TOURRIT 20: Nice – Col de la Couillole

Het stadje Roubion op de Col de la Couillole. © PHOTOPQR/NICE MATIN/MAXPPP

De twintigste rit in de Tour de France vindt plaats op zaterdag 20 juli 2024 en is 132,8 km lang.

Na de etappe met drie ‘tweeduizenders’ naar Isola 2000 zakken de renners vandaag een paar honderd meter lager en moeten ze ook twaalf kilometer minder afhaspelen. Toch overbruggen ze meer hoogtemeters: in totaal 4763 of gemiddeld 35,8 meter per kilometer. Dat zijn er vijf meer dan naar Isola 2000 en tien meer dan in de rit naar Plateau de Beille. Voor een nog hoger gemiddelde in een etappe van een grote ronde moet je al terug naar de Tour van 2019 en de ingekorte rit naar Val Thorens. Die was slechts 59,5 kilometer lang, goed voor 37,4 hoogtemeters per kilometer. Maar qua totale lastigheidsgraad niet zo zwaar als deze tocht in de Alpes-Maritimes. ‘We moesten zoeken naar een vlakke strook van 150 meter waar we de tussensprint van de dag konden leggen’, grapte Tourdirecteur Christian Prudhomme dan ook bij de parcoursvoorstelling.

De rit begint met enkele licht oplopende kilometers naar de voet van de Col de Braus, een ‘loper’ van 10 kilometer aan 6,6 procent. De kronkelende weg is vooral bekend als sleutelpunt in de autorally van Monte-Carlo. Niet voor de passages van de Tour, want slechts twee keer eerder (in 1947 en 1961) werd de Col de Braus beklommen.

Goede klimmers die al ver in het klassement staan en zich nog relatief fris voelen, zullen zich geroepen voelen om hier al weg te rijden. Als een ploeg van een klassementsrenner tenminste niet alle ontsnappingspogingen in de kiem smoort, om zelf voor etappewinst te gaan. Na de afdaling volgt de Col de Turini, dubbel zo lang als de Col de Braus (20,7 kilometer), maar minder steil (5,7 procent gemiddeld). Ook die beklimming ligt jaarlijks op het parcours van de rally van Monte-Carlo. In de voorbije vijf jaar eindigde er ook tweemaal een etappe van Parijs-Nice: in 2019 gewonnen door de Colombiaan Daniel Martínez, in 2022 door Primoz Roglic. De Ronde van Frankrijk passeerde er al vier keer. Voor het laatst in 2020, toen vluchter Anthony Perez er de meeste punten voor de bolletjestrui opraapte.

‘We moesten zoeken naar een vlakke strook van 150 meter voor de tussensprint van de dag.’ – Christian Prudhomme

Voor doorgewinterde wielertoeristen uit de streek is de Col de Turini ook geen onbekende. Wie als wielertoerist de drie zijden (vanuit Sospel, La Bollène-Vésubie en L’Escarène) op één dag beklimt, krijgt een brevet van ‘Les Zinzins (gekken) du Turini’, een initiatief van het wiekerkledingmerk Café du Cycliste, met basis in Nice. Naar analogie met de ‘Club des Cinglés du Mont Ventoux’, waartoe je ook kunt behoren als je de Kale Berg op één dag van de drie kanten beklimt.

Aardverschuivingen

Na een bochtenrijke afdaling tot in Roquebillière stijgt de weg opnieuw, maar niet steil, schommelend van twee tot vijf procent. In Saint-Martin-Vésubie, in oktober 2023 nog zwaar getroffen door aardverschuivingen na hevige regenval, begint vervolgens de Col de la Colmiane (7,5 kilometer aan 7,1 procent). Ook op die beklimming eindigde in een recent verleden een etappe van Parijs-Nice (in 2021, toen Primoz Roglic er in extremis de betreurde Gino Mäder voorbijstak). Toen werd wel de westelijke kant vanuit Valdeblore opgefietst, zoals ook bij de laatste doortocht van de Ronde van Frankrijk, in 2020.

Merckx, Ocaña, Van Impe en Thévenet in de enige Tourrit ooit over de Couillole. © AFP

Na een nieuwe kronkelende afdaling (ook dat zal in deze rit een rol spelen) begint vervolgens de slotklim: de Col de la Couillole, een 15,7 kilometer lange, gelijkmatige klim (tussen 6,5 en 8 procent) met weer tal van haarspeldbochten. De snelste klimtijd staat op naam van Richie Porte, die in 2017 in Parijs-Nice 41 minuten en 54 seconden nodig had op weg naar zijn ritzege. Tadej Pogacar deed er in de Koers naar de Zon van 2023 bijna twee minuten meer over, maar hij botste op een stevige tegenwind uit het westen.

In de Tour lag de Col de la Couillole slechts eenmaal op het parcours: in 1975, in de rit naar Pra-Loup. Die col leek de Belgen geluk te brengen, want Lucien Van Impe kwam er na 103 kilometer als eerste boven. Later reed Eddy Merckx alleen weg op de Col d’Allos, maar op de slotklim zakte hij in elkaar. Felice Gimondi haalde hem als eerste in, snel gevolgd door Bernard Thévenet, die naar de ritzege vloog en het geel overnam van Merckx. Het was het definitieve einde van de heerschappij van de Kannibaal in de Tour.

Partner Content