Waarom de zwaargewichten Tadej Pogacar ontwijken: de cijfers over de zeer intense Strade Bianche

Tadej Pogacar, solo op weg naar zijn zege vorig jaar in de Strade Bianche, na een aanval van 81 kilometer. © Getty
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

De Strade Bianche, die zaterdag plaatsvindt, wordt steeds zwaarder. Geen wonder dat veel toppers – vooral van het zwaardere type – wegblijven en de strijd met topfavoriet Tadej Pogacar mijden. Dat blijkt uit de veelzeggende cijfers.

1) Veel hoogtemeters per kilometer

Renners zullen getuigen: op de Toscaanse wegen ten zuiden van start- en aankomstplaats Siena gaat het ofwel bergop of bergaf. Dat was al zo tot 2023, toen de Strade Bianche telkens 184 kilometer lang was.

Dat was nog meer het geval tijdens de editie van 2024. Die telde een extra lus van 31 kilometer in de finale, met voortaan een dubbele klimpassage van de Colle Pinzuto en Le Tolfe. In totaal 215 kilometer, met 4 extra grindstroken.

Het werkte de 81 kilometer lange aanval van Tadej Pogacar in de hand, vanop de zwaarste ‘sterrato’-sector, de Monte Sante Marie. Die lag in tegenstelling tot het verleden immers nog vroeger in de race.

De Sloveen won zo met liefst 2 minuten en 44 seconden voorsprong, ruim 2 minuten meer dan de grootste kloof waarmee een renner de Strade Bianche in alle edities ervoor had gewonnen (Fabian Cancellara in 2012, 42 seconden).

Alsof dat parcours nog niet zwaar genoeg was, heeft de organisatie nu even voor halfweg een nieuwe strook toegevoegd: de Serravale, 9,3 kilometer lang, inclusief een klimmetje. Zo zijn er 16 sectoren met onverharde wegen, goed voor 81,7 kilometer.

Ook het aantal hoogtemeters is gestegen. Van 3300 tot en met 2023, naar ruim 3900 in 2024, zo berekende Velofacts, de sociale media-account die de Stravagegevens van renners bijhoudt. De Strade Bianche van zaterdag zal daar allicht nog een schepje bovenop doen, richting 4000 hoogtemeters.

Dat is weliswaar niet zo veel als in de jongste edities van Luik-Bastenaken-Luik en Il Lombardia (4300 en 4700 hoogtemeters). Maar wel over een kortere afstand: 42 kilometer minder dan die monumenten (213 vs. 255 kilometer).

Het nieuwe parcours van de Strade Bianche, met de nieuwe sector Serravale, even voor halfweg.

Het aantal hoogtemeters per kilometer in de Strade Bianche bedraagt zo 18,7. Dat is meer dan in Luik-Bastenaken-Luik (16,9) en in Il Lombardia (18,4).

Alleen in de GP Montréal moesten renners in een WorldTourrace van 2024 nog meer hoogtemeters per kilometer overwinnen (20,6, mede door de ook beperkte afstand van 209 kilometer). Die koers werd niet toevallig gewonnen werd door… Tadej Pogacar.

De extra moeilijkheidsgraad van de Strade Bianche is de ondergrond. Terwijl in Luik, Montréal en Lombardije alle beklimmingen over asfaltwegen lopen, moeten de renners in Toscane op veel van de stukken bergop over grind fietsen, met meer putten en minder grip op het achterwiel. Rechtstaand op de pedalen rijden in plaats van in het zadel, is vaak onmogelijk. Dat maakt die soms steile beklimmingen nog lastiger.

Door de extra hoogtemeters, en nog meer door de dominantie van Pogacar, wordt het zo steeds lastiger voor renners van plus 70 kilo om te winnen in Siena, zoals Mathieu van der Poel, Wout van Aert, Tiesj Benoot of Fabian Cancellara in het verleden.

Zelfs een dichte ereplaats bemachtigen is moeilijk. Een trend die zich de voorbije jaren al aftekende. In 2022 eindigden 3 ‘zwaargewichten’ in de top 10 (Kasper Asgreen, Quinn Simmons en Tim Wellens), in 2023 2 (Tiesj Benoot en Matej Mohoric) en in 2024 ook 2 (Mohoric en Christophe Laporte). Alleen Asgreen en Benoot haalden het podium.

Het gemiddelde gewicht van de top 10 in 2024 lag ook lager dan ooit: 64,9 kilo. In 2017 was dat nog 70,7 kilo.

Steeds meer zwaardere ‘klassieke’ types blijven dus weg uit de Strade Bianche. Hoewel Mathieu van der Poel Tirreno-Adriatico rijdt, past hij voor de koers die hij in 2021 won. Hij beseft dat hij tegen Tadej Pogacar op een nog lastiger parcours veel minder kans maakt.

De kopgroep in de Strade Bianche van 2021: een mix van zwaardere klassieke renners (met onder meer Mathieu van der Poel en Wout van Aert) en lichtgewichten (zoals Julian Alaphilippe, Tadej Pogacar, Tom Pidcock en Egan Bernal).

Ook Visma-Lease a Bike stuurt geen toppers naar Toscane. Matteo Jorgenson (die nochtans zou gedijen op het zware parcours) en Jonas Vingegaard starten zondag in Parijs-Nice. Wout van Aert is samen met Tiesj Benoot (beiden ex-winnaars van de Strade Bianche) op hoogtestage.

Door de ziekte van Maxim Van Gils staan er zo slechts 2 renners uit de top 20 van de ProCyclingStats-ranking aan de start, het minste sinds 2013. Het algemene startveld is wel niet veel minder dan het gemiddelde van de vorige 10 jaar: 711 vs. 738, op basis van de startlist quality-ranking van PCS.

De bezetting van de Strade Bianche is door de concurrentie met Parijs-Nice immers nooit zo sterk geweest als in andere grote voorjaarsklassiekers. Het verschil met enkele jaren geleden is vooral het verdwijnen van de klassieke renners ten voordele van de lichtgewichten.

2) Lage snelheid

Tussen aankomst en finish in Siena bevinden zich op het nieuwe parcours 16 ‘sterrati’-sectoren, goed voor 81,7 kilometer op een totale afstand van 213 kilometer, of 38 procent. Het merendeel daarvan (70 kilometer) liggen wel in de eerste 130 kilometer.

Ter vergelijking: in Parijs-Roubaix moest het peloton in 2024 over 55,7 kilometer kasseien rijden, op een totale afstand van 259,7 kilometer, of ruim 21 procent.

Het specifieke van de Strade Bianche is dat de snelheid die renners bergop verliezen in kleinere mate kan worden opgekrikt in de afdalingen. Door de losliggende steentjes is het vooral in de bochten te gevaarlijk om, vaak in grote stofwolken, vol door te fietsen. Het kost ook meer energie om erna weer op te trekken.

Dat maakt de Strade Bianche technischer dan alle andere WorldTourraces, en mentaal ook lastig. Renners moeten voortdurend letten op putten en steentjes. Stuurvaardige coureurs kunnen daardoor veel energie sparen, zeker in de afdalingen.

Het is geen toeval dat de 4 winnaars van de laatste 12 edities van het WK veldrijden (Mathieu van der Poel, Tom Pidcock, Wout van Aert en Zdenek Stybar) ook al de beste waren in de Strade Bianche.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Al die factoren leiden tot een opvallend lage gemiddelde snelheid: 38,3 kilometer per uur in de laatste 10 edities. In Luik-Bastenaken-Luik en Il Lombardia was dat gemiddelde respectievelijk 40,2 kilometer per uur en 40,1 kilometer per uur.

In de 18-jarige geschiedenis van de Strade Bianche lag in slechts 3 edities, die van 2012 (gewonnen door Fabian Cancellara), 2023 (Tom Pidcock) en – ondanks het zwaardere parcours – 2024 (Tadej Pogacar) het gemiddelde boven de 40 kilometer per uur (40,02, 40,63 en 40,34).

In 2012 waren er wel 6 kilometer minder ‘sterrati’-sectoren. En de jongste 2 jaar lagen de grindstroken er goed berijdbaar bij.

Opvallend: in de moddereditie van 2018 ging het zo’n 4 kilometer per uur trager. Toen haalde winnaar Tiesj Benoot slechts 36,4 kilometer per uur.

In 2018 won Tiesj Benoot de zwaarste editie van de Strade Bianche. © Getty

3) Hoog gemiddeld wattage

Aangezien er in de eerste 50 kilometer al 3 gravelstroken liggen, wordt in de Strade Bianche vaak al van bij het begin gevlamd. Die hoge intensiteit blijkt ook uit het gemiddelde wattage dat alle finishers trappen. Volgens Velofacts was dat in de edities van van 2023 en 2024 respectievelijk 305 en 300 watt – toch voor de renners die hun gegevens op Strava postten.

Doorgaans zit de Strade Bianche daarmee bij de top 5 van alle eendagskoersen. In 2024 was dat niet het geval. Mogelijk te verklaren door de verre aanval van Tadej Pogacar, waardoor de race al vroeg was beslist. En er achter hem meer gepokerd werd.

Ter info: tijdens zijn ruim 2 uur durende solo trapte de Sloveen gemiddeld 340 watt. Zijn ‘normalized power’ (een nog betere graadmeter dan het gemiddelde wattage omdat de momenten waarop een renner niet op de pedalen duwt – zoals tijdens een afdaling – beter gefilterd worden) zal nog een stuk hoger geweest zijn.

Toen Mathieu van der Poel in 2021 won was zijn ‘NP’ 389 watt over 4 uur en 45 minuten, en liefst 439 watt in het laatste anderhalf uur.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

4) Verdeeld peloton

Door de opeenvolging van hellende en dalende gravelstroken en golvende asfaltwegen wordt het peloton al vroeg uiteengereten. En nog meer in de lastige finale.

In geen enkele klassieker komen de renners zo verspreid over de aankomstlijn als in Siena: in de laatste 10 edities gemiddeld amper 2,6 renners binnen de 30 seconden van de winnaar, 5 binnen de minuut en 12 binnen de 2 minuten.

Zélfs in Parijs-Roubaix, na ruim 55 kilometer botsen over kasseien, arriveren de renners in compactere groepjes: in de laatste 10 edities gemiddeld 6 binnen de 30 seconden, 10 binnen de minuut en 14 binnen de 2 minuten.

Sinds de eerste editie van de Strade Bianche in 2007 kwam slechts éénmaal een groep van meer dan 3 renners in dezelfde tijd over de eindstreep: in 2011, toen 18 coureurs in het zog van winnaar Philippe Gilbert over de finish bolden.

Voor de rest kwam de winnaar solo aan (zoals Pogacar in 2024 en 2022, Pidcock in 2023, Van Aert in 2020, Benoot in 2018, Kwiatkowski in 2017 of Cancellara in 2012), of hij sprintte weg uit een beperkte kopgroep op de Via Santa Caterina richting de finish op het Piazza del Campo (zoals Van der Poel in 2021 of Alaphilippe in 2019).

Tom Pidcock won in 2023 de Strade Bianche na een solo van ruim 50 kilometer. © AFP via Getty Images

5) Veel renners buiten tijd en veel opgaves

Al even opmerkelijk: ondanks de beperkte afstand (184 of 215 kilometer) eindigden in de voorbije 10 edities van de Strade Bianche gemiddeld 8,7 renners buiten tijd. Alleen in Parijs-Roubaix lag dat gemiddelde iets hoger: 10,56.

Nog meer renners bereikten de laatste 10 jaar niet eens de aankomst in Siena: het finishpercentage bedroeg slechts 55 procent. In 2023, in een editie met goed weer, haalde wel 74 procent van het peloton binnen tijd de eindstreep. Vorig jaar viel dat, door het sloopwerk van Tadej Pogacar, terug tot 60 procent.

In alle 5 monumenten (Milaan-Sanremo, Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Luik-Bastenaken-Luik en Il Lombardia) was het gemiddelde aantal finishers in de laatste 10 edities telkens hoger dan 55 procent. Zelfs in Parijs-Roubaix (61 procent).

Conclusie

Op basis van alle bovenstaande cijfers is de Strade Bianche een van de, zo niet de meest intense van álle wielerklassiekers. En met de extra grindstrook en nog meer hoogtemeters wordt de koers in Toscane nog lastiger.

Het speelt meer in de kaart van Tadej Pogacar. Als hij zaterdag níét zou winnen, zou dat een veel groter verhaal zijn dan als hij wél wint.

De enige vragen lijken nog: waar en wanneer gaat hij aanvallen – zoals vorig jaar op 81 kilometer van de finish, of nog vroeger? En met hoeveel voorsprong zal hij winnen? Alleen Tom Pidcock, of een andere renner die boven zichzelf uitstijgt, kan hem misschien (even) volgen.

Indien niet, dan zal het sportieve spektakel weer flauw zijn. En dat zullen de organisatoren aan zichzelf te wijten hebben.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content