Uit sympathie voor generaal Franco: waarom Alejandro Martín de naam Federico Bahamontes aannam
Dinsdag overleed Federico Bahamontes, de Tourwinnaar van 1959 en een van de beste klimmers uit de geschiedenis. Maar op de erelijsten had evengoed Alejandro Martín kunnen staan.
Op 9 juli 1928 werd in Santo Domingo Caudilla, nabij de Zuid-Spaanse stad Toledo, Alejandro Martín Bahamontes geboren. Zo werd het op zijn geboorteakte vermeld, met, zoals het de gewoonte is in Spanje, twee achternamen: die van de vader (Julián Martín) en de moeder (Victoria Bahamontes).
Alejandro werd echter vlug ‘Fede’ genoemd, naar Federico, de naam van zijn oom. Die was jonger dan zijn vader, maar wel het officieuze ‘hoofd’ van de familie. En dus moest zijn neefje naar hem worden genoemd, vond hij. Later, bij het begin van zijn rennerscarrière, liet Alejandro zijn volledige roepnaam Federico ook officieel vermelden op zijn identiteitspapieren. Alleen tijdens zijn legerdienst werd hij nog Alejandro genoemd.
De jonge renner uit Toledo maakte toen nog een opvallende keuze: hij noemde zich voortaan Federico Bahamontes, naar de familienaam van zijn moeder en niet die van zijn vader, zoals de traditie het voorschrijft. Hij vond dat de naam ‘Martín’ te vaak voorkwam, terwijl de naam Bahamontes veel zeldzamer was en in de krantenartikels meer zou opvallen. ‘Mijn moeder was trots, en voor mijn vader was hetgeen twistpunt’, zei Bahamontes daar later over.
Er was nog een andere reden waarom Federico liever Bahamontes hoorde: de Spaanse ‘Caudillo’, ‘generalísimo’ Franco, heette voluit Francisco Franco y Bahamonde. Een uitgesproken aanhanger van Franco’s dictatoriale regime was de renner niet, maar hij stond er zeker niet afkerig tegenover. Voor de eergierige en ambitieuze Bahamontes was het zelfs een manier om het grote publiek te laten geloven dat hij verre familie was van de ‘generalísimo’.
Bahamontes werd door Franco zelfs uitgespeeld als een van de uithangborden van zijn regime, als de grote rivaal ook van de Bask Jesus Loroño, die afkomstig was van een republikeins gezinde familie, waarvan enkele van Loroño’s broers na de Spaanse burgeroorlog in werkkampen waren terechtgekomen. Na zijn Tourzege in 1959 werd Bahamontes op het Palacio Real de El Pardo in Madrid met alle egards ontvangen door de Caudillo. Hij vertelde later dat Franco hem feliciteerde met de woorden: ‘Ik wens dat er meer Spaanse atleten zouden zijn die de Spaanse vlag zo hoog doen hangen.’
Spanje te schande gemaakt
Na de Vuelta van 1960 was het uit met Franco’s liefde. Het jaar na zijn Tourzege jouwden de Spaanse wielerfans Bahamontes uit omdat hij opzettelijk traag reed. Dat deed hij omdat een teamgenoot buiten tijd was aangekomen, en die was volgens Bahamontes onterecht uit de koers gezet. Daarop ging hij enkele toeschouwers met een fietspomp te lijf en arriveerde zelf buiten de tijdslimiet. De Spaanse wielerbond durfde zijn icoon niet zwaar te straffen, maar Bahamontes zou vier jaar lang wegblijven uit de Vuelta en niet meer voor een Spaanse ploeg rijden.
In de daaropvolgende Tour stapte hij al tijdens de tweede rit naar Duinkerke in de bezemwagen, in Oostende. Bahamontes zei dat hij ziek was, maar niemand geloofde hem. De Spaanse kranten schreven dat hij verlamd was door de angst dat hij zijn Tourzege van het jaar ervoor niet zou kunnen herhalen. De renner uit Toledo had volgens generaal Franco Spanje zelfs te schande gemaakt en werd niet meer uitgespeeld in diens propagandamachine.
Opvallend: ook Tourbaas Jacques Goddet was razend na de opgave van Bahamontes in de Tour van 1960: ‘De Adelaar van Toledo’ is nu een kip met alleen mais in de kop’, schreef hij in L’Equipe. Nochtans had uitgerekend Goddet de Spanjaard zijn bijnaam gegeven als verwijzing naar Bahamontes’ klimmerscapaciteiten, als een adelaar die over de bergen vloog, en naar het wapenschild van Toledo, waarop een tweekoppige adelaar staat afgebeeld.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier