Waarom de Tour 2022 de mooiste in véle jaren was
De Tour van 1989, met de 8-secondenstrijd tussen Greg LeMond en Laurent Fignon, zal altijd de maatstaf blijven voor ‘de mooiste Tour ooit’. In die ranking zal de editie van 2022 ook minstens een topplaats bekleden. Waarom? Een analyse aan de hand van drie redenen.
1) Het Duel (dat niet eens zo spannend was)
Wegens de opvallende tegenstelling. De strijd om de gele trui was, puur cijfermatig gezien, nooit écht spannend na de défaillance van Tadej Pogacar in de elfde rit naar de Col du Granon en de 2’51 die hij verloor op Jonas Vingegaard.
Maar tot de laatste bergrit naar Hautacam had je de indruk dat Pogacar met een ultieme poging de Deen toch nog zou kunnen bedreigen. Ook omdat de Sloveen Vingegaard blééf bestoken, vaak al van ver voor de aankomst.
Zijn strijdlust versus het dominante blok van Jumbo-Visma, met Wout van Aert als duizendpoot, hield het zo tot de rit naar Hautacam bijzonder onderhoudend. Weliswaar vergeefse pogingen van Pogacar, maar iets wat wielerliefhebbers in hele lange tijd niet meer hebben gezien, en zeker niet in zoveel ritten. Nadat de rollen nota bene eerst omgekeerd waren en Jumbo-Visma met een ‘masterplan’ de tot dan schijnbaar onaantastbare Pogacar onverwacht deed kraken richting en op de Col du Granon.
Zelfs het duel tussen Jan Ullrich en Lance Armstrong is nooit zo beklijvend geweest met herhaaldelijke aanvallen en counters. Ook al was het tijdsverschil tussen de Duitser en de Amerikaan in de fameuze Tour van 2003 kleiner dan in deze Tour (1 minuut en 1 seconde).
Sport leeft van Grote Duels, en dat hebben we gekregen. Extra piment is dat de underdog (Vingegaard) het haalde van de topfavoriet (Pogacar), de ‘nieuwe Merckx’ die vertrokken leek voor x aantal eindzeges op rij.
Het verlies van de Sloveen zal zo de aantrekkingskracht van de komende Tour(s) extra opkrikken, terwijl velen tot vorig jaar dachten dat een nieuwe periode van (te) grote dominantie was aangebroken.
Voor Pogacar zelf hoeft het niet eens slecht te zijn, misschien is het zelfs het beste wat hem kan overkomen. Het zal zijn populariteit nog doen groeien, door de gracieuze manier waarop hij omging met zijn ‘nederlaag’. En hem nog hongeriger en vooral koerswijzer maken.
2) Bijna elke dag strijd
Omdat slechts twee etappes in deze Tour, qua wedstrijdverloop, relatief saai waren: de tweede naar Nyborg (omdat de windgoden richting en op de Grote Belt Brug niet meewilden) en de derde naar Sønderborg. Weliswaar telkens opgeluisterd door het plezier van de Deen Magnus Cort, die voor eigen volk vooropreed.
En na afloop ook door het intussen bekende verhaal van de twee ritwinnaars, Fabio Jakobsen en Dylan Groenewegen.
Dat waren de eerste twee van slechts vier vlakke groepssprinten in deze Tour, met ook nog de zeges van Jasper Philipsen in Carcassonne (al was hij de snelste van een uitgedund peloton, zonder Jakobsen en Ewan) en in Parijs (wel een zuivere massasprint).
Het was 20 jaar geleden dat er zo weinig met een peloton gesprint werd om een ritzege, in 2004 ook slechts vier keer. Mede omdat in de zogenaamde overgangsetappes ook telkens van bij het begin een enorme strijd werd geleverd om de etappezege, met sterke vluchters.
De gemiddelde snelheid van etappes als die naar Arenberg (48,661 km per uur), Longwy (49,376 km per uur), Saint-Etienne (45,667 km) en Cahors (48,684 km) spreekt boekdelen. Aanvallen en blijven aanvallen was het credo – nota bene in een Tour zonder Julian Alaphilippe en met een mindere Mathieu van der Poel.
Zelden of nooit hebben de renners de tijd gehad om te lanterfanten of op hun gemak te praten in het peloton – behalve in Parijs. Door die continue strijd werd er een nieuwe recordsnelheid van de héle Tour neergezet, met 42,026 km per uur.
Dat maakt de Tour 2022 nog mooier dan die van 2003, volgens velen de mooiste van de 21e eeuw – tot de jongste editie. Velen zijn echter vergeten dat er toen de eerste week liefst vijf oersaaie sprintersritten werden gereden, met vier keer Alessandro Petacchi als winnaar. Dat was in de voorbije Tour, op de ‘saaie’ tweedaagse in Denemarken na, niet het geval.
3) Momenten en verhalen
Omdat wielrennen, en met name een grote ronde, leeft van memorabele momenten. Zoals in de Tour van 2003, met de miniveldrit van Armstrong, zijn hapering aan het etenszakje op Luz Ardiden, of de val van Ullrich in de natte slottijdrit.
Zulke momenten waren er in de voorbije Tour ook in overvloed. De solo van Wout van Aert naar Calais, zwevend als een arend. De herhaaldelijke aanvallen van het duo Vingegaard-Roglic op het bastion van Pogacar in de rit naar de Col du Granon. De uitgestoken hand van de net gevallen Pogacar naar Vingegaard, nadat die op hem had gewacht in de afdaling van de Col de Spandelles. Van Aert die vervolgens met een ultieme krachtsinspanning de tweevoudige Tourwinnaar uit het wiel rijdt op Hautacam.
Allemaal momenten die fans zich decennia later nog zullen herinneren als ze de editie van 2022 zullen oprakelen. Extra opgeluisterd door de eveneens mooie verhalen van de andere ritwinnaars, de ‘randfiguren’.
Met de onverwachte triomf van de ‘farmer’s son from Belgium’, Yves Lampaert, en de duowinst van Jakobsen en Groenewegen in Denemarken. De comebackzege van Bob Jungels na veel lichamelijke ellende. De overwinning van de relatief onbekende Hugo Houl, in naam van zijn verongelukte broer. De grote emoties van Michael Matthews en Jasper Philipsen na hun etappezeges, de ene na een lange periode zonder overwinning, de andere na een rist ereplaatsen in de Tour. De blijdschap van de complexloze Tom Pidcock op Alpe d’Huez. Christophe Laporte die Frankrijk in extremis een eerste etappezege bezorgde.
Stuk voor stuk aansprekende verhalen. Zoals ook dat van Jonas Vingegaard – ‘van de vismijn tot de gele trui’ – perfect in dat plaatje past.
Zijn ontbolstering op zijn 24e/25e is bovendien een bewijs dat renners nog op een relatief geleidelijk tempo richting de top kunnen groeien. Dat je niet zoals Pogacar of Remco Evenepoel al op je 19e topwedstrijden hoeft te winnen. Een waardevolle les voor andere, later mature talenten, dat ze die druk niet op zichzelf hoeven te zetten.
Jonas Vingegaard werd door sommigen nochtans weggezet als een ‘iceman’, zonder veel charisma. Zeker in vergelijking met Tadej Pogacar, als grotere showman. Maar de traan die de Jumbo-Vismarenner tijdens de teamvoorstelling in Denemarken liet, zijn hand op het hart en de handkus toen hij op Hautacam de finish overschreed, de liefkozende manier waarop hij omging met zijn vrouw en dochtertje, gaf hem ook een menselijk, aaibaar gelaat. En daar kunnen veel wielerfans zich ook mee vereenzelvigen.
Al deze factoren hebben ertoe bijgedragen dat zelfs veel doorgewinterde journalisten, volgers en analisten zich weer kind voelden, zich de reden herinnerden waarom ze verliefd werden op het wielrennen.
Zoals ook veel kinderen geïnspireerd raakten door Jonas, Tadej en Wout. Bovenal was dat de belangrijkste erfenis van deze Tour.
En dan moeten we de Netflixdocumentaire nog zien.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier