Waarom zelfs een sterkere Tadej Pogacar het niveau van Jonas Vingegaard niet meer zal halen
Is de strijd om de gele trui in de Tour al beslist, na de eerste uithaal van Jonas Vingegaard op de Col de Marie-Blanque? Zonder ongelukken of verrassende, tactische meesterzetten van Tadej Pogacar lijkt die kans zeer groot.
Wout van Aert sprak over ‘mind games’ toen Tadej Pogacar en zijn ploegleiding voor de start van de Tour de druk volledig richting Jonas Vingegaard schoven. ‘Hij is de topfavoriet’, klonk het. Want de Sloveen had na zijn val in Luik-Bastenaken-Luik, waar hij een drievoudige handbreuk opliep, geen ideale voorbereiding achter de rug. Mauro Gianetti, de teammanager van UAE Emirates, beweerde zelfs dat Adam Yates de tweede kopman naast Pogacar zou worden. ‘We hebben geen andere keuze.’
Een rookgordijn om Jumbo-Visma in te laten verdwalen? Dat leek het geval toen Tadej Pogacar in de eerste twee lastige ritten in het Spaanse Baskenland Vingegaard onder druk zette op de Côte de Pike en de Jaizkibel. Met zijn hogere explosiviteit sprokkelde hij zelfs 11 bonificatieseconden meer dan de Deen. Bovendien greep ploegmaat Adam Yates het geel, en had UAE Emirates een extra troefkaart om uit te spelen tegen het Jumbo-Vismablok. Pogacar zag het graag gebeuren. Hij stapte lachend door de eerste Tourdagen, inclusief plaagstootjes richting Wout van Aert.
Het leek Jonas Vingegaard allemaal niet te deren, hij counterde probleemloos de aanvallen van zijn grote rivaal. Alleen de discussie over hij nu wel of niet Wout van Aert had moeten helpen in de rit naar San Sebastián, was een smet op het blazoen.
Het voorval werd ogenschijnlijk snel begraven binnen Jumbo-Visma. Alle focus op de twee Pyreneeënetappes, waar Vingegaard Pogacar op zijn minst eens zou testen, om te zien of die effectief nog niet honderd procent was. Het eerste mogelijke aanvalsplatform was de Marie-Blanque, de laatste col in de vijfde rit, met vooral drie zeer steile slotkilometers voor de top.
Weliswaar zonder de verwachting dat Vingegaard de Sloveen daar al op ruime achterstand zou zetten. Een klim over goed twintig minuten, dat was in het verleden immers de speeltuin van Pogacar. De langere cols in de rit van vandaag, de Tourmalet en naar Cauterets Cambasque, zouden Vingegaard beter moeten liggen. Daarbij werd wel voorbijgegaan aan de buitengewone prestaties die de Jumbo-Vismarenner eerder dit jaar in de Ronde van het Baskenland en in het Criterium du Dauphiné op steile beklimmingen van die lengte had neergezet, weliswaar niet tegen Pogacar.
Mokerslag van Vingegaard
Enigszins verrassend was het dus dat Vingegaard op de Marie-Blanque verwoestend uithaalde. En niet eens met een lange aanval: na een kopbeurt van ploegmaat Sepp Kuss versnelde hij op ongeveer anderhalve kilometer voor de top, voor een inspanning van vier minuten en vijf seconden. In die tijd sloeg de Deen een kloof van liefst 37 seconden op Pogacar. Op de inzinking op de Col du Granon na, in de Tour van vorig jaar, heeft de Sloveen nooit zo’n zware mokerslag gekregen.
Toen werd Pogacar mede gebroken door een hongerklop, deze keer was daar geen sprake van. De Sloveen had naar eigen zeggen zelfs geen slechte dag. En dat klopt ook: hij zette op de Marie-Blanque de op een na snelste tijd neer van alle klassementsrenners. Alleen was Vingegaards niveau uitzonderlijk hoog: over de hele klim trapte hij over 22 minuten naar schatting 6,8 watt per kilo, in de laatste drie en een halve, steile kilometers zelfs meer dan 7 watt per kilo. Een niveau dat zelfs de allerbeste Pogacar nog nooit heeft gehaald.
Aan de finish in Laruns liep diens achterstand zelfs nog op tot 1 minuut en 4 seconden op Vingegaard, hoewel die in de ruim 18 dalende en vlakke kilometers na de top van de Marie-Blanque zo goed als alleen op kop had moeten rijden. Ook daaruit blijkt hoe hoog zijn vorm is.
Beter worden?
Toch klonk Pogacar na de finish hoopvol: dat hij naarmate de Tour vordert beter zal worden, zeker in de derde week. Na de trainingsachterstand die hij heeft opgelopen, zal hij dan pas zijn vormpiek bereiken. Zoals sommigen voor de Tour al zeiden: dat de frisheid van de Sloveen misschien een voordeel zou worden. Daarbij wordt echter vergeten dat die frisheid Pogacars trainingsachterstand niet kan compenseren. Zéker niet in een zware ronde van drie weken als de Tour de France. En zeker niet tegen een vliegende Vingegaard.
Het is duidelijk dat Pogacar over veel explosiviteit beschikt, zoals in het Baskenland bleek, en dat zijn zogenaamde VLaMax heel hoog is. Een klassementsrenner moet dat echter proberen te vermijden. De VLaMax is immers de waarde die aangeeft hoe snel het lichaam melkzuur aanmaakt. Hoe hoger die waarde, hoe meer suikers er effectief verbrand worden, en dat is nefast.
De VLaMax is daarnaast een indicatie van het explosieve vermogen van een renner en hoe dat in verhouding staat met de anaerobe uithoudingsdrempel. Tot aan die drempel kunnen de spieren net voldoende zuurstof opnemen om de aanmaak en afbraak van melkzuur in evenwicht te houden.
Die drempel moet voor een klassementsrenner, in tegenstelling tot de beter lagere VLaMax, zo hoog mogelijk zijn om de langere inspanningen in de cols aan te kunnen. Die drempel kan je verhogen via langere en hoog intensieve trainingen bergop, net onder de drempel, vaak met een zwaar verzet.
Maar daarvoor heeft Pogacar weinig tijd gehad. Pas in juni kon hij weer voluit op de weg trainen, omdat zijn handbreukjes voordien nog niet hersteld waren. Hij reed ook slechts anderhalve koers in twee maanden: het Sloveens tijdrit- en wegkampioenschap. Ter vergelijking: sinds de Tweede Wereldoorlog heeft geen énkele renner de Tour gewonnen met zo weinig competitiekilometers in mei en juni.
Druk op de ketel
Een supertalent als de Sloveen kan tijdens de Tour, dankzij de vele klimkilometers, zijn uithoudingsdrempel wel verhogen. Daartegenover staat de opgestapelde vermoeidheid van drie weken koersen. Zéker als Jumbo-Visma, zoals het allicht vandaag zal doen, de druk op de ketel blijft houden. Goed wetende dat Vingegaard dat aankan. Hij heeft wel de tijd gehad om op training aan die basis te werken, met het Criterium du Dauphiné als tussentijdse, zeer geslaagde test. Bovendien is de recuperatie van de Deen in een grote ronde buitengewoon hoog.
Puur op basis van conditie zal Tadej Pogacar de kloof met de regerende Tourwinnaar niet meer kunnen overbruggen. In de wetenschap ook dat de zwaarste bergritten, met zelfs ruim 5000 hoogtemeters en lange cols als de Col de la Loze, nog moeten komen. En dat de allerbeste Vingegaard, als lichtgewicht van zo’n 60 kilo, simpelweg de beste klimmer is, zoals hij in de Tour van 2022 ook al bewees.
Bovendien beschikt hij ook over de beste luitenant in het hooggebergte : Sepp Kuss. Dat bewees de Amerikaan gisteren nog eens door met zijn kopbeurt Adam Yates, de rechterhand van Pogacar, te lossen. Geen enkele andere renner, zelfs niet de nieuwe geletruidrager Jai Hindley, komt daarnaast in de buurt van Vingegaards niveau.
Verrassende aanvallen?
Is de strijd om de gele trui dan al helemaal beslist? Neen, in de Tour kan er veel gebeuren: Vingegaard kan vallen of ziek worden. En Pogacar is niet de man die zich zomaar zal neerleggen bij de suprematie van de Jumbo-Vismarenner. Hij zal hem, zoals hij in de editie van vorig jaar al deed, op alle mogelijke manieren onder druk blijven zetten, met verrassende aanvallen. In de hoop dat Vingegaard een fatale fout maakt.
Die heeft echter al veel ervaring opgebouwd als leider. Onder die druk bezwijkt hij niet meer. En bij Jumbo-Visma hebben ze zoveel métier dat ze geen detail, van tactiek over materiaal tot voedingsstrategie, over het hoofd te zien.
De Tour blijft de Tour, maar de kans dat Jonas Vingegaard voor de tweede opeenvolgende keer met de gele trui in Parijs zal pronken, is heel groot.
Zeker als hij vandaag nog eens toeslaat.
Tour de France 2023
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier