Waarom de Tour van 2023 de zwaarste ooit was
Wat te onthouden van de Tour de France 2023? Drie opvallende cijfers, en het rapport van de Belgen.
Razendsnelle gemiddeldes (in klimmerseditie)
De gemiddelde snelheid van eindwinnaar Jonas Vingegaard in de afgelopen Tour de France bedroeg 41,427 kilometer per uur. Alleen de Deen zelf (42,026 kilometer per uur in 2022) en Lance Armstrong (41,654 kilometer per uur in 2005, al werd die Tourzege achteraf geschrapt) werkten ooit een Ronde van Frankrijk nog sneller af.
Die twee snellere edities telden evenwel een pak minder hoogtemeters dan de voorbije Tour (55.586 volgens de gespecialiseerde Twitteracount Velofacts, die dat aantal al jaren berekent op basis van de Stravagegevens van renners). In 2022 en 2005 waren het er 7719 en 8153 minder, het equivalent van twee stevige berggritten.
In het laatste decennium telde alleen de Tour van 2020 iets meer hoogtemeters (55.964) dan de editie van 2023. Toen bedroeg de gemiddelde snelheid van winnaar Tadej Pogacar slechts 39,868 kilometer per uur, of 1,55 kilometer per uur trager dan Vingegaard de laatste drie weken. Zelfs de gemiddelde snelheid van de derde in het eindklassement dit jaar (Adam Yates) lag met 41,3 kilometer per uur beduidend hoger.
Een van de hoofdredenen voor die snelle, en zeer zware Tour van 2023: de snelheden in de vlakke etappes. Vijf ritten met minder dan 2000 hoogtemeters werden afgewerkt met een gemiddelde van 44,6 kilometer per uur of meer. De etappe naar Poligny, gewonnen door Matej Mohoric, was zelfs de vijfde snelste in de Tourgeschiedenis (49,1 kilometer per uur). Ook in drie lastige overgangsetappes, met ongeveer 3000 hoogtemeters, fietste de winnaar ruim 43 kilometer per uur gemiddeld.
Hoe zwaar dat is zullen de renners getuigen die in het eindklassement op meer dan vijf uur van Jonas Vingegaard finishten. Dat waren er dit jaar 37, vorig jaar… 12. De kloof met de rode lantaarn, Michael Mørkøv, bedraagt zelfs zes uur en zeven minuten, het grootste verschil tussen de eerste en de laatste sinds de Tour van… 1970.
Opvallend: toch bereikten 150 (of 85,2 procent) van de 176 gestarte renners de finish in Parijs. Het op twee na hoogste percentage van de laatste tien jaar. Alleen de edities van 2019 (88,7 procent) en 2016 (87,8 procent) scoorden wat dat betreft beter, maar ook die Rondes van Frankrijk telden veel minder hoogtemeters dan de Tour van 2023 (7400 en 6763). Al even opmerkelijk: pas voor de vijfde keer deze eeuw beëindigde geen enkele renner een etappe buiten de tijdslimiet.
Conclusie: nooit werd er op zo’n zwaar parcours sneller gereden, en toch overleefden opvallend veel renners tot in Parijs. Er viel dan ook geen enkele renner (officieel) uit door een coronabesmetting, het aantal slachtoffers van valpartijen was relatief beperkt, en de begeleiding van veel ploegen is de laatste jaren ook veel beter geworden, met name op vlak van voeding. Daardoor recupereren de renners beter en halen zelfs in de derde week de besten zulke hoge snelheden, op weg naar ritwinst.
Weinig succes voor jonge renners
Slechts 3 renners jonger dan 25 jaar haalden de top 25 van het eindklassement: 2e Tadej Pogacar (24 jaar), 5e Carlos Rodríguez (22 jaar) en 13e Tom Pidcock (23 jaar). Opvallend, aangezien er de laatste jaren sprake was van een golf van jongere twintigers die de ‘oudjes’ overvleugelden. Niet in de afgelopen Tour: elf renners uit de top 25 zijn zelfs dertigers, van wie vier uit de top tien (de broers Adam en Simon Yates, Pello Bilbao en Guillaume Martin).
Hetzelfde beeld in de lijst met etappewinnaars: alleen Tadej Pogacar en Carlos Rodríguez wonnen een rit en zijn jonger dan 25 jaar, naast 25-jarigen als Felix Gall, Jasper Philipsen en Jordi Meeus. Liefst vijf plus 33-jarigen veroverden een etappezege: Michael Woods, Pello Bilbao, Ion Izagirre, Michal Kwiatkowski en Wout Poels.
Conclusie: het uithoudingsvermogen, de weerstand, het koersmetier en de ervaring van dertigers drijft in de zwaarste grote ronde nog altijd boven. Met die nuance dat jonge twintigers als Juan Ayuso, Remco Evenepoel of Arnaud De Lie niet present tekenden in deze Tour.
Grote tijdsverschillen in de top 3
10 minuten en 56 seconden bedroeg de voorsprong van eindwinnaar Jonas Vingegaard op de derde in het algemene klassement, Adam Yates. Dat is de grootste voorsprong op de derde sinds Jan Ullrich in de Tour van 1997 Marco Pantani op 14 minuten en 3 seconden reed.
Veelzeggende cijfers over de dominantie van de Jumbo-Vismarenner. Zelfs Tadej Pogacar eindigde op net geen zeven en een halve minuut, al werd die kloof hoofdzakelijk geslagen door de inzinking van de Sloveen op de Col de la Loze.
Opvallend is ook de lange regeerperiode van Vingegaard als geletruidrager: van de 6e tot de 21e etappe. Het was geleden van de Tour van 1981 dat een winnaar zo vroeg en onafgebroken tot in Parijs het leidersshirt droeg (toen Bernard Hinault, van de 6e tot de 22e rit).
De dominantie van Jumbo-Visma werd extra in de verf gezet door overtuigende winst in het ploegenklassement, en door zijn vier renners in de top 25 van het individuele eindklassement (Vingegaard als 1e, Sepp Kuss als 12e, Wilco Kelderman als 18e en Tiesj Benoot als 24e). Dat hadden er allicht zelfs vijf geweest als Wout van Aert niet naar huis was gegaan na de rit naar Courchevel, toen hij 23e stond in het algemene klassement.
De Belgen: recordreeks van ritzeges en wachten op Remco
Voor de derde keer op rij behaalden Belgische renners vijf of meer ritzeges in de Tour: na vijf ritoverwinningen in 2021 (Tim Merlier, Dylan Teuns en Wout van Aert) en zes in 2022 (Yves Lampaert, Wout van Aert, Jasper Philipsen) kwam dit jaar opnieuw vijf keer een Belg als eerste over de streep (4x Jasper Philipsen, 1x Jordi Meeus). In totaal 16 etappeoverwinningen in drie edities, of vijf meer dan het tweede land in die ranglijst sinds 2021 (Slovenië, met 11 zeges).
Een hoogconjunctuur die het wielerland België lang niet heeft meegemaakt. Ter vergelijking: tussen 2002 en 2018 veroverden onze landgenoten slechts veertien ritzeges.
Voor een soortgelijke tricolore serie als in de jongste drie edities moet je al teruggaan naar 1986 (vijf Belgische ritzeges), 1985 (zes) en 1984 (zeven). De huidige reeks is zelfs straffer is in de wetenschap dat in die jaren telkens slechts 15 à 20 landen deelnamen, tegenover 27 in 2023. In 1986 en 1985 stonden ook 31 en 42 Belgen renners aan de start, in de afgelopen editie 21.
Tegenover die ritsuccessen staat het kleine aantal Belgen in de top vijftig van het algemene klassement: welgeteld twee, met Tiesj Benoot (24e) en Dylan Teuns (35e). Zonder de opgave van Steff Cras waren dat er allicht drie geweest.
Het is de voortzetting van de trend van de laatste jaren. De laatste Belg in de top tien van de Tour dateert al van 2012, toen Jurgen Van den Broeck vierde werd. Het zal wachten zijn op de eerste deelname van Remco Evenepoel (in 2024) en Cian Uijtdebroeks (wellicht later) voor er nog eens een Belg zal kunnen meestrijden voor een plaats op het podium, in de top vijf of top tien.
- Jonas Vingegaard
- Lance Armstrong
- Tadej Pogacar
- Adam Yates
- Matej Mohoric
- Rondes van Frankrijk
- Carlos Rodríguez
- Tom Pidcock
- Simon Yates
- Pello Bilbao
- Guillaume Martin
- Felix Gall
- Jasper Philipsen
- Jordi Meeus
- Michael Woods
- Ion Izagirre
- Michal Kwiatkowski
- Wout Poels
- Juan Ayuso
- Remco Evenepoel
- Arnaud De Lie
- Jan Ullrich
- Marco Pantani
- Bernard Hinault
- Jumbo-Visma
- Sepp Kuss
- Wilco Kelderman
- Tiesj Benoot
- Wout van Aert
- Tim Merlier
- Dylan Teuns
- Yves Lampaert
- Steff Cras
- Jurgen Van den Broeck
- Cian Uijtdebroeks
- Vingegaard Sepp Kuss
Tour de France 2023
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier