Vijf schakelmomenten uit de carrière van Van der Poel: ‘Bij Mathieu lijkt alles vanzelfsprekend, maar dat is het niet’
Weinig renners die zo makkelijk kunnen schakelen als kersvers wereldkampioen veldrijden Mathieu van der Poel. Niet alleen tussen wielerdisciplines of in een race, maar ook na ontgoochelingen, onverwachte beslissingen en wendingen. ‘Het is een van zijn grootste kwaliteiten’, zegt Christoph Roodhooft, de ploegleider die MvdP al jarenlang bijstaat. Om dat te staven koos hij vijf scharniermomenten uit de carrière van de Nederlander.
1. De eerste wereldtitel veldrijden bij de profs
Christoph Roodhooft: ‘Het WK in Tábor zal altijd een symbolisch kantelpunt zijn in de loopbaan van Mathieu en in het bestaan van onze ploeg. Een goed jaar ervoor was Niels Albert nog onze kopman, terwijl Mathieu schitterde bij de junioren en beloften. Tot zijn eerste twee crossen bij de elite, in december 2013, in Antwerpen en Sint-Niklaas. Omlopen die het op lijf van Niels waren geschreven, en dus won hij er ook. Maar hij moest wel alles uit de kast halen om Mathieu, die dan nog negentien jaar moest worden, twee keer af te houden.
‘Veelbelovend voor de toekomst, twee zulke toppers. Tot in het daaropvolgende voorjaar Niels zijn carrière plots moest stopzetten met hartritmestoornissen. Alle schijnwerpers kwamen nu op Mathieu te staan, die op 1 januari 2014 prof was geworden. Geen probleem: dat najaar won hij al meteen in Gieten, Antwerpen, Sint-Niklaas en rond de jaarwisseling in Diegem, Leuven en het Nederlands kampioenschap.
‘Dus rees al vlug de vraag: moet Mathieu op het WK meedoen bij de profs, als pas twintigjarige? Idem voor Wout van Aert, die toen ook zijn eerste grote elitecrossen won. Wij vonden dat Mathieu ervoor moest gaan, maar hij was er eerst niet echt happig op. Voor een stuk wellicht omdat hij niet helemaal overtuigd was van zijn kansen, en ook omdat een deelname aan een WK voor profs in het veld een deelname aan een WK voor beloften op de weg definitief uitsloot. Op het trainingskamp in januari in Benicassim was het enkele dagen een issue. Tot hij plots – ik zie hem nog zitten op zijn hotelbed – toch zei: ‘Oké, ik doe mee.’ Los van Van Aerts beslissing trouwens om ook bij de elite te starten, want dat wisten we toen nog niet.
‘Van Aert had toen trouwens als ploegleider … Niels Albert. Een keuze die bij ons niet echt goed was gevallen. Na al die jaren werkte hij nu samen met Mathieus grootste concurrent. Het gaf die aangekondigde tweestrijd op het WK voor ons als ploeg extra piment. Nota bene in Tábor, waar Niels in 2010 had opgegeven en zijn regenboogtrui aan Zdenek Stybar moest afstaan.
‘Vijf jaar later startte het WK weer met een ontgoocheling voor de ploeg, want op zaterdag verloor Sanne Cant nipt van Pauline Ferrand-Prévot. Mathieu had intussen wel de klik gemaakt: de week ervoor had hij iedereen naar huis gereden in Hoogerheide, zijn eerste Wereldbekerzege bij de profs. En ook in Tábor leek hij vlug weg te rijden. Van Aert (die met kettingproblemen sukkelde, nvdr) bleef echter tot het einde op zo’n tien seconden hangen. Veel renners hadden zich laten inlopen, maar Mathieu niet. Net zoals Niels de WK’s in Hoogerheide (2009) en Koksijde (2012) had gewonnen, en vele andere crossen: alleen wegrijden en nooit omzien, hoe dicht de tegenstand ook nadert. Misschien was Niels op dat moment een beetje een voorbeeld voor Mathieu, en heeft hij dat zo overgenomen.
‘Hij behaalde zo, als jongste ooit, als pas twintigjarige, de wereldtitel bij de profs, voor Van Aert. En opvallend: hoewel hij uiteraard heel gelukkig was, leek hij het bijna als normaal te beschouwen. Al van bij de jeugd was Mathieu natuurlijk gewend om véél te winnen. Maar dat hij later ook op de weg zou schitteren, tegen de wereldtop, was toen niet te voorspellen.
‘Mathieu was dan nog een pure veldrijder, de opvolger van Niels, ook al had hij in de zomer ervoor al enkele wegkoersen gewonnen in het continentale circuit. Omdat ook dat zo ‘makkelijk’ ging, hebben we als team daarna de stap naar het procontinentale niveau gezet, om hem in de grootste koersen te kunnen laten starten. Want aangezien hij in het veld bijna alles al meerdere keren had gewonnen, wisten we: we moeten nieuwe doelen vinden om Mathieu te blijven uitdagen, zodat hij het plezier behoudt. Het bleek de juiste keuze.’
2. Het eerste, hectische mountainbike-avontuur
‘Nog voor de weg almaar belangrijker werd, hadden we onze zinnen gezet op het mountainbiken. Zo trokken we eind februari 2016, als verlengde van het crossseizoen, naar de Sunshine Cup, een rittenkoers op Cyprus. Met het oog op een eventuele kwalificatie voor de Olympische Spelen van Rio in de zomer wilden we daar al punten sprokkelen.
‘Het begon echter slecht: op de luchthaven bleken onze fietsen spoorloos. Twee dagen moesten we erop wachten, tot de dag voor de proloog. Die werd ’s avonds gereden en dus wilde Mathieu overdag al een deel van het parcours van de volgende ritten verkennen. Ik bracht hem met de camionette naar boven, ergens in de Cypriotische bergen, en zou hem beneden weer oppikken.
‘Wat later kreeg ik telefoon van Mathieu: ‘Ik ben lek gereden.’ Dat was het laatste wat ik van hem hoorde, want het bakske dat we hadden gehuurd voor de telefoon en de internetverbinding werkte niet meer. Hij kon mij niet meer bereiken en ik wist, zonder gps, bij God niet waar ik moest zoeken. Vier, vijf uur zijn we elkaar kwijt geweest. Ik was, rondtoerend met mijn camionette op smalle weggetjes, de wanhoop nabij. Tot ik Mathieu uiteindelijk vond op een rotsblok. Wat een opluchting!
‘Niet veel later zou de proloog echter al beginnen, dus ben ik als een gek teruggekeerd. Mathieu zag het even niet meer zitten om te starten, maar herpakte zich net op tijd. Ik was steendood, maar opgelucht toen hij vertrok. Zonder verwachtingen, na zo’n hectische dag. Toch werd hij nog tiende in die proloog, puur op adrenaline. De knop omdraaien en knallen. En nog straffer: de dag erna, in de eerste ‘echte’ rit en zijn eerste echte lange mountainbikerace op hoog niveau, won hij meteen. En niet tegen Janneke en Mieke hé, maar in een deelnemersveld met vier toppers uit de top twintig van de World Ranking.’
3. De inhaalrace in Nové Mesto
‘Wat velen vergeten: als Mathieu in het daaropvolgende voorjaar in de slotronde van de Wereldbekermanche in Cairns zijn velg niet breekt, dan eindigt hij er minstens in de top zestien en is zijn olympisch ticket voor Rio zo goed als binnen. Dat lukte uiteindelijk niet, maar we hadden wel geproefd van een voor ons totaal onbekende wereld, veel groter dan de cross. We waren ook onder de indruk van hoe compleet je als renner moet zijn om in het mountainbiken mee te strijden met de top.
‘Het smaakte naar meer en dus gingen we in mei van het jaar erop (2017) naar Nové Mesto, Mathieus eerste Wereldbekerrace dat seizoen. Weliswaar met een flinke handicap: de mountainbike die we toen hadden was geen topmateriaal. Hij kraakte zelfs de dagen ervoor en dat hebben we pas na lang zoeken kunnen oplossen, de avond voor de race. In het begin van de wedstrijd had hij ook nog materiaalpech: een kabeltje kwam los, waardoor Mathieu terugviel van startplaats 90 – bij gebrek aan UCI-punten – tot zowat de 120e positie, bij de laatsten van het hele veld. Gelukkig konden de mecaniciens in de materiaalpost het kabeltje weer inpluggen en kon Mathieu aan zijn inhaalrace beginnen.
‘Wat mijn broer Philip en ik toen hebben gezien, was straffer dan alles wat hij tot dan in het veld en op de weg al had neergezet. Hij bleef maar opschuiven: 74e, 51e, 33e, 25e… En toen iedereen dacht: hij zal nu kraken, zette Mathieu in de voorlaatste omloop de allersnelste rondetijd neer, om uiteindelijk als achtste te finishen. Op bijna drie minuten van winnaar Nino Schurter. Nadien zei hij: ‘Ik zag het niet echt meer zitten, maar omdat ik begon te denken aan hoelang jullie aan mijn fiets hadden gewerkt, ben ik toch doorgereden.’
‘De zondag erop wilde Mathieu starten in de Wereldbekermanche van Albstadt. Eén probleem echter: er was al een deal met Golazo, de organisator van de Belgium Tour. We spraken daarom vooraf af met Bob Verbeeck (CEO van Golazo, nvdr) dat Mathieu na de etappe op donderdag uit de race zou stappen. Bob ging akkoord, met de grappende opmerking: ‘Oké, maar dan moet hij wel de rit winnen.’
‘En wat gebeurt er: Mathieu wint effectief die etappe in Moorslede, in de sprint voor Philippe Gilbert en Wout van Aert. Nota bene nadat hij helemaal naar voren had moeten rijden, omdat hij aan de volgwagen met mij over de mountainbikerace op zondag aan het praten was toen het peloton uiteenviel in waaiers. Mathieu heeft het vooraf niet gezegd dat hij zou winnen – dat doet hij nooit – maar het zal wel in zijn hoofd hebben gespeeld.
‘Drie dagen later schakelde hij weer over naar mountainbikemodus en eindigde hij in Albstadt, mede dankzij een betere startplek, als tweede. Op slechts 26 seconden van weer Nino Schurter, die hij de hele race had bestookt. De enige die Mathieu twee jaar later ook van de wereldtitel kon houden, voor eigen volk in Lenzerheide. Als Mathieu er bij de start echter niet achterop geraakt door een collega die voor hem uit zijn pedaal schiet, dan had hij grote kans gemaakt op de regenboogtrui.
‘Dat hokje, samen met het WK op de weg, wil hij in zijn carrière nog afvinken. Om zo zijn trilogie (met al vier wereldtitels in het veld, nvdr) te vervolledigen. Een straffe ambitie, en gezien het alsmaar stijgende niveau verre van makkelijk te realiseren, maar die gedachte leeft nog altijd.’
4. De stormtrainingen
‘Omdat Mathieu in drie wielerdisciplines al zulke straffe dingen heeft laten zien, líjkt dat soms vanzelfsprekend. En is het ook telkens wereldnieuws als hij eens niet wint. Alsof hij niet mág falen – meer dan gelijk welke renner. Er ontstond zo ook een perceptie dat Mathieu het vooral van zijn immense talent moet hebben en dat hij niet het grootste trainingsbeest is. Ook bij hem valt succes echter niet zomaar uit de lucht. Zélfs Mathieu kan niet op dat topniveau acteren zonder er keihard voor te werken.
‘Ja, toen hij in 2013 als achttienjarige Niels Albert het vuur aan de schenen legde, trainde hij inderdaad nog niet veel. Puur op het gevoel. Mathieu heeft daarna echter heel snel heel veel kunnen trainen, zonder zichzelf op te blazen. Een kwaliteit van de absolute toppers: ze kunnen meer aan en zien er minder van af.
‘Er wordt vooral onderschat hoe graag Mathieu afziet, hoe graag hij met de fiets rijdt. Ik denk spontaan aan zijn training na de afgelaste cross in Koksijde in 2016 (wegens de stormwind, nvdr). Hij vond het zeer vervelend, maar maakte meteen de klik: oké, dan rijd ik met David (zijn broer, nvdr) naar huis (in Kapellen, in de provincie Antwerpen, nvdr). Niet zonder risico, gezien die felle wind. Er was echter geen houden aan. Thuis hadden ze 207 kilometer op de teller staan, een tocht van zes uur…
‘Al even memorabel: zijn laatste training op hoogtestage in Livigno, in de aanloop naar het WK in Harrogate in 2019. Na 6 uur en 45 minuten was hij verkleumd door de kou en de gietende regen. Er restte alleen nog een afdaling naar Livigno, dus kon hij evengoed in de auto stappen. Maar Mathieu wilde per se de geplande 7 uur halen. Hij trok een extra paar handschoenen aan en fietste inderdaad nog naar het hotel.
‘Als hij een doel heeft, kan hij daar extreem gefocust naartoe werken. Ook na een grote teleurstelling. Dat komt vaak hard binnen, omdat hij weet hoe zoet een zege smaakt. Maar dan drijft ook zijn weerbaarheid boven. Zoals na de verloren WK’s veldrijden in Bièles (2017) en Valkenburg (2018), toen hij de seizoenen erop telkens meer dan dertig crossen won.
‘Hetzelfde vorige zomer, na zijn ontgoochelende Tour (waar hij vermoeid opgaf, nvdr). Na een rustperiode zette hij dat snel uit zijn hoofd en deed hij er alles aan om in zijn allerbeste vorm naar het WK in Australië te reizen. Er werd misschien wat lacherig over gedaan, omdat hij zich voorbereidde via onder meer kermiskoersen in Geraardsbergen en Izegem, maar de wattages die hij daar heeft getrapt, door continu aan te vallen, waren fénomenaal. En dan ging hij ervoor of erna nog bijtrainen, met tochten van ruim boven de 200 kilometer. Jammer dat hij door dat incident in het hotel die hoogvorm in Wollongong niet heeft kunnen tonen, maar je kunt Mathieu niet aanwrijven dat hij toen niet klaar was.’
5. De (on)verwachte gele trui
‘Onverwacht van ver aanvallen, out of the box denken, zo koerst Mathieu. En zo lapt hij de oude wielerwetten vaak aan zijn laars. En als dat niet lukt, dan schakelt hij over op plan B, de sprint. Zoals op het Nederlands wegkampioenschap in 2018 in Hoogerheide: vijftig kilometer voor de finish wegrijden met drie vluchtgezellen, vijf kilometer voor de streep weer ingelopen worden, even uitblazen en dan iedereen uit het wiel knallen in de sprint.
‘Hetzelfde scenario in de vijfde rit van de Settimana Coppi e Bartali vorig jaar: zeventig kilometer voor de finish alleen naar een kopgroep springen, een kloof van drie minuten dichtrijden, op acht kilometer van de aankomst weer ingehaald worden en vervolgens toch de groepssprint winnen. Je moet dat natuurlijk fysiek kúnnen, maar onderschat ook niet hoe moeilijk het is om die switch in je hoofd te maken. Om dan nóg eens je lichaam tot het uiterste te drijven.
‘Het mooiste voorbeeld daarvan: de start van de Tour in 2021. Voor onze ploeg was die eerste deelname een mijlpaal. En voor Mathieu extra speciaal, wegens de link met zijn overleden grootvader Raymond Poulidor. Er ging echter ook enorm veel druk en drukte mee gepaard. Gezien de hellende aankomst van de eerste rit, vlak bij ons hotel in Landerneau, verwachtte immers iedereen dat Mathieu zou winnen – en het geel zou veroveren, wat Poulidor nooit was gelukt. Lag het aan die emotionele gedachte? Of aan de hoge verwachtingen? Ik weet het niet, maar Mathieu voelde zich die dag gewoon niet honderd procent. Bovendien was Julian Alaphilippe heer en meester.
‘De gele trui leek buiten bereik, maar na de ontgoocheling werd er snel gerekend: Alaphilippe had 18 seconden voorsprong, alleen te overbruggen met winst bij de bonificatiesprint én met de bonusseconden voor een ritzege boven op Mûr de Bretagne. Mathieu zei het niet met zoveel woorden, maar hij wíst dat er een kans lag, hoe klein ook. En dus ging hij ervoor. Door, weer tegen alle wielerwetten in, al te demarreren op de vóórlaatste beklimming, vervolgens nóg eens op de slotklim, en daarna stand te houden tot de finish. Het geel was binnen. Hij heeft ons al vaker met verstomming geslagen, maar hoe hij die situatie weer helemaal omdraaide…
‘Minstens even straf, en waar ook Mathieu minstens even blij mee was: hoe hij in de tijdrit op de vijfde dag de gele trui behield (door als vijfde te eindigen op 31 seconden van Tadej Pogacar, nvdr). Daar had hij amper op getraind en wij waren er ook niet op voorbereid qua materiaal. Al onze energie en tijd hadden we immers gestoken in de eerste vier ritten. En terecht, met ook nog etappewinst voor Tim Merlier.
‘Sommigen zeiden dat we het hadden verzonnen, maar voor die tijdrit hebben we écht in extremis wielen laten overkomen uit Andorra, en ook een nieuw stuur laten aanrukken. Pas ’s avonds laat was de tijdritfiets klaar en moesten we het voor ons avondmaal stellen met een bord dat ze in het hotel opzij hadden gezet.
‘Die inzet beloonde hij met een, voor zijn doen, schitterende tijdrit. Gedreven door zijn ambitie, maar zoals in Nové Mesto ook uit dankbaarheid en respect voor het werk van de mensen in zijn entourage. Dat zit ingebakken in Mathieus karakter. En dat maakt het ook zo leuk om met hem te werken.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier