Waarom de wielergekte in West-Vlaanderen zo groot is: ‘Hier komt de koers thuis’
Voor het vierde jaar op rij strijkt het Belgisch kampioenschap wielrennen neer in West-Vlaanderen. Waar komt de koersgekte in de kustprovincie vandaan?
Izegem, stad van borstels en schoenen. Van Flip Kowlier en Geert Bourgeois. En aanstaande zondag ook van het Belgisch Kampioenschap wielrennen op de weg. De plaatselijke middenstand heeft de etalages al in de nationale kleuren gestoken, op de Grote Markt telt een digitale klok af naar de Grote Dag. Opvallend: het BK in Izegem is al het vierde op rij in West-Vlaanderen, na Middelkerke (Tim Merlier, 2022), Waregem (Wout van Aert, 2021) en Anzegem (Dries De Bondt, 2020). ‘Toeval’, zegt Nathalie Clauwaert, algemeen directeur van Belgian Cycling. ‘Alle Belgische lokale besturen en provincies in België kunnen zich kandidaat stellen, en op papier maken ze evenveel kans om het BK binnen te halen. De aanbestedingen staan het hele jaar open, en er staan geen termijnen op. De prijs is voor iedereen dezelfde (Izegem betaalde 250.000 euro, nvdr). Als we een interessante kandidatuur binnenkrijgen, kennen we het kampioenschap toe.’
De BK’s voor de elite zijn behoorlijk in trek: het eerste vacante jaar op de kalender is 2029. Jeugdkampioenschappen liggen veel minder goed in de markt. Clauwaert: ‘De laatste jaren is dat een belangrijke afweging bij het toekennen van een prof- BK: is de organisator ook bereid om te investeren in jeugdkampioenschappen? We proberen BK’s in pakket toe te kennen.’ Zo is het BK in Izegem het slotstuk van een traject dat in 2019 begon met het BK voor nieuwelingen in buurgemeente Lendelede, en in 2021 werd gevolgd door het BK tijdrijden voor elite in het aangrenzende Ingelmunster.
Boeren en arbeiders waren beter bestand tegen het harde labeur van de wielersport.
Patrick Cornillie, wielerauteur
De stamvaders
Het principe van pakketverkoop moet de ‘opportunisten’ eruit halen. Alleen de echt wielergekke gemeenten blijven over. ‘En dan is het helemaal niet zo toevallig dat het kampioenschap nu al voor het vierde jaar op rij in onze streek belandt’, zegt Dries De Zaeytijd, historicus bij Koers, het museum van de wielersport in Roeselare. De Zaeytijd troont ons mee naar de zolder van het museum. Hij toont een touchscreen waarop alle Belgische wielermonumenten, -gedenkplaten, -straatnamen en -muurschilderijen in kaart zijn gebracht. In Zuid-West-Vlaanderen alleen al zijn het er meer dan 40, een veelvoud van de aantallen elders. ‘Nergens verbinden zo veel steden en gemeenten hun citymarketing met de koers als bij ons. Ze eigenen zich vlotjes de kampioenen toe – Briek Schotte lijkt wel van iederéén.’ Ook Izegem kon niet achterblijven: enkele maanden geleden nog werd de Patrick Sercudreef ingehuldigd, met bijbehorend monument. De dreef is vernoemd naar de in 2019 overleden keizer van het baanwielrennen, die vlakbij woonde.
‘West-Vlaanderen is de bakermat van het Belgische wielrennen’, stelt Lichterveldenaar Patrick Cornillie onomwonden – hij schreef niet toevallig het jubileumboek 125 jaar koers in West-Vlaanderen. ‘De allereerste koers tussen twee gemeenten in België vond in onze provincie plaats: Veurne-Adinkerke-Veurne in 1869. ’ Het echte begin van de (West-)Vlaamse wielergekte situeert hij in 1907, het doorbraakjaar van Moorsledenaar Cyrille Van Hauwaert. ‘In het begin was de koers bij ons niet meer dan een kermisattractie. Van Hauwaert begreep dat je voor het echte wielrennen in Frankrijk moest zijn. Hij is de pionier van de Belgische wielersport. In 1907 werd hij tweede in Parijs-Roubaix en won hij Bordeaux-Parijs. Het jaar erna was hij de beste in Milaan-Sanremo en Parijs-Roubaix. Het leverde hem een klein fortuin op. En dat deed eenvoudige boerenjongens of fabrieksarbeiders dromen.’
Keuterboertjes
Een van hen passeert ook de revue in een tijdelijke wielerexpo op de industriële erfgoedsite Éperon d’Or in Izegem: Odiel Defraeye uit Rumbeke (Roeselare). De arbeiderszoon, die na zijn lagereschooltijd in de Izegemse borstelfabriek ging werken voor 2,50 frank per dag – toen de prijs van een kilo boter -, zou in 1912 als eerste Belg de Ronde van Frankrijk winnen.
‘Dankzij de prestaties van Van Hauwaert en Defraeye kreeg de wielersport bij ons een boost’, vertelt Cornillie. ‘Het aantal wielerwedstrijden nam spectaculair toe. En dat waren niet alleen meer stratenkoersen rond een bierton. In 1908 werd in Koolskamp het eerste Kampioenschap van Vlaanderen verreden, de oudste nog bestaande profkoers in West-Vlaanderen.’
Die wedstrijd bleek van historisch belang. Het was in Koolskamp dat de illustere Karel Van Wijnendaele, tot dan medewerker bij de Izegemse krant Sportvriend, in 1912 de krant Sportwereld boven de doopvont hield, een scharniermoment dat weleens het begin van de sportjournalistiek in Vlaanderen wordt genoemd. Een jaar later lanceerden Van Wijnendaele en zijn Sportwereld-collega Léon Van den Haute de Ronde van Vlaanderen. De eerste winnaar? Paul Deman, een West-Vlaming.
‘Het was ongetwijfeld geen toeval dat de eerste succesvolle Belgen in de Tour en de internationale klassiekers West-Vlamingen waren’, meent Cornillie. ‘Die jongens kwamen uit families van keuterboertjes en fabrieksarbeiders. Daardoor waren ze beter bestand tegen het harde labeur van de wielersport dan jongens uit de stad. Zij stonden model voor de mythe van de flandrien, die Van Wijnendaele heeft gecreëerd.’
Kermiskoersen
Vandaag telt Cycling Vlaanderen, de Vlaamse vleugel van de Belgische Wielerbond, ruim 1500 wielerclubs. 360 daarvan organiseren wedstrijden. Een derde van die organiserende clubs komt uit West-Vlaanderen (119), pas op meerdere fietslengtes volgen Oost-Vlaanderen (98), Vlaams-Brabant (63), Antwerpen (48) en Limburg (32). Dit jaar verleende Cycling Vlaanderen voor bijna 1000 koersen een vergunning, waarvan 331 in West-Vlaanderen.
Je ziet dat overwicht ook in de kermiskoersen – profwedstrijden die alleen op de nationale en dus niet op de internationale kalender staan. Cornillie: ‘De meeste zijn verdwenen, maar in West-Vlaanderen houden ze nog het best stand. Van de twintig overgebleven organisaties komt de helft uit onze provincie. En je kunt er altijd over de koppen lopen. Een volksfeest zoals in Gullegem: je moet het zien om het te kunnen geloven.’
‘Daarnaast heb je in West-Vlaanderen ook een uitzonderlijke concentratie aan WorldTourwedstrijden’, zegt Cornillie. ‘Van de acht Belgische eendagswedstrijden hebben er vier hun start en aankomst in West-Vlaanderen: Gent-Wevelgem (met start in… Ieper, nvdr), de E3 Classic (Harelbeke), Dwars door Vlaanderen (Roeselare-Waregem) en de Classic Brugge-De Panne. En dan zwijgen we nog over de terugkeer van de start van de Ronde van Vlaanderen naar Brugge. Dat grote aandeel is niet niks, de WorldTour is toch de crème van de wielersport.’
Golden River
Een vergelijking met het voetbal kan veel duidelijk maken. ‘Als je de voetbalclubs in Vlaanderen in kaart brengt, dan blijken ze vrij evenwichtig verspreid over het hele gebied’, legt sporteconoom Wim Lagae (KU Leuven) uit. ‘Als je dat voor het wielrennen doet, zie je een oververtegenwoordiging op die Zuid-West-Vlaamse zakdoek.’ Dat zegt wat over de sterkte van het sociaal-culturele weefsel en de bereidheid van lokale overheden om wielerorganisaties te steunen. ‘Maar het betekent vooral dat de kmo’s en multinationals in die regio een groot wielerhart hebben’, zegt Lagae. ‘Uiteindelijk zijn zij het die de koers betalen via sponsorpakketten en een goed draaiende vip-machine. Sponsoring is voor hen een instrument in de war for talent, en om hun lokale verankering uit te drukken.’
De economische draagkracht in de streek maakte het wielerorganisaties mogelijk om uit te groeien tot gevestigde waarden, en obstakels zoals kalenderhervormingen en toenemende internationale concurrentie te overwinnen. Zuid-West-Vlaanderen ontpopte zich tot het Texas van Vlaanderen, mede door de nabijheid van de Leie, de Golden River voor de vlasindustrie. Gent-Wevelgem ontstond in de jaren 1930 op mede-initiatief van een plaatselijke vlashandelaar. De keuze voor de startplaats had te maken met in Gent gevestigde vlasspinnerijen waarmee de Wevelgemse vlashandelaars zaken deden. Ook de E3 Classic in Harelbeke werd mee groot dankzij de vlasnijverheid. Textielbaron Pierre Lano was jarenlang een van de geldschieters achter de wedstrijd. De aanleg vanaf 1966 van de E3-snelweg (de huidige E17), waarnaar die laatste wedstrijd ook werd vernoemd, zou de ondernemerszin in de regio nog versterken.
Het wielervirus wordt er van generatie op generatie doorgegeven. In het boek Land van de koers, dat hij met VTM-journalist Stijn Vlaeminck maakte, schrijft wielercommentator Michel Wuyts: ‘Daar gebeurt het allemaal, volgens mij zelfs meer dan in de Vlaamse Ardennen. Als ik een voordracht in die regio houd, dan zit er minimaal 300 man in de zaal. Doe ik hetzelfde in Limburg, dan zal ik voldoening moeten nemen met 80 à 120 man.’
De titelstrijd in Izegem, het sluitstuk van een trilogie, wordt voorlopig de laatste in de reeks West-Vlaamse BK’s. Volgend jaar is Zottegem de aankomstplaats. Daarna komen Binche (2025), Brasschaat (2026) en Putte (2027). Maar heel lang zal de West-Vlaamse droogte niet duren: in 2028 al keert het BK terug naar Waregem. En komt de koers thuis.