Wielerbondscoach Sven Vanthourenhout: ‘Ik heb veel fouten gemaakt, daarom ben ik nu een goede coach’

© BELGAIMAGE
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Na het WK wielrennen neemt Sven Vanthourenhout (43) afscheid als alom geprezen Belgisch bondscoach. Hoe werd hij zo succesvol? Daarvoor moeten we teruggaan naar zijn veldritcarrière, waarin hij nooit de schaduw van een grote toekomst kon inhalen.

Toen Sven Vanthourenhout in ­januari 2021 veertig jaar werd, kort nadat de Belgische wielerbond hem als bondscoach van het wegwielrennen had aangesteld, ­logeerde hij in het Spaanse Benissa in dezelfde B&B waar ook Johan Museeuw verbleef. Puur toeval, maar Vanthourenhout vond het veeleer een speling van het lot.

Museeuw was zijn eerste slaap­kamergenoot geweest toen hij eind 2001 als jonge profrenner bij Domo-Farm Frites belandde. De twee West-Vlamingen zouden de volgende jaren ook vele uren samen trainen.

Met een goede fles wijn haalden ze op Vanthourenhouts verjaardag herinneringen op. Ze filosofeerden over het leven, over ouder worden en kwamen tot dezelfde conclusie: dat de mooiste periode van hun leven achter de rug lag. De periode waarin ze nog profrenner waren en alleen maar hoefden te fietsen. Alle huishoudelijke taken en zorgen des levens ­namen anderen voor hun rekening.

Dat de Beernemnaar tot die conclusie kwam, is opmerkelijk. Terwijl Museeuw in zijn wegcarrière de grote successen aaneenreeg, kon hij in het veld nooit de verwachtingen waarmaken. Die waren nochtans hooggespannen, nadat hij in de jeugdcategorieën alles had gewonnen: regelmatigheidsklassementen, Belgische titels en een gouden WK-medaille. De wereld lag aan zijn voeten.

Met volle teugen genoot hij van zijn eerste stappen bij Domo-Farm Frites en ­later Quick-Step, van de stages met wereldtoppers als Tom Boonen en Paolo Bettini. In het veld gooide hij in zijn eerste jaren hoge ogen, met twee bronzen medailles op het WK. Tussendoor stond Vanthourenhout ook op de weg meer dan zijn mannetje: hij kon goed bergop fietsen en had een snelle sprint in de benen. Op het BK van 2003 ­eindigde hij op zijn 22e zelfs als derde.

Parijs-Roubaix met Johan Museeuw: ‘Ik liet een ringbaardje groeien. Dan zag ik er stoerder uit in de Hel’

Contractbreuk

Eind 2004 nam Vanthourenhout de naar eigen zeggen domste beslissing uit zijn carrière. Hoewel hij nog onder contract lag bij Quick-Step, ging hij in op een veel hoger salarisvoorstel van Rabobank. Dat betaalde een afkoopsom, maar Quick-Stepmanager Patrick Lefevere was, vooral door de manier waarop, not amused. ‘Als ik mijn contract had geëerbiedigd, dan was ik wellicht heel mijn carrière bij Patrick gebleven. En had mijn loopbaan er anders uitgezien’, zegt Vanthourenhout twintig jaar later. Volgens Museeuw had zijn trainingsgenoot dan zelfs de stap naar de weg gemaakt en à la Wout van Aert en Mathieu van der Poel een klassieker gewonnen.

Als bondscoach bij de jeugd en de profs, in het veld en op de weg, verzamelde Vanthourenhout liefst 98 medailles.

Vanthourenhout liet de familiale omgeving waar hij zich goed en geborgen voelde in de steek voor het veld en het geld. Bij Rabobank stond hij nochtans in de schaduw van Sven Nys, met wie hij goed bevriend raakte. Op het WK van 2006 leek hij even uit die schaduw te treden, toen hij op weg was naar de wereldtitel. Een lekke band besliste er anders over. Gedreven door zijn perfectionisme zocht de ambitieuze veldrijder daarna de limieten op. Zijn ­gewicht, 73 kilogram, kon wat lager, tot onder de 70. ‘Het rendeerde, en dus ging ik nog extremer diëten’, vertelt hij. ‘Op dat moment moet iemand je zeggen: stop! Maar ik dacht alleen: nóg een kilootje minder.’

Eetstoornis

Zelfs op dagen met lange duurtrainingen (over)leefde Vanthourenhout op 1000 à 1200 kilocalorieën, terwijl hij een veelvoud nodig had. ‘Frieten, snoep of ijs? Nooit. Vlees en koolhydraten? Oei, daar word ik dik van. Alleen nog groenten. Het ging zo ver dat ik twee vingers in mijn keel stak als ik dacht dat ik te veel had gegeten’, geeft hij toe. Naar familiefeesten ging de veldrijder ook niet meer graag, omdat hij wist dat hij er taart voorgeschoteld zou krijgen. ‘Als mijn tante zei: “Eet maar, jongen, dan ga je kloek staan”, dan kon ik niet weigeren. Een uur later lag die taart al in het toilet.’

Op zijn dieptepunt zag Vanthourenhout ’s ochtends op de weegschaal 63 kilogram verschijnen. ‘Toen schrok ik wel. Maar hulp heb ik nooit gezocht. Ik heb het zelfs altijd ontkend, ook tegen mijn vader. “Ge zij nie goe, zekers!” Ik was, zoals mijn moeder, nen ipfretter: nooit spreken over mijn gevoelens, alles opkroppen. Tot ik richting 63 kilogram ging en mijn vader zich echt boos maakte: “Als je zo verder doet, ga ik niet meer mee naar de cross.”’

Met Remco Evenepoel in ­Parijs. Vanthourenhout ­veroverde als bondscoach ­bijna 100 medailles. © BELGA

Blijvende angst

Na een drietal jaar besefte Vanthourenhout dat het zo niet verder kon, al heeft hij tot het einde van zijn carrière de angst om te veel te eten nooit kunnen loslaten. ‘Zeker toen ik weer boven de 70 kilogram ging, dacht ik: toch beter een kilootje minder. Op dat moment zei ik al tegen jonge renners dat ze genoeg moesten eten, terwijl ik me er zélf nog elke dag van moest overtuigen.’

Vanthourenhouts eetstoornis had bovendien lang een negatieve impact op zijn lichaam. ‘Mijn spieren, die ik van mijn 14e tot mijn 24e had opgebouwd, waren half weggevreten. En mijn testosteronwaarden lagen aan diggelen. Zoiets bouw je niet in een-twee-drie weer op.’

Een vernauwde hoofdslagader in zijn buik, in de zomer van 2007, remde Vanthourenhout ook af. Zijn eetstoornis bleek niet de oorzaak – bij een val was er littekenweefsel ontstaan – maar volgens specialisten speelde het gebrek aan vooral vetten mogelijk een rol. Na de operatie moest de veld­rijder zes weken platliggen in bed en nog een jaar bloedverdunners nemen.

De revalidatie kwam zeer ongelegen, want begin 2007 was Vanthourenhout naar Sunweb verhuisd, voor een dik contract. Manager Jurgen ­Mettepenningen geloofde na het WK van 2006 dat hij koning Nys naar de kroon zou steken. ‘De druk was ­torenhoog, vanuit de ploeg, maar ook vanuit mezelf’, zegt Vanthourenhout.

Talenknobbel

Zijn lichaam kon dat niet omzetten in resultaten. Zo belandde hij ook op mentaal vlak in een dal. ‘Ik was soms dagenlang erg teleurgesteld, na wéér een slechte prestatie. Een langdurige depressie heb ik nooit gehad, met dank aan mijn twee zoontjes, Seppe en Stan, die me thuis veel afleiding gaven. Ze deden me beseffen dat er nog iets ­belangrijkers was dan wielrennen: mijn gezin.’ Een psycholoog had hij zelfs niet nodig. ‘Niets voor mij, had ik al onder­vonden. Ik vond mezelf altijd slimmer dan degene die tegenover mij zat.’

Vanthourenhout wás ook intelligent. Al op school wond hij de leraars om zijn vinger. Als jonge profrenner leerde hij vlug Engels, Frans en Italiaans en in wegkoersen kon hij als weinig anderen een koers lezen. Zijn grootste nadeel: hij was beenhard voor zichzelf, maar voor anderen veel te braaf. Nee zeggen lukte zelden en discussies ging hij uit de weg. Vader Ronny zei hem dikwijls dat hij meer voor zichzelf moest opkomen, het enige wat zijn zoon volgens hem ontbrak om door te stoten naar de top.

Die leek even dichtbij toen Vanthourenhout in juni 2008 als tweede finishte op het BK op de weg in Knokke-Heist. In de sprint koos hij voor het verkeerde wiel en moest hij uitwijken voor een val. Zo veroverde Jürgen Roelandts de Belgische titel, en niet Vanthourenhout. ‘Had die zege een keerpunt kunnen betekenen voor mijn carrière? Misschien. Ik zal het nooit weten’, zegt hij. In plaats van een boost kreeg hij weer een fysieke en vooral mentale terugslag toen hij in het begin van het daaropvolgende veldritseizoen bij een val zijn pols brak.

‘Ik kan renners wijzen op de gevaren van ­magerzucht, van te veel trainen, van ­ver­keerde ploegkeuzes.’

Nys te veel gevolgd

Hoewel Vanthourenhout pas 27 was, ging zijn prestatiecurve de jaren erna steeds verder naar beneden. Hij won nog amper twee kleine crossen en ook de podiumplaatsen, die hij in het verleden in grotere veldritten af en toe had behaald, werden steeds schaarser. Een hereniging met Sven Nys in 2011, bij Landbouwkrediet, bleek meer een nadeel dan een voordeel. De jaren ervoor gingen ze al vaak samen op stage. Vanthourenhout volgde als een dienstbare en onderdanige knecht Nys op elke rit, maar zijn lichaam kon de trainingen van zijn boezemvriend niet aan. ‘Sven volgde zelden zijn trainingsschema’s. Hij deed zijn zin: lang én zo rap mogelijk fietsen. Liever 35 kilometer per uur gemiddeld dan 34. Ik was beter bevriend geraakt met een renner die elke training een halfuur vroeger stopte en twee kilometer per uur trager reed’, vertelt Vanthourenhout. Zo pleegde hij roofbouw op zijn lichaam, dat na zijn eetstoornis al broos was. ‘Ik bleef sukkelen in een soort herstelmodus en ben nooit meer de oude geworden.’

In februari 2016 zette hij, op zijn 35e, een punt achter zijn carrière. Wel met het idee dat hij nog een toekomst in het wielrennen had. Toen hij meteen ­erna ploegleider bij veldritploeg Telenet-Fidea werd, met Sven Nys als teammanager, dreven zijn kwaliteiten meteen boven: zijn koersinzicht, detailzucht, onverdroten inzet voor renners en personeel, communicatieve vaardigheden en zijn people management, waarmee Vanthourenhout een hechte groepssfeer creëerde en ook de mindere goden in de ploeg liet renderen. Precies zoals hij in zijn beginjaren had meegemaakt bij de ploegen van Patrick Lefevere. ‘Ik heb alles gedaan vanuit mijn eigen ervaring en gevoel. Ik heb Patrick nooit bewust gekopieerd, maar mijn werkwijze stemt voor een groot stuk wel overeen met de zijne’, zegt Vanthourenhout, die een heel goed contact onderhoudt met Lefevere.

Obstakels

Wat hij als renner nooit kon, doet hij nu wel: niet meer weglopen van discussies en rechtuit communiceren, zonder rond de pot te draaien. ‘De te brave Sven werd de kordate Sven, maar wel altijd correct’, zegt hij. Het vervolg is bekend: na amper een jaar bij Telenet-Fidea stelde de Belgische wielerbond hem in de zomer van 2017 aan als bondscoach in het veld. Eind 2020 kwam daar de weg bij. Sindsdien verzamelde Vanthourenhout, in beide functies, bij de jeugd en profs, liefst 98 medailles, met Wout van Aert en Remco Evenepoel als hoofdleveranciers. ‘Mijn succes heb ik deels te danken aan de vele fouten die ik als renner heb gemaakt’, zegt hij. ‘Ik ben er zeker van dat als ik wél de top had bereikt, ik geen goeie coach was ­geworden. Kampioenen kunnen dat niet. Die hebben in hun carrière op slechts één weg gereden: die richting succes. Ik ben op veel meer obstakels gebotst. Daardoor kan ik renners nu wijzen op de gevaren van ­magerzucht, van te veel trainen, van ­ver­keerde ploegkeuzes.’

Gefrustreerd door zijn fouten is ­Vanthourenhout niet meer. ‘Zou ik ­andere beslissingen nemen, mocht ik ­opnieuw beginnen? Ja. Denk ik daar nu soms nog aan? Ja. Maar vraag ik me nu ­continu af: wat als? Zeker niet. De dag dat ik gestopt ben als renner, heb ik dat los­gelaten en vooruitgekeken. En kijk waar ik nu sta, zeven jaar later.’

Waarom Sven Vanthourenhout zal slagen als wielerbondscoach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content