Tourstart in het Baskenland: waar de koersgekte de terroristische aanslagen altijd overleefde

Fans zwaaien met de 'ikurrina' tijdens de doortocht van de Vuelta 2018 in het Baskenland. © GETTY
François Brabant
François Brabant Politiek redacteur bij Le Vif/L'Express

De Tour de France begint zaterdag in Bilbao, in het Baskenland. De koersgekte hangt er nauw samen met het industriële verleden en met de turbulente politieke geschiedenis van de Spaanse regio. In afwachting van Le Grand Départ gingen we er praten met oude gloriën en jonge beloften.

Geen enkele plaats vat de sociale, politieke en sportieve geschiedenis van het Baskenland zo goed samen als de Velódromo de Anoeta in San Sebastián – of in het Baskisch: Donostia. De grootste renners, redenaars en rocksterren passeerden hier. In 1965 en 1973 vond het WK baanwielrennen hier plaats en in de decennia daarop zetten Freddy Maertens, Laurent Fignon, Abraham Olano en Miguel Indurain de tribunes in vuur en vlam tijdens de 24 Uren van Euskadi, die in het putje van de winter werden verreden. De sfeer was er een van folklore: terwijl de renners hun rondjes afmaalden, vonden op het middenplein wedstrijden plaats voor spierbundels, die hout hakten of zware stenen optilden. Het publiek keek er al naar uit lang voor de ticketverkoop startte en de kaartjes vlogen razendsnel de deur uit.

Maar aan Anoeta kleven ook ernstige herinneringen. Zo was er op 27 maart 1976 het festival van een Baskisch radiostation, vijf maanden na de dood van de fascistische dictator Francisco Franco. Er was de memorabele toespraak van de socialiste politicus Felipe González in 1982. En in 2004 was er de meeting van Arnaldo Otegi, de leider van de links-nationalistische onafhankelijkheidsbeweging, waarna gemaskerde militanten het programma van de terroristische organisatie ETA verspreidden. Maar Anoeta deed ook dienst als muziektempel, waar The Clash, The Cure, David Bowie en REM optraden.

Toen ik koerste, was er geen toerisme in San Sebastián. Voor velen stond een Bask gelijk aan een terrorist.

Peio Ruiz Cabestany

De infrastructuur mag haar beste tijd dan al hebben gehad, Anoeta ademt tijdloosheid uit. Op weekavonden halen lokale renners hier hun hart op in de gewijde stilte van een kathedraal, waarin enkel het zoeven van de wielen over de synthetische piste hoorbaar is. Peio Ruiz Cabestany keek ernaar uit om ons hier rond te leiden langs de kleedkamers, de tribunes en de 285 meter lange piste waarop hij zelf ontelbare rondjes reed. ‘We kwamen hier ’s avonds naartoe met twintig tot dertig renners. Elke halve ronde aflossing. Een na een moesten die gasten afhaken. Tot er maar één overbleef.’ Helaas is de velodroom op de avond van onze afspraak afgesloten wegens een concert. Dan zetten we ons maar op een terrasje vlak naast het gebouw.

Peio Ruiz Cabestany op de ploegvoorstelling van Euskadi in 1994.
Peio Ruiz Cabestany op de ploegvoorstelling van Euskadi in 1994. © National

De ploeg van de bakker

Peio Ruiz Cabestany groeide op in de wijk Antiguo. Hij woont nu op de Monte Igeldo, de heuvel die uitkijkt op het strand van Ondarreta. In de jaren zeventig kregen de schoolkinderen vrijaf wanneer de Ronde van het Baskenland door de stad trok. Peio ging dan Txomin Perurena en Miguel Maria Lasa aanmoedigen, de helden van toen. Bij de amateurs was hij de enige renner uit San Sebastián. Ze lachten met zijn fijne maniertjes en noemden hem kaleume, Baskisch voor ‘kind van de stad’.

In 1984 werd hij prof in het team van Patxi Alkorta. Diens naam zijn velen al vergeten, want hij werd door iedereen ‘de bakker’ genoemd, naar de stiel die hij beoefende in het dorp Zizurkil. Samen met Peli Egaña, de baas van fietsenfabrikant Orbea, kwam hij met het plan voor een professionele wielerploeg. Ruiz Cabestany zat in de eerste lichting. ‘De cafébaas van het dorp, de garagist, de timmerman, ze hielpen allemaal een handje. Het is nog altijd een ongelooflijk verhaal.’ Meteen werd Ruiz Cabestany tweede in de proloog van de Vuelta, na Francesco Moser. Uit het goede hout gesneden!

Een toespraak van de Baskische separatist Arnaldo Otegi in Anoeta in 2016.
Een toespraak van de Baskische separatist Arnaldo Otegi in Anoeta in 2016. © GETTY

Vier seizoenen reed Peio Ruiz Cabestany voor de ploeg van ‘de bakker’, waar de sponsors komen en gaan maar Orbea altijd blijft. Het zijn de jaren waarin, met uitzondering van Pedro Delgado, bijna alle Spaanse toprenners uit het Baskenland komen: Marino Lejarreta, Julian Gorospe, Federico Echave, Iñaki Gastón, Jokin Mújika… Een fameuze verzameling talent op een lap grond vier keer kleiner dan België. ‘Er bestaat hier een erg oude sportcultuur gelinkt aan het boerenleven’, vertelt Ruiz Cabestany. ‘Wie hakt het meeste hout? Wie tilt de zwaarste steen op? Met de industrialisatie veranderde de levenswijze, maar mensen bleven betalen om die traditionele wedstrijden bij te wonen. En ze sloten weddenschappen af over wie er zou winnen. Toen de fiets opdook, ontstond er direct een versmelting. Het viel samen met het imago van de sterke, hardwerkende Bask.’

Peio won de Ronde van het Baskenland en eindigde vier keer in de top tien van de Vuelta. ‘Ik stond op het punt mijn carrière af te ronden toen het project van de ploeg Euskadi van de grond kwam en de directie mij contacteerde, in de zomer van 1993. ’ Het markeerde de start van een bijzondere ambitie: een ploeg oprichten met alleen maar Baskische renners, of renners die in het Baskische amateurwielrennen waren gevormd. Overheidsinstellingen zorgden voor het grootste deel van het budget.

Om de droom van een ‘nationale ploeg’ te verwezenlijken werd een beroep gedaan op het brede publiek. Bijna vijfduizend burgers droegen bij aan het wielerproject Euskadi. De sportieve leiding werd toevertrouwd aan oud-renner Txomin Perurena. Ook de plaatselijke fabrikanten van materiaal droegen hun steentje bij: de renners droegen shirts van Etxeondo en reden op fietsen van Orbea.

Enekoitz Azparren, de nieuwe wielerhoop van San Sebastián.
Enekoitz Azparren, de nieuwe wielerhoop van San Sebastián. © National

De voorstelling van de staf en de renners vond plaats in januari 1994 in Ajuria Enea, de officiële residentie van de lehendakari, de president van de Baskische regering. De ploeg bestond uit een mix van veteranen (Javier Murguialday, Rubén Gorospe) en jongeren (Aitor Osa, Roberto Laiseka). De eerste trui van de ploeg was rood, groen en wit, de kleuren van de ikurrina, de Baskische vlag.

De Baskische maatschappij is erg solidair. Als we iets moeten organiseren, steken we allemaal een handje toe.

Peio Goikoetxea

‘Het was een wonder dat dit team het levenslicht zag’, weet Ruiz Cabestany nog. ‘Alsof het verhaal van ‘de bakker’ opnieuw begon, maar dan in een andere tijd.’ Het project werd gesteund door de PNV, de Baskisch-nationalistische partij met christendemocratische inslag, die de plaatselijke politiek domineerde. Dat gebeurde tegen de achtergrond van aanslagen door de ETA, de terroristische onafhankelijkheidsbeweging. ‘Als ik ging trainen, kwam ik voortdurend pantservoertuigen tegen’, herinnert Ruiz Cabestany zich. ‘Er was toen geen toerisme in San Sebastián. Niet ver van mijn wijk ontploften er bommen. Het was in die tijd niet vanzelfsprekend om in Spanje rond te rijden met ‘Euskadi’ op je shirt. Voor velen stond een Bask gelijk aan een terrorist. Mijn eerste wedstrijd met de ploeg was de Ronde van Andalusië. Tussen de agenten en rijkswachters die de ETA gedood had, zaten veel Andalusiërs. Ik maakte mij behoorlijk ongerust bij de start, maar er zijn geen incidenten geweest.’

Luis Ocaña wordt geholpen door zijn ploegmaats van Fagor.
Luis Ocaña wordt geholpen door zijn ploegmaats van Fagor. © National

Oorringen

Peio en zijn broer Jorge Ruiz Cabestany zijn tot op vandaag de enige renners afkomstig uit San Sebastián die de Ronde van Frankrijk gereden hebben. Na hen bracht de stad lange tijd geen profrenners meer voort, tot daar opeens het broederpaar Mikel en Enekoitz Azparren was. Ze wonen in de wijk Gros, een plek voor surfers en nachtbrakers, maar zij hebben andere hobby’s. ‘Ik denk dat het voor jongens die in een stad wonen lastiger is om een leven te leiden dat zoveel opofferingen vraagt als dat van een wielrenner’, zegt Enekoitz. Zelf klaagt hij niet. ‘Ik was altijd al graag thuis. Ik vind het niet erg om niet uit te gaan, want ik doe wat ik graag doe.’

Vorig jaar kwam hij uit voor Laboral Kutxa, de U23-reserveploeg van Euskaltel-Euskadi. Een negende plaats in de koninginnenrit van de Ronde van de Toekomst leverde hem op twintigjarige leeftijd een profcontract op. Sindsdien draagt hij dezelfde oranje trui als zijn oudere broer en leeft hij als een pater. Geen alcohol of snoep. Havermout, rijst en pasta worden afgewogen tot op de gram. Nippend aan een koffie in een bar in Gros bekent Enekoitz dat hij vorig jaar maar één keer naar het strand is geweest, hoewel het maar vijf minuten lopen is. ‘Maar wanneer ik rond halfzes terugkeer van de training en het rustiger is dan direct na schooltijd, ga ik wel geregeld langs de zee wandelen.’ Elke zomer roept de Clásica San Sebastián herinneringen op aan zijn tienerjaren. ‘Aan het eind van de dag hingen we rond bij de teambussen om bidons te krijgen.’

Marino Lejarreta in 1987 bij de ploeg van 'de bakker'.
Marino Lejarreta in 1987 bij de ploeg van ‘de bakker’. © National

Aan de foto’s van hem op verschillende podia valt af te leiden dat Enekoitz al zowat elke look gehad heeft, van een kort broske tot lange lokken die over zijn ogen vallen. Momenteel draagt hij een warrig kapsel met een zwarte ring in zijn linkeroor. Zijn broer Mikel draagt twee gouden oorbellen en heeft verschillende tatoeages op zijn armen. Op zijn Twitterprofiel draagt hij een stoere snor en steekt hij zijn tong uit. ‘Bijna alle euskaldun renners dragen oorringen. Het is alsof we dan vrijer zijn’, merkt Enekoitz op. Hij gebruikt het woord euskaldun, dat tegelijk Baskisch en Baskischsprekend betekent. De taal vormt hier het fundament van de collectieve identiteit. Het is de kern van alle passies en alle spanningen.

Op de website van Kern Pharma, een andere ploeg uit Baskenland-Navarra, gevestigd in Pamplona, zijn de euskaldun renners gemakkelijk te onderscheiden van de andere: het zijn die met tatoeages, oorbellen of een snor – vaak alle drie samen. De explosie van vrijheid die volgde op de val van de dictatuur van Franco, de geest van protest die gepaard ging met nationalistische eisen, de golf van punk en rock in de jaren tachtig en de strijdlust die typisch is voor arbeidersregio’s, hebben zich hier vermengd tot een alternatieve cultuur die zelfs doordringt in het plaatselijke wielrennen.

Separatistische slogans in de straten van Errenteria.
Separatistische slogans in de straten van Errenteria. © National

Solidariteit

Errenteria ligt op een kwartiertje treinen van San Sebastián, in de richting van de Franse grens. De stad ligt in een regio tussen de zee en de bergen, waar haveninfrastructuur, industriezones, stedelijke woongebieden, verkeersknooppunten en stukken bewaarde natuur door elkaar lopen. We hebben er met Peio Goikoetxea afgesproken in de taverne Sindikato. Op twee tv-schermen, het ene binnen in het donker, het andere op het terras, wordt de Antwerp Port Epic heruitgezonden, die twee dagen eerder verreden werd. Peio Goikoetxea was daarbij. De avond voordien is hij uit België teruggekeerd. Hij deelde er een hotelkamer met Enekoitz Azparren. Op de stoffige wegen door de Antwerpse polders had hij zijn techniek bijgespijkerd, want hij komt uit het veldrijden. Ooit reed hij op het WK voor junioren tegen Julian Alaphilippe, Bob Jungels, Mike Teunissen en Tim Merlier. ‘Ik ken de namen van alle renners. Thuis spraken we alleen over de koers. Met Pasen huurden mijn ouders een caravan en gingen we naar de Waalse Pijl kijken, of naar de Amstel Gold Race. In juli trokken we naar de Pyreneeën in een oranje shirt van Euskaltel-Euskadi.’ Sinds haar oprichting in 1994 kende die ploeg heel wat ups en downs. In 2013 verdween ze, maar zeven jaar later maakte ze haar comeback, met teruggeschroefde ambities. ‘Toen ik prof werd, schaamde ik me de eerste keer dat ik in die oranje trui naar buiten ging. Het was te veel voor mij.’

Toen ik een kind was, waren alle lessen in het Spaans, nergens in het Baskisch.

Marino Lejarreta

Peio groeide op in een afgelegen boerderij die uitkeek op de hoofdzetel van Orbea in de vallei. Hij ging vaak met zijn broer naar de fabriek om er door de ramen te kijken en te zien hoe ze daar de fietsen monteerden. Tegenwoordig hoeft hij niet meer stiekem naar het productieproces te gluren. ‘Ik doe testen om nieuwe modellen te ontwerpen. We proberen andere wielen en sturen uit. Ik ben er fier op dat ik met een Orbea rondrijd.’ De geschiedenis van het bedrijf is nogal ongewoon. Het werd in 1840 opgericht in de stad Eibar, te midden van een bloeiende staalnijverheid. Aanvankelijk was Orbea een wapenfabriek, pas nadien begon het fietsen te produceren. Toen het in de jaren zeventig failliet dreigde te gaan, namen de arbeiders het over via een coöperatie.

Markel Irizar
Markel Irizar © National

In zeven seizoenen bij de profs heeft Peio Goikoetxea geen platte prijs gereden, geeft hij toe. ‘Bijna automatisch kroop ik in de rol van gregario, knecht. Ik ben gelukkig als ik anderen kan helpen. De Baskische maatschappij is over het algemeen erg solidair. Als we iets moeten organiseren, steken we allemaal een handje toe.’

Kopman tegen wil en dank

De trein rijdt verder naar het westen. De ene keer vangen we een glimp op van de zee, dan weer volgt het spoor de loop van de Deba, een rivier die in de loop van duizenden jaren een diepe vallei heeft uitgesleten. In Eibar zien we op hoge gebouwen het oude logo van wielerfabrikant Beistegui Hermanos, afgekort tot BH. De concurrent van Orbea, opgericht in dezelfde stad, was eveneens een wapenfabrikant voor hij zich op rijwielen ging toeleggen.

We treffen Marino Lejarreta aan de uitgang van het station van Durango. Hij heeft nog dezelfde slanke figuur als op de oude krantenfoto’s, toen hij het shirt droeg van Caja Rural of ONCE. Gisteren heeft hij nog deelgenomen aan een cyclosportieve in Zarautz, georganiseerd door Haimar Zubeldia. Het officiële parcours was 160 kilometer lang. ‘Maar ik heb een weg binnendoor genomen’, lacht hij. ’90 kilometer was wel genoeg.’

We gaan een bar binnen met gelakte houten tafels. Lejarreta bestelt een biertje. ‘Mijn ouders hadden een boerderij in Berriz’, vertelt hij. ‘Mijn vader werkte ook als monteur in een elektriciteitscentrale. Mijn moeder onderhield een moestuin en verkocht groenten op de markt.’ Geen enkele van zijn tijdgenoten werd zo verafgood als Lejarreta. Hij heeft dan ook een mooi palmares: de Vuelta van 1982, drie keer de Clásica San Sebastián en een aantal topvijfplaatsen in de Tour en de Giro. Maar die resultaten verklaren niet alles. Lejarreta was niet erg spraakzaam maar zijn glimlach straalde iets uit dat aan zijn hart ontsproot, een ontegensprekelijk charisma. De mensen hielden van hem, maar de verantwoordelijkheid die dat met zich meebracht woog op hem. ‘Duizend keer heb ik eraan gedacht om van ploeg te veranderen en de helft van mijn salaris in te leveren om wat rust te hebben, zonder de druk van het kopmanschap.’ Maar dat bleek onmogelijk. ‘Eenmaal je een belangrijke coureur bent en dat statuut hebt, kun je niet meer terug.’ Op een dag was er een massa fans afgezakt naar de slotklim van de Subida a Urkiola. Er vormde zich een kopgroep van vijftien renners met heel wat toppers. Lejarreta kon die groep niet onder controle houden. ‘De mensen waren kwaad op mij. Dat begreep ik. Maar wie begreep mij?’

Toen hij de fiets aan de wilgen hing, werd hij analist bij de EITB, de Baskische openbare omroep. ‘Toen ik een kind was, waren alle lessen in het Spaans, nergens in het Baskisch. De taal die ik spreek, is dus degene die ik dagelijks heb opgepikt in mijn familie, een soort Baskisch dialect.’ Zijn eenvoud en zijn gematigde commentaar, dat toch to the point is, hebben van zijn stem een referentie gemaakt, ook op de televisie.

Levensvreugde

Net voor we Oñati bereiken, merken we de fabrieken van Fagor op. De fabrikant van huishoudelijke apparaten is nauw verbonden met de geschiedenis van de Tour. De naam prijkte in 1969 op de trui van Luis Ocaña, toen die in de zesde etappe zwaar ten val kwam. Met bebloed aangezicht wilde de Spanjaard verder rijden. Het leverde een iconische foto op: de ploegmaats van Ocaña die met vereende krachten hun gewonde kopman naar boven duwen en trekken op de Ballon d’Alsace. Het beeld drukte het ridderlijke karakter van de wielersport uit, maar ook de geest van solidariteit waarvan Fagor, een coöperatie die aan de arbeiders toebehoorde, een uithangbord wilde zijn.

Het oude stadscentrum van Oñati, waar Markel Irizar (links) een bar uitbaat.
Het oude stadscentrum van Oñati, waar Markel Irizar (links) een bar uitbaat. © National

Het is typisch voor het Baskische wielrennen: de ploegen zijn meer in de herinnering blijven hangen dan de coureurs. Tegenover Fagor stond de ploeg Kas, gesponsord door een limonademerk uit Vittoria. De renners van beide ploegen gunden elkaar het licht in de ogen niet en reden elkaar geregeld in de vernieling.

De oude stad Oñati is gespaard gebleven van de uitdijende industrie en vertoont nog de grandeur van het verleden. Oude paleizen, herenhuizen met een adellijk blazoen en een klooster geven bijna de indruk van een filmdecor. Het is ook een van de broeihaarden van het Baskische onafhankelijkheidsstreven. De beide nationalistische partijen (PNV en EH Bildu) halen hier samen negentig procent van de stemmen. Je ziet overal fresco’s op de muren als steun aan de ‘politieke gevangenen’.

Op het terras van bar Bizi Poz, gelegen aan een pleintje, zitten jonge moeders die hun kind de borst geven, gepensioneerden die uitblazen van hun wandeling, jongeren die net van school komen en fietsers die even halt houden. Op 31 december 2022, tijdens hun laatste tochtje van het jaar, stopten Peio Bilbao en Jonathan Castroviejo, allebei geboren en getogen Basken, in Bizi Poz voor een koffie. De eigenaar is dan ook niet om het even wie: Markel Irizar reed zestien seizoenen bij de profs, nam aan 21 grote rondes deel en is nu sportbestuurder bij Trek. In het Baskisch betekent bizi poz ‘levensvreugde’. Die van Irizar zelf is waardevol en breekbaar sinds er in oktober 2002 teelbalkanker bij hem werd ontdekt. Hij kreeg chemo en werd in februari 2003 genezen verklaard.

‘Wat wielrennen in een bepaalde regio verankert,’ analyseert Irizar, ‘is niet alleen het aantal WorldTourrenners, maar de kennis van het wielrennen. De mensen hier begrijpen waar het om gaat.’ Irizar heeft een rustig karakter en is geen man van veel woorden, maar hij schrikt er niet voor terug om zijn gedacht te zeggen. Op Twitter deed hij een oproep voor de financiering van ikastolas, scholen waar het Baskisch onderwezen wordt. ‘Mijn kinderen gaan naar een ikastola en mijn vrouw werkt voor de confederatie van ikastolas. Ik vind het belangrijk dat het Baskisch in de zeven provincies wordt onderwezen (vier in Spanje, drie in Frankrijk, nvdr).’

In bar Bizi Poz hangt de Trekfiets van zijn laatste profseizoen aan de muur. Op de bovenbuis prijkt naast zijn naam niet de Spaanse vlag maar de ikurrina. Er hangen nog andere relikwieën, zoals een trui van Euskadi, gesigneerd door Mikel Landa. En de hemelsblauwe Orbeafiets waarmee zijn grootvader naar zijn werk reed. Hij is een beetje roestig maar niet te veel. Je zou hem zo van de muur kunnen nemen en gaan fietsen. Heel het Baskenland door.

© National

Partner Content