Touranekdotes: zijn broek en trui moest Jan Adriaenssens in een lavabo wassen
Sinds 14 maart ligt het boek ‘Top 1000 van de Belgische wielrenners’ in de Standaard Boekhandel. Tijdens de Tour brengen we elke dag passages uit dit werk. Vandaag: Jan Adriaenssens die tussen 1953 en 1961 acht keer in de Ronde van Frankrijk startte toen die nog met landenploegen werd gereden. Hij eindigde zes keer in de eerste tien.
Desondanks is Jan Adriaenssens nooit gestart als kopman van de Belgische ploeg. In die tijd werd er nooit van tevoren een leider aangeduid. Het koersverloop wees uit wie dat moest worden. Toen Jan Adriaenssens in de Tour van 1960 op een gegeven moment de gele trui veroverde, belette hem dat niet om te werken voor sprinter Martin Van Geneugden. In de gele trui stapte hij onderweg af om water voor hem te halen. Samen met een paar renners vloog hij dan een café binnen om een voorraad drank in te slaan. Zo ging de bevoorrading in die tijd.
Jan Adriaenssens blonk in de Tour uit door zijn regelmaat. Twee keer stond hij op het podium. En één enkele keer zat er allicht een overwinning in. Dat was in 1956 toen Adriaenssens drie dagen het geel droeg, maar op een col in de Alpen een klop van de hamer kreeg. Dat kwam omdat hij zich voordien in de vallei kapot had gereden in de achtervolging op een kopgroep. Hij naderde tot op 200 meter, maar kreeg de laatste kloof niet dicht. Nochtans zat in die achtervolgende groep ook een Belgische ploegmaat die echter ostentatief weigerde een meter kop te doen. Dat was Stan Ockers. Die Ronde van Frankrijk werd gewonnen door Roger Walkowiak die mee vooraan zat. Hij zou nadien nooit meer een platte prijs rijden.
Elk jaar opnieuw trok Jan Adriaenssens met veel plezier naar de Ronde van Frankrijk. Het was zijn leven. Hij zag verschrikkelijk veel af, moest zijn broeken en truien zelf in een lavabo wassen en voor het raam van de hotelkamer drogen, maar dat nam hij er graag bij. Toch zette hij na de Tour van 1961, waarin hij tiende werd, een punt achter zijn carrière. Adriaenssens was toen amper 29 jaar. Hij zag de overgang naar merkenploegen niet zitten en kon het niet opbrengen om in de Tour te moeten koersen tegen Belgische renners waarmee hij, meestal in een sfeer van vriendschap, jaren samen had gereden.
Jan Adriaenssens had het profiel van een ronderenner. Hij kon klimmen en dalen en was een goede tijdrijder. Een winnaar is Adriaenssens nooit geweest. Hij schikte zich gemakkelijk in de rol van knecht. Zo reed bij bijvoorbeeld in 1957 bij de ploeg Coppi-Carpano in dienst van Fausto Coppi en van Fred De Bruyne voor wie hij vaak de spurt aantrok. En hij voelde zich niet te beroerd om bijvoorbeeld in de Ronde van Frankrijk van 1955 als pure helper Rik Van Steenbergen heelhuids over de bergen te loodsen.
‘Top 1000 van de Belgische wielrenners’ werd geschreven door Jacques Sys, de hoofdredacteur van Sport/Voetbalmagazine, en uitgegeven bij Lannoo.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier