Waarom veldrijden in de VS een nichesport is gebleven
Zondag vindt voor de tweede keer het WK veldrijden op Amerikaanse bodem plaats, na Louisville in 2013, deze keer in Fayetteville. Al is dat WK niet meer dan een steekvlammetje van een sport waarvan het vuur in de VS steeds kleiner wordt. Een sport die ook, op enkele dames na, nooit Amerikaanse toppers heeft geproduceerd. Hoe komt dat?
WK 2007, Hooglede-Gits. na een tumultueuze wedstrijd, met valpartijen van onder meer Sven Nys en Bart Wellens, behaalt Jonathan Page zilver, na wereldkampioen Erwin Vervecken.
Dat WK is het absolute hoogtepunt in diens carrière. En in de geschiedenis van het Amerikaanse veldrijden, want bij de vrouwen wordt Katie Compton ook tweede, na de Française Maryline Salvetat. Compton zal de jaren erna hoge toppen blijven scheren, met 24 Wereldbekerzeges en nog vier WK-medailles (weliswaar nooit goud). Bij de mannen blijft het helaas bij dat ene hoogtepunt van Page. Verder dan nog vier toptienplaasten in Wereldbekermanches raakt hij niet.
Ook andere Amerikaanse veldrijders kunnen daarna nooit de Belgisch-Nederlandse hegemonie bedreigen: alleen Jeremy Powers slaagt erin om meer dan één keer in de top tien van een Wereldbekerwedstrijd te finishen: viermaal, met een zesde stek in (niet toevallig) Las Vegas 2015 als beste resultaat.
Collega’s als Timothy Johnson, Ryan Trebon, Stephen Hyde en Curtis Whyte moeten hooguit tevreden zijn met toptwintigplaatsen in World Cupmanches en op WK’s. Zélfs in de regenboogstrijd in eigen land, in Louisville, waar Johnson als eerste Amerikaan pas 19e wordt.
Het afgelopen seizoen oogde het plaatje niet veel rooskleuriger: één toptienplaats, van de 23-jarige Gage Hecht, als achtste in de Wereldbekerrace in Fayetteville, waar het WK plaatsvindt. Voor Hecht is zondag top tien weer een doel. Collega’s als Lance Haidet, Kerry Werner en nationaal kampioen Eric Burner zullen allicht met een verdere ereplaats tevreden moeten zijn.
Verbazend slechte statistieken. Want was het veldrijden naar aanleiding van het WK in Louisville, waar veel Amerikanen Sven Nys naar de wereldtitel stuwden, niet aan het boomen in de VS? Met vanaf 2015 elk jaar minstens één organisatie van een WB-wedstrijd, eerst in Las Vegas, vanaf 2017 in Iowa en Waterloo, en dit seizoen ook in Fayetteville? Met ook livestreams van alle Europese topcrossen waar Amerikaanse veldritfans Mathieu van der Poel en co aan het werken konden zien?
Neen dus. De kiemende populariteit van het cyclocross is de laatste jaren zelfs gedaald, teruggevallen tot een niveau dat het in de VS nooit echt is ontstegen: dat van een minisport.
Wat zijn de redenen daarvoor? We vroegen het aan Dan Seaton, een Amerikaan die jaren in België woonde en als journalist voor VeloNews.com het veldrijden volgde. En aan Brook Watts, een van de bezielers van het Amerikaanse veldrijden die het WK richting Fayetteville loodste en ook de eerste aflossing voor landenploegen op het programma kreeg, weliswaar als testevent.
Steeds minder crossen
‘Ook in de VS heeft de coronapandemie een grote financiële impact gehad op het veldrijden’, vertelt Dan Seaton. ‘Vorig seizoen werden alle wedstrijden geschrapt. En dit seizoen was het aantal races ook beperkt: de cross in Las Vegas verdween van de kalender, lokale en regionale wedstrijdreeksen werden steeds schaarser. De USCX Cyclocross Series bestond zelfs uit amper acht manches, op vier locaties (Mason, Iowa, Baltimore en Rochester), met telkens twee wedstrijden op twee dagen. Waarvan er bovendien vijf werden gewonnen door… Belgen: vier zeges voor Vincent Baestaens, en één voor Niels Vandeputte.’
‘Het valt nog te bezien of het aantal crossen de volgende seizoenen weer opgekrikt zal worden’, zegt Brook Watts. ‘Verontrustend wat dat betreft was het lage aantal deelnemers over alle categorieën aan het Amerikaanse kampioenschap. Nochtans op een centrale locatie in de VS, in Wheaton, bij Chicago. De terugval van vooral de ‘casual racers’ in veel wedstrijden is ook geen goed nieuws, want 99 procent van de organisaties hangen financieel af van hun inbreng om de kosten, onder meer het prijzengeld voor de elitecrossers, te kunnen dragen.’
De populariteit van de gravelrides
Dat Remco Evenepoel eind oktober vorig jaar deelnam aan de Belgian Waffle Ride, een bekende gravelride in Kansas, was geen toeval. Het gravelrijden beleefde de voorbije jaren een boom in de VS. ‘En dat ging ten koste van het cyclocross’, zegt Dan Seaton. ‘Voor elke veldrit zijn er nu vijftien gravel races, die ook veel meer ‘gewone’ wielertoeristen lokken. Die zijn minder geïnteresseerd geraakt in het veldrijden, omdat ze er minder waar voor hun geld krijgen, door de korte wedstrijden, meer gereden ook in gure omstandigheden.’
‘Bovendien is het kostelijker qua materiaal, terwijl je in een gravel ride met eender welke fiets aan de start kan staan’, vertelt Watts. ‘En vooral: er is nog meer vrijheid dan in het cyclocross. Om weg van de steeds gevaarlijkere openbare wegen in de natuur en door grote parken te fietsen, zonder al te veel regels, van punt a naar punt b. En niet te onderschatten: bij die gravelraces is er ook een grotere ambiance dan in het meer competitieve veldrijden. Pintje drinken, barbecue achteraf, dat hoort er ook bij.’
Het concurrentiële sportlandschap
‘Voor een nichesport is het sowieso heel moeilijk om van de grond te raken in het Amerikaanse sportlandschap’, aldus Brook Watts. ‘Er zijn zoveel andere grotere sporten die kinderen kunnen beoefenen: American football, basketbal, baseball, ijshockey, atletiek, zwemmen, het steeds populair wordende voetbal. In colleges werden tot voor kort ook nooit scholarships, beurzen, aangeboden voor wielrenners, laat staan cyclocrossers. Dat is nu wel het geval aan sommige universiteiten, maar in veel mindere mate dan voor andere sporten.’
Gebrek aan fondsen
Veelzeggend was het, de tweet die USA Cycling donderdag verstuurde. Daarin deed het een oproep voor donaties aan het MudFund van de federatie, om haar cyclocrossprogramma te steunen. ‘USA Cycling heeft de laatste jaren zelf niet meer in dezelfde mate geïnvesteerd in de begeleiding van jonge crossers’, aldus Seaton. ‘Al worden er, mede door die crowdfunding, dus wel nog nog jeugdprogramma’s opgezet, waarmee de junioren en beloften in de kerstperiode naar Europa kunnen afzakken om in België en Nederland enkele crossen af te werken.’
‘Het blijven echter beperkte budgetten’, zegt Watts. ‘Veldrijden is geen olympische discipline, dus worden daar veel minder dollars ingestoken. Dan zie je talentvolle jonge crossers, zoals Logan Owen (vierde op het WK voor junioren in Louisville, nu al vijf jaar prof bij WorldTourteam EF Education First, nvdr) overschakelen naar de weg omdat ze daar meer kunnen verdienen. En omdat de deelname aan de Spelen, aan de grote Europese wegkoersen nog altijd een grotere aantrekkingskracht heeft.’
‘Om echt het niveau van de Belgische en Nederlandse toppers te kunnen halen zouden jeugdrenners, maar ook elitecrossers, bijna een hele winter in België moeten kunnen verblijven. Om daar te trainen, elke week aan een cross deel te nemen. Maar dat is helaas onbetaalbaar. Net als enkele keren per seizoen over en weer vliegen’, zegt Seaton.
‘We hebben ook geen kapitaalkrachtige ploegen om dat te bekostigen. Nog één profteam schiet er over: Cannondale Cyclocrossworld, dat vier profs (onder wie Curtis Whyte en Clara Honsinger, nvdr) en vier jonge renners ondersteunt. Een luxe die weinig andere renners hebben, en dan wordt Honsinger (een podiumkandidate voor het WK bij de vrouwen, nvdr) ook financieel gesteund door haar familie.’
‘Jammer, want Gage Hecht (die achtste werd in de Wereldbekerrace in Fayetteville, nvdr) is een groot talent: gemaakt voor het cyclocrossen’, zegt Watts. ‘En we hebben ook enkele veelbelovende junioren: onder meer Jack Spranger, die als tweede finishte in Loenhout en Herentals, waar Andrew August als vierde eindigde.
‘Als zij de kans zouden krijgen om te crossen voor een Belgisch team, zouden ze misschien later bij de elite wél de aansluiting met de wereldtop kunnen maken. Helaas zijn Belgische ploegen wat dat betreft zeer terughoudend, ze willen het risico niet nemen om een Amerikaan aan boord te halen. Misschien uit vrees voor een gebrek aan toewijding, of omdat ze denken dat de Amerikanen zullen wegkwijnen door heimwee.’
WK in Fayetteville werkt niet als hefboom
‘Je zou denken dat het WK in Fayetteville, ondanks de grote steun van supermarktgigant Walmart, veel interesse zou losweken, maar dat is beperkt’, zegt Seaton. ‘Dat heeft veel te maken met politiek: toen de conservatieve staat Arkansas, een bolwerk van Donald Trumpaanhangers, vorig jaar wetten goedkeurde waarmee de rechten van transgenders werden ingeperkt, stuitte dat bij het progressieve, blanke Amerikaanse fietspubliek op veel verontwaardiging. ‘Zo’n staat zou geen WK mogen organiseren’, klonk het.’
Na het luide protest benaderde Brook Watts de broers Tom en Stuart Walton, erfgenamen van de warenhuisketen Walmart. Hij wilde dat zij zich zouden distantiëren van de antitransgenderwetten, maar kreeg nul op het rekest en werd na een kritisch statement op Twitter zelfs ontslagen.
Watts, die voor het eerst in vele jaren niet aanwezig zal zijn op een WK veldrijden, vreest er dan ook voor dat de regenboogstrijd waar hij drie jaar lang aan had gewerkt geen hefboom zal worden om de populariteit van het Amerikaanse veldrijden weer op te krikken.
‘De kritiek op de antitransgenderwetten is helaas al wat uitgedoofd en de hardcore fans zullen naar Fayetteville komen. Maar een festival in het Centennial Park, zoals op het WK in Louisville, zal het zeker niet worden.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier