‘The making of’ Remco Evenepoel: hoe hij evolueerde tot een van de beste renners ter wereld
Remco Evenepoel heeft zich vrijdag in het Schotse Stirling als eerste Belg in de geschiedenis tot wereldkampioen tijdrijden gekroond. In 2022 won (23) de Ronde van Spanje. Hoe is hij in zes jaar tijd geëvolueerd als ronderenner?
Vorig jaar, in de weken en maanden voor de Vuelta a España, waren veel vragen over de kwaliteiten van Remco Evenepoel nog niet volledig beantwoord. Ja, hij was een van de allerbeste tijdrijders. Maar kon hij een grote ronde, over drie weken, zonder dip overleven? Hoe verteerde hij meerdere lange cols in een etappe, ook die boven de 2000 meter? Kon hij ook de kortere maar zeer steile beklimmingen aan? Was hij stuurvast genoeg om 21 ritten ongeschonden te blijven?
Sommige twijfels had Evenepoel al deels weggeveegd, maar niet iedereen was overtuigd van zijn slaagkansen, zeker niet op korte termijn. Zelfs teammanager Patrick Lefevere (Soudal Quick-Step) gaf toe dat hij na de Ronde van Valencia en Tirreno-Adriatico van begin vorig seizoen, waar Evenepoel bergop tekortschoot, niet zeker wist of die ooit een grote ronde zou kunnen winnen. ‘Niet Remco maar Tadej Pogacar is “de nieuwe Merckx”. Dat is nu wel duidelijk’, vertelde Lefevere.
Zes maanden later moest hij toegeven dat Evenepoel hem te snel af was geweest: de man uit Schepdaal, 22 pas, had de Ronde van Spanje gewonnen én er een wereldtitel bovenop gedaan. Vroeger dan hij had ingecalculeerd moest Lefevere hem zelfs flinke premies uitbetalen. Meteen rees ook de vraag of Evenepoel in 2023 al moest starten in de Ronde van Frankrijk, met voorsprong de meest prestigieuze en commercieel ook interessantste grote ronde. Na de parcoursvoorstellingen van de Tour de France en de Giro d’Italia gaf hij vlug het antwoord: La Grande Boucle is pas voor 2024. Evenepoel wil niets overhaasten en focust daarom eerst op de Ronde van Italië. Ook omdat de editie van 2023 met 72 tijdritkilometers beter bij zijn kwaliteiten past. Bovendien is zijn Soudal Quick-Stepteam nog niet opgewassen tegen ploegen als Jumbo-Visma (van Tourwinnaar Jonas Vingegaard) en UAE Emirates (van alleskunner Tadej Pogacar).
Omdat zijn spieren niet snel melkzuur aanmaken, blijft Evenepoel in lange wedstrijden frisser dan zijn concurrenten.
Dat geduld een mooie deugd is, weet Evenepoel al sinds hij in de Giro van 2021 moest opgeven en niet kon voldoen aan de veel te hoge verwachtingen – van de buitenwereld, zijn team en zichzelf. Een jaar en vier maanden later kon hij ze wel inlossen in de Vuelta. Het was deel één van de droom die hij al koestert sinds hij in 2017 de overstap van het voetbal, als ex-speler van Anderlecht, naar het wielrennen maakte: ooit de drie grote rondes winnen.
Of hem dat lukt, valt nog af te wachten. Maar één ding is zeker: Evenepoel is dankzij een snelcursus opgeklommen tot de wereldtop, in amper zes jaar tijd. Hoe heeft hij dat gedaan? Een overzicht.
Tijdrijden
Al in zijn eerste twee seizoenen als junior werd Evenepoels grootste fysieke kwaliteit duidelijk: héél snel alleen kunnen rijden. De cijfers spreken voor zich. Van zijn 37 overwinningen bij de junioren (exclusief 5 eindzeges in rittenkoersen) boekte hij er 35 in tijdritten of door lange solo-ontsnappingen. Bij de profs, sinds het seizoen 2019, zag je hetzelfde. Van zijn 30 zeges tot nu toe (exclusief 11 eindoverwinningen in rittenkoersen) won Evenepoel er 9 in een tijdrit en 15 na een korte of lange solo. Zoals tijdens het WK 2022 in Wollongong, waar hij op 26 kilometer van de finish alleen wegreed. Of in de laatste twee edities van Luik-Bastenaken-Luik, waar hij telkens op zo’n 30 kilometer voor de aankomst van de concurrentie wegsnelde.
Ondanks zijn beperkte gewicht (63 tot 65 kilo, afhankelijk van de periode) en lengte (1,71 meter) kan Evenepoel ook op vlakke wegen heel lang en hard op de pedalen duwen. Bovendien in een bovengemiddeld omwentelingsritme, in tijdritten tot zelfs 105 pedaalslagen per minuut. Die hoge trapfrequentie is lastig om vol te houden omdat de zenuwen van de spieren vermoeid raken, waardoor de coördinatie in de war raakt. Evenepoel heeft er minder moeite mee, omdat hij er al van bij de junioren op traint.
Een andere kwaliteit is zijn zeer hoge aerobe drempel. Dat is het punt waarop spieren melkzuur beginnen aan te maken, zonder dat een atleet ‘in het rood’ gaat en in zijn reserves moet tasten. Zo is Evenepoel in lange, zware wedstrijden frisser dan veel van zijn concurrenten. En kan hij hen zelfs zonder te demarreren uit het wiel rijden. Zoals in de laatste Luik-Bastenaken-Luik, waar Tom Pidcock hem in de finale plots niet meer kon volgen.
Met dank ook aan een andere uitzonderlijke, zelfs unieke eigenschap: zijn aerodynamische fietspositie. Op zijn wegfiets maakt Evenepoel zich heel smal en zit hij heel laag, waardoor hij minder luchtweerstand ondervindt en dus minder hard hoeft te duwen dan een grote renner die veel wind vangt. Op zijn tijdritfiets is die positie nog extremer, zo goed als perfect zelfs. ‘Nog aerodynamischer lijkt me onmogelijk’, zegt Bert Blocken, professor in de aerodynamica, in de Girogids van Knack Sport. Ook Koen Pelgrim, Evenepoels coach bij Soudal Quick-Step, zei al dat hij in ruim tien jaar nooit een renner met een lagere aerodynamische coëfficiënt, de zogenaamde cda-waarde, heeft opgemeten.
Evenepoel dankt dat voornamelijk aan zijn lichaamsbouw: kleine gestalte, smalle schouders, heel flexibele hamstrings, nek- en rugspieren. Opvallend voor een ex-voetballer, die meestal korte, explosieve spieren heeft. De regerende wereldkampioen is bijzonder lenig, zo zet hij zonder moeite zijn handpalmen plat op de grond. Daardoor kan hij ook probleemloos zijn positie op zijn tijdritfiets aanhouden. Daarbij drukt hij zijn neus tussen zijn armen, die op de beugels van zijn stuur rusten. Die zijn de voorbije jaren iets hoger gezet, waardoor zijn positie nog iets meer aerodynamisch werd. Maar nog altijd comfortabel om hoge wattages te kunnen trappen. Veel andere renners lukt dat niet, in zo’n extreme houding. Evenepoel wel, mede omdat hij tot drie, vier keer per week op zijn tijdritfiets traint. Ook dat is een kwestie van oefenen.
Klimmen
In zijn twee seizoenen bij de junioren (2017 en 2018) maakt Evenepoel geen enkele keer kennis met het hooggebergte. Zelfs in zijn eerste profjaar (2019) blijft zijn klimervaring beperkt tot één lange slotbeklimming. Winnen is dan nog te hoog gegrepen. Alleen in de Ronde van Turkije behaalt hij op zo’n klim een vierde plaats, zonder veel tegenstand. Winnen doet Evenepoel wel in 2020, op de Alto da Fóia in de Ronde van Algarve en op de Picón Blanco in de Ronde van Burgos, beklimmingen van zeven à acht kilometer.
Daarna, in augustus 2020, remt een val in Il Lombardia zijn opmars. Hij duikelt er over een brugwand in een rivierbedding. Na een lange revalidatie hervat Evenepoel in de Giro d’Italia van 2021. Een verkeerde keuze, want zijn conditionele fundamenten zijn te wankel om stabiel te blijven in een ronde van drie weken. In de eerste tien dagen, zonder lange beklimmingen, houdt hij nochtans goed stand met een tweede plaats in het algemene klassement. Daarna zakt hij door het ijs op de supersteile Monte Zoncolan en op de hoge Passo Giau. Genoeg voor de critici om Evenepoels klimvermogen en potentieel in grote rondes in twijfel te trekken. Een referentie kon je zijn prestatie, wegens zijn verre van ideale voorbereiding, toen echter niet noemen.
In de rest van 2021 staan er geen zware rittenkoersen, met veel klimwerk, op het menu. Wel in 2022, maar aanvankelijk zonder veel succes. In de Ronde van Valencia of Tirreno-Adriatico schiet Evenepoel, zoals al aangehaald, bergop tekort. Voor een deel omdat hij te veel weegt en in het voorjaar meer traint op het explosievere, kortere klimwerk, met het oog op zijn grote doel: Luik-Bastenaken-Luik. Na een hoogtestage en de Ronde van het Baskenland, waar Evenepoel bergop al beter voor de dag komt, maakt hij die droom ook waar.
Pas daarna focust hij meer op de langere inspanningen bergop. In de Ronde van Noorwegen, in mei, renderen die trainingen al. Op de Gaustatoppen, een klim van twaalf kilometer, zet Evenepoel de beste klimprestatie uit zijn carrière neer, goed ook voor ritwinst. Maar in de daaropvolgende Ronde van Zwitserland blijft hij bergop weer onder de maat. Niet fris genoeg en geveld door de hitte. Het wakkert de scepsis aan richting de Vuelta. Die countert Evenepoel wanneer hij eind juli de tegenstand degradeert in de Clásica San Sebastián. Op de vier kilometer lange, steile Puerto de Erlaitz laat hij de concurrentie achter zich. Door enorm hoge wattages op zijn pedalen te duwen, en dankzij een afgeslankt gewicht. Die combinatie is cruciaal wanneer de weg bergop loopt. Op de Erlaitz trapt Evenepoel zelfs een buitengewoon hoge zeven watt per kilogram.
Voor de Giro beschikt Evenepoel over een bijzonder wapen: een fenomenaal recuperatievermogen.
De voorbode van wat hij een kleine maand later in de Vuelta zal tonen. In de eerste dagen steekt hij er bergop bovenuit, op verschillende beklimmingen: van lang (Pico Jano) tot kort maar bijzonder steil (Les Praeres). Alleen in het derde weekend, op de Sierra de la Pandera en op de Sierra Nevada, tot een hoogte van 2507 meter, kraakt Evenepoel even. Maar dat ligt vooral aan de fysieke ongemakken van een val, enkele dagen ervoor. In de slotweek wordt zijn eindzege niet meer bedreigd, de Quick-Steprenner wint zelfs boven op de Alto del Piornal.
Evenepoel behaalt zo zijn eerste grote rondezege, dankzij een tijdrit waarin hij de tegenstand heeft weggeblazen en klimprestaties die alleen hoeven onder te doen voor die van Jonas Vingegaard in de Tour de France. Ook als klimmer is hij voortaan wereldtop. Steeds beter weet Evenepoel immers hoe hij zich moet klaarstomen, via hoogtestages of trainingen in de buurt van zijn appartement in het Spaanse Empedrola. Met een uitgekiende voedingsstrategie kan hij ook geleidelijk aan naar zijn ideale rondegewicht van 63 kilo zakken. In de Giro van 2021 en de Vuelta van 2022 was dat nog respectievelijk twee en anderhalve kilogram minder, maar daardoor had hij niet altijd genoeg kracht in de benen, met name in de tijdritten. Nu heeft hij wel een optimaal evenwicht gevonden, ook met oog op de twee vlakke chronoproeven in de Giro.
Evenepoel is nochtans niet het prototype van de gevleugelde klimmer, die recht op de trappers, met tempowisselingen versnelt. Hij kan door zijn hoge aerobe drempel en hoge trapfrequentie wel lang hoge wattages duwen zonder dat zijn benen verzuren. Mede dankzij de kracht die hij vanuit zijn onderrug zet, zittend op het zadel. Evenepoel beschikt over bijzonder sterke rompspieren, een overblijfsel van zijn periode als voetballer. Zo rijdt hij concurrenten langzaam uit het wiel. Tijdens trainingssessies op de Mortirolo in Italië en op El Miserat in Spanje leerde Evenepoel vorige zomer ook om zijn traptechniek aan te passen aan zeer steile stijgingspercentages. Hij haatte naar eigen zeggen die trainingen, omdat hij zo afzag, maar ze rendeerden wel.
Er rest nu nog één vraagteken(tje): hoe zal de wereldkampioen in de Giro presteren in de drie zware bergritten, met meerdere zware cols en meer dan 5000 te overwinnen hoogtemeters? Zulke etappes kreeg hij in de Vuelta van vorig jaar niet voorgeschoteld. Evenepoel beschikt wel over een wapen om die vermoeidheid in zulke monsteretappes te weerstaan: een fenomenaal recuperatievermogen. Volgens zijn trainer Koen Pelgrim is dat zijn meest uitzonderlijke fysieke kwaliteit. Daarom kan Evenepoel ook in wedstrijden van meer dan 250 kilometer, zoals op het WK en in Luik-Bastenaken-Luik, in de finale even hard blijven trappen en heeft hij (in vergelijking met anderen) ook weinig verval over drie weken. Dat bleek al in de Vuelta. Straks ook in de Giro?
Sprinten
‘Remco moet alleen aankomen, anders wint hij niet. Hij is niet explosief, want hij heeft of weinig of geen snelle spiervezels. Dat bleek al toen hij bij Anderlecht voetbalde’, zei Fred Vandervennet, Evenepoels coach toen die nog junior was. In die twee seizoenen won de Schepdaalnaar dan ook slechts twee keer in een sprint van een kopgroep. Weliswaar door zich in de slotkilometer van ver op kop te zetten en zo hard te fietsen dat niemand hem nog kon passeren.
Toen Evenepoel naar de profs overstapte, besefte hij dat dat een van zijn grootste werkpunten was. Om in eendagsklassiekers op steile klimmetjes te kunnen aanvallen en om in rittenkoersen bonificatieseconden te kunnen rapen in een sprint bergop had hij een explosievere versnelling nodig. En dus ging de perfectionist in hem daarop focussen, door tijdens trainingen veel sprintjes, van tien seconden tot een halve minuut, in te lassen.
Ook dat wierp zijn vruchten af. Mede door de natuurlijke aanwas van extra spiermassa, met name op zijn bovenbenen. Vorig jaar vertelde Evenepoel na zijn zege in Luik-Bastenaken-Luik dat hij in vergelijking met zijn eerste profjaar 250 watt meer trapte in een sprint, een winst van 20 tot 30 procent. Een maand later versloeg hij in de Ronde van Noorwegen zelfs zeven medevluchters in een vlakke sprint.
Ook dit jaar was die extra explosiviteit al duidelijk zichtbaar, in de UAE Tour en in de Ronde van Catalonië, waar hij enkele sprints bergop om een ereplaats won en zelfs de snelle Primoz Roglic klopte op de top van La Molina. Al dankte Evenepoel die zege ook aan een hogere staat van frisheid na een zware bergrit. Zijn betere sprint is niettemin een wapen dat hij in de komende Giro tegen Roglic, en in de verdere toekomst tegen de nog explosievere Tadej Pogacar zal kunnen hanteren.