Tour de France Femmes: van Rotterdam naar de Nederlandse berg
Met een start in Nederland, een passage door België en een apotheose op Alpe d’Huez verkent de vrouwen-Tour nieuwe horizonten. Parcoursbouwer Franck Perque analyseert de acht etappes.
Na de wedergeboorte twee jaar geleden en de introductie van het hooggebergte en een tijdrit vorig jaar staat de vrouwen-Tour deze zomer opnieuw voor twee belangrijke vernieuwingen. Allereerst is de Tour de France Femmes uitzonderlijk losgekoppeld van de mannen-Tour. Het startschot weerklinkt pas op 12 augustus, een ingreep om uit het vaarwater van de Olympische Spelen in Parijs te blijven.
Voor het eerst ook vindt de start in het buitenland plaats. En net als in de mannen-Tour, die zijn eerste Grand Départ buiten Frankrijk in 1954 beleefde in Amsterdam, gaat die primeur naar Nederland. ‘Voor ons kon een eerste buitenlandse start alleen in Nederland plaatsvinden’, zegt Franck Perque, de ex-renner die voor ASO het parcours van de vrouwen-Tour uittekent. ‘De wielersport is er populair en het is het land van zoveel kampioenes, met op kop natuurlijk titelverdedigster Demi Vollering.’
Vanuit Rotterdam, de havenstad die in 2010 al eens de mannen-Tour op gang mocht vlaggen, krijgen de rensters een bijna 950 kilometer lange tocht in drie bedrijven voorgeschoteld. Het eerste luik, in en om Rotterdam, Den Haag en Dordrecht, is op maat van de sprintsters en de hardrijdsters. In deel twee, van Valkenburg tot Morteau, is het aan de puncheuses en baroudeuses. In het weekend ten slotte krijgen de klimsters het laatste woord. ‘We proberen voor zoveel mogelijk afwisseling te zorgen’, verklaart Perque, die hiernaast de etappes in detail voorstelt.
1. Waaieralarm
‘Een biljartvlakke rit om mee te beginnen, maar opgepast voor de wind. Niet voor niets zie je in deze streek zoveel oude molens en windmolens. De route heeft ook alles in zich voor een enerverend koersverloop. De open wegen, vooral in het zuidelijke deel van het parcours, nodigen uit tot waaiervorming. We veranderen dikwijls van richting, wat voor versnellingen kan zorgen en sowieso het peloton op een lint zal trekken. Ook door het talrijke verkeersmeubilair op de Nederlandse wegen zal voortdurend concentratie vereist zijn.
De laatste kilometers spelen zich af in Den Haag, waar de rensters onder meer het Zuiderpark en dicht bij het Vredespaleis zullen passeren. Al op ruim drie kilometer voor de streep slaan we de laatste rechte lijn in. De finish ligt in Kijkduin, op enkele hectometers van het strand, wat prachtige helikopterbeelden zal opleveren. Is de wind van de partij, dan zullen zich verschillende groepen aandienen. Staat er onvoldoende wind, dan zal een massasprint bepalen wie de eerste gele trui mag aantrekken.
Een bijzonderheid in deze vlakke rit is dat er ook al een bolletjestrui wordt uitgereikt. Het peloton trekt twee keer door de Maasdeltatunnel, nu nog in aanbouw maar dan voor het eerst opengesteld. Op de terugweg telt die doortocht – 1,3 kilometer aan een kleine vijf procent gemiddeld – als klim van vierde categorie. Daar krijgen we dus gegarandeerd strijd. Wie de bergtrui pakt, mag hem al zeker tot woensdag dragen, want de tweede dag zijn er geen punten te verdienen.’
2. Herkansing
‘Twee etappes op dag twee, zoals in de mannen-Tour het laatst het geval was in 1991. Dat laat ons toe om vast te houden aan het format van acht etappes. We zijn immers pas op maandag begonnen in plaats van op zondag de voorbije jaren. Bedoeling is om uit het vaarwater van de Olympische Spelen te blijven, die op zondag eindigen, en om meer media-aandacht te genieten.
De korte ochtendrit, vanuit het wondermooie Dordrecht met zijn historische binnenstad en binnenhavens, heeft dezelfde kenmerken als de eerste rit: veel open stukken waar de wind vrij spel heeft en veel veranderingen van richting.
Als er geen wind staat, krijgen we een massasprint. In het andere geval wordt het een dolle rit van start tot finish en een moeilijk te controleren onderneming. Al vanaf de polders van de Alblasserwaard kan het spel op de wagen zitten.
Zo’n dynamische rit kan heel verraderlijk zijn. De rensters die kunnen wringen en zich goed kunnen positioneren, krijgen de kans om al een eerste selectie door te voeren. Je kunt er de Tour niet winnen, maar wel al een tegenstander die niet over de nodige technische bagage beschikt meerdere minuten aansmeren en zelfs definitief voor de eindzege uitschakelen.
De streep in Rotterdam is getrokken aan het eind van een laatste rechte lijn van ruim één kilometer op de Boompjes. Die brede laan was bij de start van de mannen-Tour in 2010 heel mooi aangekleed met vlaggen van alle deelnemers. Wie weet, krijgen we ook deze keer zo’n bijzondere versiering te zien.’
3. Wissel van de wacht?
‘Nog een reden waarom we twee etappes op één dag organiseren, is om Rotterdam te vieren. We willen zoveel mogelijk in de startstad aanwezig zijn. In de namiddag krijgen de toeschouwers in het stadscentrum een parade te zien van alle rensters tijdens een individuele race tegen de klok.
Het parcours telt in de eerste helft veel rechte stukken, waarop hardrijdsters hun kracht kwijt kunnen. Een bijzonderheid is dat we in het begin een fietspad nemen. Via de rotonde van het Hofplein keren we langs het stadhuis op dezelfde weg terug, deze keer op de autoweg, om koers te zetten naar de iconische Erasmusbrug. Daar kan de wind een rol spelen en kunnen de sterksten het verschil maken.
Voorbij de brug liggen een paar bochten, waar fracties van seconden te winnen zijn en explosiviteit nodig is om nadien weer snel te kunnen optrekken en in het ritme te blijven. Via nog twee bruggen, de kleinere Koninginnebrug en de grotere Willemsbrug, komen we op vierhonderd meter van de streep op het parcours van de ochtendrit terecht.
De finish is dezelfde als ’s ochtends: op de Boompjes, aan de voet van de Erasmusbrug. Voor de afwisseling zou het mooi zijn dat de gele trui, normaal in het bezit van een sprintster, daar van schouders wisselt. Al zullen de verschillen in deze korte tijdrit klein zijn, terwijl er in de eerste twee ritten telkens tien, zes en vier bonusseconden aan de streep waren te rapen. Niet uit te sluiten dus dat er ook na deze tijdrit nog altijd een sprintster in het geel staat.’
4. Klassieker
‘Een rit geschoeid op de leest van een klassieker. De officieuze start is aan het Shimano Test Center in Valkenburg. Na een lus door het gezellige oude stadscentrum en de beklimming van de Cauberg gaat het via een smalle, technische afdaling naar de Geulhemmerberg, waar halfweg de klim de officiële start wordt gegeven.
De eerste kilometers leiden over het parcours van de Amstel Gold Race of, zo je wilt, het WK in Valkenburg, met na de Bemelerberg opnieuw het trio Cauberg, Geulhemmerberg en Bemelerberg. Een dynamisch terrein dat zich leent tot het opzetten van een ontsnapping.
Van daar zetten de rensters koers naar België, om via de Mont-Theux op het parcours van Luik-Bastenaken-Luik te belanden. Vanaf Remouchamps is de finale identiek aan die van La Doyenne, met achtereenvolgens de Redoute annex Cornemont, de Forges en de Roche-aux-Faucons. Ook de finish is dezelfde: op de Quai des Ardennes, waar Grace Brown dit voorjaar de zege pakte.
In zijn totaliteit is deze rit wel minder lastig dan La Doyenne. Toch zullen de favorieten dezelfde zijn en zullen de klassementsrensters zich niet kunnen verbergen. Maar ook de eventuele vroege vluchters maken zeker een kans, zoals vorig jaar Yara Kastelijn een gelijkaardige rit won in Rodez voor Demi Vollering. Op dit terrein een achtervolging opzetten achter een sterke kopgroep is ingewikkeld, zeker als ook de grote namen elkaar in de achtergrond nog eens beginnen te bestoken en zonder helpers komen te vallen.’
5. Onvoorspelbaar
‘Ook de vijfde rit begint met nog een knipoog naar de band tussen ASO en Luik-Bastenaken-Luik. Een bedankje aan Bastenaken, dat dit jaar tachtig jaar Ardennenoffensief herdenkt en als startplaats van de vrouweneditie van La Doyenne een bastion is van het vrouwenwielrennen.
Aankomstplaats Amnéville, een kuuroord in de omgeving van Metz, heeft geen grote wielergeschiedenis, maar staat wel garant voor een dynamische finale. De Côte de Montois-la-Montagne (1,7 km, 6 procent gemiddeld) is geen uitzonderlijke potenbreker maar kan volstaan om het verschil te maken. Zoals Lotte Kopecky vorig jaar in de eerste rit met succes ten aanval trok op de Côte de Durtol.
De Durtol (1,7 km, 7,2 procent gemiddeld) was wel iets zwaarder, maar de finish nu is veel lastiger dan in Clermont-Ferrand. Na de Montois-la-Montagne, op 15,5 kilometer van de streep, blijft de weg nog een paar kilometer omhoog lopen. Dan volgt de duik naar Rombas, waarna nog een zevental kilometer rest tot de finish, waarvan de laatste kilometer opnieuw oplopend aan vier, vijf procent.
Heel moeilijk om het scenario te voorspellen. Er kan een puncher wegrijden, maar evengoed draagt de vroege vlucht tot het einde, want welk team zal op dit terrein – meer dan 2000 hoogtemeters – de wedstrijd willen controleren? Movistar kan proberen de sprinters overboord te gooien om met een uitgedunde groep naar de finish te trekken, zoals in Mauriac vorig jaar, waar Liane Lippert won. Maar zelfs een Lorena Wiebes in topvorm valt voor de ritzege niet uit te vlakken.’
6. Dubbele muur
‘Vanuit startplaats Remiremont volgen we de vallei van de Moezel om al snel de eerste hindernis van de dag op te zoeken, de Col du Mont de Fourche. Een ideaal platform om een sterke vluchtersgroep te lanceren.
Via Mélisey en Lure, het land van Thibaut Pinot, trekken we naar het departement van de Doubs voor een erg lastige finale, waarin het crescendo gaat. De Col de Ferrière en de Côte de Laviron zullen al voor vermoeidheid zorgen, maar vanaf Consolation-Maisonnettes belanden we op heel ander terrein. La Roche du Prêtre is de vondst in deze Tour waar ik het meest trots op ben: een klim in twee delen, waarbij we voor de laatste anderhalve kilometer de grote baan verlaten voor een smal, steil weggetje met een paar haarspeldbochten. Een terrein dat uitnodigt tot actie en geschikt is voor een puncher-klimmer als Kasia Niewiadoma.
Voorbij de bergprijs gaat het verder omhoog op een brede, licht oplopende weg, waarna de duik volgt naar de voet van de Côte des Fins. Die laatste klim is opnieuw zo’n veeleisende muur (1,8 km, 6,9 procent gemiddeld), de top ligt op vijftien kilometer van de streep.
Mogelijk krijgen we een strijd op twee fronten: één voor de etappezege en één tussen de klassementsrensters. Al is het afwachten hoe fel de favorieten voor de eindzege er al tegenaan willen gaan. Met het Alpenweekend in het achterhoofd zullen ze mogelijk hun pedaalstoten tellen. Dat kan dan weer kansen bieden voor klassementsrensters van de tweede rij die dichter bij het podium willen sluipen.’
7. Kans voor de vluchters
‘De eerste Alpenrit, de langste rit ook van deze Tour, wordt volgens mij een etappe voor de vluchters. Van bij de start in Champagnole is het klimmen geblazen. Raken de aanvalsters daar nog niet weg, dan krijgen ze een nieuwe kans op de Col de la Croix de la Serra, een lange, vrij regelmatige klim.
De finish ligt op de Col de la Colombière, weliswaar al halfweg de klim, in Le Chinaillon. Ook de slotklim is regelmatig en eerder mild. Een bewuste keuze: de ervaring leert namelijk dat we op dit soort beklimmingen doorgaans een attractieve wedstrijd krijgen. Zoals vorig jaar bijvoorbeeld op de Col d’Aspin.
De steilste stroken van de slotklim situeren zich aan het begin, in de zone van de haarspeldbochten. Een geschikte plek om aan te vallen, al moet je het daarna wel nog vier kilometer volhouden tot de streep. Die laatste kilometers zijn minder steil en als de wind daar in het nadeel blaast, zal dat de koers blokkeren – een sprint van een klein groepje behoort tot de mogelijkheden.
De vraag is ook andermaal of de favorieten voor de eindzege al voor de aanval zullen kiezen. Evengoed willen ze hun krachten nog sparen voor het echt grote werk op zondag en hebben ze vooral oog voor elkaar. Waardoor er zo opnieuw kansen kunnen ontstaan voor een outsider die in het klassement voorsprong wil nemen of tijd terugpakken. Een type als Juliette Labous.
Hoe dan ook ga ik ervan uit dat de naam van de eindwinnares na deze rit nog niet bekend zal zijn. Daarvoor kan er op de slotdag nog te veel gebeuren.’
8. Nooit vertoond
‘Beklimmingen met gematigde percentages mogen dan wel mooie wedstrijden opleveren, we willen ook het DNA van de Tour behouden en dat betekent een veeleisende wedstrijd. Wat we in de laatste rit zullen meemaken, is in de vrouwen-Tour nooit eerder vertoond en ook in de geschiedenis van de Giro heb ik qua afstand en moeilijkheidsgraad niets gelijkaardigs gevonden. Het bewijst ook de ontwikkeling die het vrouwenwielrennen de laatste jaren heeft doorgemaakt.
De rensters krijgen 3900 hoogtemeters te verwerken, voornamelijk geconcentreerd in de tweede helft van de etappe. Met eerst de Glandon, een van de zwaarste Alpencols. De rensters flirten er met de 2000-metergrens: het wordt naar zuurstof happen en om elke hoek loert het gevaar op een inzinking. Komt daarbij dat de laatste twee kilometer van deze klim ook nog eens de steilste zijn, gemiddeld 10,8 en 11,5 procent.
Na de Glandon volgt een flink stuk vallei, waar je in geval van tegenwind maar beter niet alleen komt te zitten. Staat de wind daar in het voordeel, dan is zelfs een episch nummer vanaf de Glandon het overwegen waard.
De wedstrijd krijgt zijn apotheose op Alpe d’Huez, de klim met de 21 bochten die tot de legende van de Tour behoort en waar geschiedenis zal worden geschreven, zoals vorig jaar op de mistige flanken van de Tourmalet. Op Alpe d’Huez maken we ook de cirkel rond: van een Tourstart in Nederland naar de ‘Nederlandse berg’. Krijgen we daarmee ook voor het derde jaar op rij een Nederlandse eindwinnares?’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier