Met de tv-camera’s op ons? De ene Engelsman jagend achter de andere? No way. Alsof we om de gouden ring van een overledene zouden vechten. ‘Laat hem zweten, ik heb toch geen zin om op het podium te staan.’ Na de finish vertelde Hoban dat hij toevallig was ontsnapt… Toen werd ik wel kwaad…’ Denson vindt het dan ook vervelend dat Hoban nog altijd beschouwd wordt als Simpsons beste vriend die de rit mocht winnen. ‘Ze kwamen zelfs niet echt goed overeen. Barry, drie jaar jonger, was heel ambitieus. Nooit wilde hij, tot ergernis van Tom, iets doen voor hem. Liever ging hij zijn eigen kans.’

Toch opgegeven

Na een rustdag trekt de Tour richting Toulouse, met een hallucinerende Denson in het peloton. ‘Elke keer als ik een Engelse trui zag, dacht ik: dat is Tom. Mijn brein kon nietaccepteren dat hij dood was. Ik werd ook boos toen de collega’s weer praatten en lachten. En de prijs van elegantste renner die ik na de finish kreeg – uit sympathie –, kon me helemáál gestolen worden.

‘Nog kwader werd ik toen Raphaël Geminiani, mijn ploegleider bij Bic, ’s avonds langskwam. Aangezien de leider bij Team Britain weggevallen was, eiste hij dat ik voor Julio Jiménez, de kopman van Bic, zou rijden. ‘Vergeet niet wie je ontbijt betaalt.’ Ik heb Geminiani wandelen gestuurd.’

Mentaal ontredderd eindigt Denson in de volgende Pyreneeënetappe als allerlaatste, op bijna 28 minuten. ‘Toen al wilde ik onderweg vele keren in de ploegauto stappen, maar Alec Taylor liet het niet toe. De dag erna, richting Pau, konden ze me niet meer tegenhouden. Ik wilde zo vlug mogelijk naar mijn vrouw en kinderen, die weer in Agde kampeerden. Misschien kan ik nog Toms begrafenis bijwonen, dacht ik, maar we konden er niet meer op tijd raken, in het noorden van Engeland. Mijn vrouw raadde het ook af:‘ Vin, je denkt niet helder, blijf hier enkele dagen om je zinnen te verzetten.’’ Denson rijdt na de Tour nog enkele criteriums, maar met grote tegenzin. ‘Ik was klaar met wielrennen, de sport die me mijn beste vriend had afgepakt. Ook omdat ik gedegouteerd raakte door de pers. Twee tabloids wilden me zelfs duizend pond betalen voor een exclusief verhaal over Tom, de dopeur. Ik heb die journalisten uitgescholden en ben in tranen uitgebarsten. Niet veel later belde ik naar Geminiani: ‘Ik stop.’ Hij drong nog aan, maar ik was vastbesloten.’

Herdenking Tom Simpson
© Belga Image

Dubbel gevoel

Veel tranen vloeien er ook wanneer Denson Simpsons graf in Harworth bezoekt. ‘Samen met Toms ouders en vrienden van zijn wielerclub. Een dubbel gevoel: immens verdriet, anderzijds ook een troost om omringd te zijn door mensen die van hem hielden. Ik ben er later vele keren teruggekeerd, om de start te geven van de Tom Simpson Memorial Race, een wedstrijd voor amateurs.’ Denson rouwt na zijn terugkeer naar Gent nog lang om zijn vriend, maar maakt in de loop van de herfst toch een klik. ‘Ik zag dat Helen, Toms weduwe, en Barry Hoban steeds closer werden (ze trouwden ook later, nvdr), de journalisten waren gestopt met dopinginsinuaties… Iedereen leek Toms dood achter zich te hebben gelaten. Ik dacht: ik ben blijkbaar de enige die nog verdriet heeft. In godsnaam, Vin, zet je erover. Denk aan je vrouw en kinderen.’ De zin om te koersen keert zelfs terug. Wanneer Denson een aantrekkelijk voorstel krijgt van Kelvinator, een nieuwe Italiaanse ploeg, besluit hij zijn carrière te verlengen. De Engelsman start in 1968 nog eens in de Giro en dwingt, bij Team Britain, ook weer een Tourselectie af. ‘Ik wilde die absoluut rijden, na mijn opgave het jaar ervoor. Deze keer liep alles wel goed: Barry Hoban won een rit, Michael Wright strandde door een leeglopende tube op een zucht van een etappezege, maar we wonnen met de Engelse ploeg die dag wel het landenklassement – de allereerste keer ooit. Een hommage aan Tom, die als patriot zó trots geweest zou zijn. ‘Na die Tour had ik eindelijk het gevoel dat de boze geesten waren weggejaagd. En dat mijn carrière af was. In de herfst stopte ik definitief. Ik verkocht het café in Gent en keerde met Vi terug naar Engeland, na zes mooie jaren in België. Helaas zonder Tom, die altijd had gezegd dat wij samen, na onze loopbaan, als ambassadeurs het Britse wielrennen groot zouden maken. Een droom die nooit werkelijkheid werd… ‘Cycling is in Engeland na zijn dood zelfs helemaal in elkaar gestuikt. Tot de laatste tien jaar, met de successen op de piste en daarna van Bradley Wiggins en Chris Froome. Zij verwezenlijkten waar Tom nooit in geslaagd zou zijn: de Tour winnen. Zo jammer dat hij dat niet heeft meegemaakt. Niemand die luider God Save the Queen had meegezongen.’


Lees meer over:

Partner Content