
Wereldkampioen Tadej Pogacar: een portret van een zorgeloze kannibaal
Het klinkt raar voor een renner die zijn tegenstanders verplettert, maar winnen is geen obsessie voor Tadej Pogacar (26). Zijn grootste doel is de lol van het nu. Koersen en aanvallen zonder te denken aan morgen. Een portret van een zorgeloze kannibaal.
Dat het karakter van kinderen ook bovendrijft als ze volwassen worden bleek nogmaals toen Mirko en Marjeta, de ouders van Tadej Pogacar, vorig jaar voor de Sloveense nieuwswebsite siol.net terugblikten op de kindertijd van hun zoon. Ze vertelden over een levendig, speels, sprankelend en ondeugend kind. Als de jonge Tadej voelde dat er thuis spanning was, begon hij zelfs te zingen en te dansen. ‘We zeiden toen dat hij een huisclown was, maar misschien is het woord bemiddelaar toepasselijker’, lachten Mirko en Marjeta.
Die vrolijkheid erfde Pogacar van zijn vader, die hard kon zijn maar ook ontspannen. Een karaktereigenschap die zoonlief in het kwadraat heeft en ook zijn ploegmaats elke dag ervaren. In zowat elk interview over hun kopman vertellen ze over hoe hij altijd goedgehumeurd is, zelfs als hij een zeldzame slechte dag op de fiets beleeft of als het pijpenstelen regent. Zo houdt Pogacar het moreel in de ploeg hoog. Zoals voor de jongste Grote Prijs van Québec, toen hij zag dat zijn teamgenoten ’s ochtends vermoeid waren door de jetlag en hij hen meenam naar een koffiebar. Om daar als sfeermaker zijn ploegmaats het gevoel te geven dat ze op vakantie waren.
Dat doet Pogacar ook op de fiets, door nooit gestresseerd te zijn en, als het kan, zelfs grappen uit te halen. Zoals in de Ronde van Catalonië van 2024, toen hij ver voor de finish van de tweede etappe aanviel met zijn ploeggenoot Domen Novak. Niemand volgde, dus besloten ze om zich na een plas in de bosjes te verstoppen, daar te wachten en in de volgerskaravaan achteraan het peloton weer aan te sluiten. Toen er vooraan hard werd gereden om het Sloveense duo te grijpen, waren Pogacar en Novak aan het lachen met hun sportdirecteur.
Hoewel hij op zijn 26e naar eigen zeggen volwassener is geworden, zal hij altijd Pogi of Tamau, ‘kleine jongen’ in het Sloveens, blijven. Hij noemde in 2016 zelfs zijn Twitter(X)-account zo: @Tamaupogi, naar de twee liefkozende bijnamen die hij kreeg toen hij nog een schriel ventje was. Die onbevangenheid is ook een van de redenen waarom zijn vriendin Urska Zigart op hem viel, en waarom ze hem nog altijd zo leuk vindt.
Aan haar steun heeft Pogacar meer dan genoeg om met de torenhoge druk om te gaan. Een mental coach heeft hij nooit nodig gehad. Zelfs als piepjonge negentienjarige neoprof gleed stress van hem af. Toen al imponeerde hij ploegleider Allan Peiper door nooit in paniek te raken.
Niet toen hij na de Cadel Evans Great Ocean Road Race in Australië vaststelde dat hij zijn paspoort was kwijtgeraakt en zijn vlucht naar Europa moest worden uitgesteld. Ook niet toen hij in de daaropvolgende Ronde van de Algarve in de slotetappe zijn slimme tempo koos toen hij als leider in het algemene klassement op de slotklim even moest lossen. Om vervolgens terug te keren en de eindzege in zijn pas tweede rittenkoers als eliterenner veilig te stellen.
Al even straf was de relaxte manier waarop Pogacar omging met de fameuze slottijdrit in de Tour van 2020 naar La Planche des Belles Filles. De dag ervoor danste hij in de bus en tijdens de opwarming van die cruciale chronoproef hield hij heel ontspannen een videocall met het thuisfront – tot verbazing van zijn gestresseerde ploegleiding. Nog veelzeggender: zijn reactie toen hij voor de tijdrit zijn mecanicien een witte wegfiets zag monteren, voor op de Champs-Elysées, als eindwinnaar van de witte trui. ‘So they don’t think I can do it?’, vroeg de Sloveen lachend aan Peiper. Met it doelend op het veroveren van de géle trui. Nerveus maakte hij zich daar niet over, hoewel hij als enige geloofde dat hij Primoz Roglic nog zou inhalen.
Tadej Pogacar laat nooit het hoofd hangen, ook niet als het in een koers eens tegenzit. Verliezen doet bij hem een grote strijdvaardigheid opborrelen.Tadej Pogacar voelt naar eigen zeggen de plicht om voor entertainment te zorgen.Pogacar straalt een zachte, jeugdige speelsheid uit, waardoor niemand over hem kan kwaadspreken. Hij regeert niet als Tadej de Verschrikkelijke, maar als Tadej de Aaibare.
Dromen overtroffen
Al even kenmerkend voor Pogacar zijn de zogenaamde Tadej Tufts, de haarplukjes die altijd door de gaten van zijn helm priemen. ‘My Tuft was cold, so he hid under cap’, antwoordde hij in 2022 grappend op Twitter toen een journalist opmerkte dat zijn haar tijdens de uitgeregende verkenning van de Ronde van Vlaanderen voor een keer níét uit zijn helm stak. Vaak lijkt Pogi zelfs een fietsende Samson: hoe meer Tufts, hoe sneller hij fietst. Voor hem zijn ze intussen een geluksbrenger. ‘Ik hou ervan. Het is my little touch. Er goed uitzien is een deel van het plezier van wielrennen.’
Dat plezier staat centraal in Pogacars leven als coureur. Hij herhaalde het al vele keren. Zoals na zijn zege in het jongste WK, toen hij zei dat hij niet kon wachten om in de regenboogtrui te koersen. ‘Not to win, but to have fun in it.’ Pogacar beschouwt zijn job dan ook niet als een job, vertelde hij in 2021 aan L’Equipe: ‘Ja, wielrennen kan hard zijn, en ik mis soms mijn familie en jeugdvrienden, maar het is veel lastiger om acht uur per dag in een fabriek te werken, of elke dag twee uur in de file te staan.’
Dat besef is doorgedrongen omdat Pogacar naar eigen zeggen zijn kinderdromen ruimschoots heeft overtroffen. Ja, hij hoopte om ooit te starten in de Tour en het WK. Maar nooit beeldde Tamau zich in dat hij een rit, laat staan de hele Tour zou winnen of de regenboogtrui zou aantrekken. Het is ook de reden waarom hij, zelfs na al zijn grote zeges, zo emotioneel werd toen hij zich in Zürich tot wereldkampioen kroonde.
Omdat hij zijn verwachtingen al ruimschoots heeft ingelost, maakt Pogacar zich ook geen zorgen over het moment dat hij niet meer de beste zal zijn, of ten minste tot de top zal behoren. Al in oktober 2022, nog voor hij uitgroeide de dominerende heerser van het peloton, dacht hij eraan. ‘Ik zal er klaar voor zijn en geen problemen mee hebben als het ooit zover is. Intussen probeer ik vooral te genieten van de kans om een van de beste wielrenners ter wereld te zijn.’
Vandaag is Pogacar de allerbeste en mogelijk zelfs op weg om de GOAT, de Greatest Of All Time, te worden. Hoewel hij het ‘fantastisch’ zou vinden mocht dat ooit werkelijkheid worden en hij zichzelf geen limieten oplegt, denkt hij er zelden aan. Tenzij hij ‘zo’n honderd keer per jaar’ met Eddy Merckx vergeleken wordt. En hij telkens weer benadrukt dat Merckx in een ander tijdperk reed waar hij niets vanaf weet, dat het flaterend is dat mensen die vergelijking maken, en dat hij er vooral niet wakker van zal liggen als Merckx de grootste blijft. ‘Ik neem alles zoals het komt. Go with the flow.’ Pogacar houdt er dan ook niet van als journalisten hem De Kannibaal 2.0 noemen, benadrukte hij in La Gazzetta dello Sport voor het jongste WK. ‘Ik eet geen mensen op en wil niet ‘de nieuwe x’ zijn. Wel de beste versie van mezelf. In het ‘normale’ leven wil je ook niet vergeleken worden met je broer of zus. Pogi als bijnaam volstaat dus.’
Drie conclusies na het wielerjaar 2024: hoe Tadej Pogacar beter deed dan Eddy Merckx én alle ploegen uit het verleden
Verantwoordelijkheidsgevoel
Veel meer dan Merckx straalt Pogacar een zachte, jeugdige speelsheid uit, waardoor niemand over hem kan kwaadspreken. Hij regeert niet als Tadej de Verschrikkelijke, maar als Tadej de Aaibare. Toch staat zijn onbevangenheid zijn kannibalistische zegedrang niet in de weg. Cadeaus deelt de Sloveen nooit uit. Niet naast de fiets, als hij gaat karten of gezelschapsspelletjes speelt, en niet erop. Tenzij een zeldzame keer aan een trouwe ploegmaat. Zoals aan Rafa Majka, met wie hij in de Ronde van Slovenië 2022 een spelletje blad-steen-schaar speelde, waarna de Pool de rit ‘mocht’ winnen. Als hij al een geschenk uitdeelt aan een andere renner, dan doet hij dat ná de finish. Zoals in de Giro van 2024 toen hij Giulio Pellizzari, die hij in de slotkilometer van de klim naar Santa Cristina had voorbijgestoken, zijn roze bril gaf – de twintigjarige Italiaan vergat meteen de teleurstelling van de gemiste etappezege.
Toch beklemtoonde Pogi in een interview met Vélomagazine na de uitreiking van de jongste Vélo d’Or dat winnen géén obsessie is. ‘Het is meer een gevolg van de manier waarop ik wielrennen beleef: good mind, have fun, doing the right things.’ Al speelt er volgens hem nog iets mee: verantwoordelijkheidsgevoel. ‘Als mijn ploegmaats de hele dag op kop rijden en de zege is nog binnen bereik, dan voel ik het als mijn plicht om daarvoor te gaan. Bovendien word ik betaald om te presteren. Ik moet winnen, zoals jij (tegen de interviewer, nvdr) een artikel moet schrijven om jouw salaris te verantwoorden.’
Als Pogacar een zeldzame keer niet wint, toont hij zich ook een goede verliezer. Tijdens een teammeeting de voorbije winter vroeg hij zélf aan Jhonathan Narváez, zijn nieuwe UAE-ploeggenoot die hem in de eerste Girorit van 2024 had verslagen, om een selfie met hun tweeën. Eén keer werd de Sloveen wel een grommende Pogi Bear. Toen hij in de Ronde van Vlaanderen van 2022 zijn frustratie uitte richting Dylan van Baarle, na een chaotische sprint waarvan Mathieu van der Poel profiteerde. Een kortsluiting waarvoor Pogacar de dag erna op Instagram al zijn excuses aanbood aan Van Baarle: ‘Sorry, ik was gefrustreerd. Ik gun jou het podium.’
Niet opwinden
Verliezen doet bij Tadej Pogacar wel een grote strijdvaardigheid opborrelen. Het is een eigenschap die veel landgenoten van hem hebben. Vader Mirko schreef er eind 2021 zelfs een column over in de Sloveense krant Delo. Daarin verwees hij naar de geschiedenis van Slovenië, dat eeuwenlang overheerst werd door de Europese grootmachten. ‘We creëerden mythen en legendes en hoopten op betere tijden. We volhardden door een sterke wil en hard werken, en bogen nooit voor de wil van degenen die sterker waren.’
Ook Pogacar laat nooit het hoofd hangen, ook niet als het in een koers eens tegenzit. Eind 2021 vertelde hij aan cyclingnews.com dat hij soms wel kwaad wordt. Al toont hij dat zelden of nooit openlijk. ‘Verliezen, lekrijden of vallen is nooit leuk, maar het is belangrijk dat je gefocust en kalm blijft. Je kijkt beter vooruit.’ Het mooiste voorbeeld: de Tour van 2023, toen hij op de Col de la Loze zijn ‘I’m gone, I’m dead’-inzinking kreeg en in Courchevel op bijna zes minuten van Jonas Vingegaard finishte. Hoewel hij kapot was en de Tour had verloren, maakte hij na de aankomst tijd voor een groep Sloveense supporters die geduldig hadden gewacht tot hij alle plichtplegingen had afgewerkt.
Vaste verzorger van Pogacar: ‘Tadej verspilt nooit energie aan negatieve zaken’
Al even kenmerkend: drie dagen later viel hij als een bezetene aan en won hij de Vogezenrit in Le Markstein. Later vertelde Pogacar aan Cyclist Magazine dat zijn teleurstelling meeviel. ‘Ik raap mezelf vrij rap op. Voor mijn familie, vrienden en ploeggenoten is het harder. Zien wat het met hen doet is voor mij het moeilijkste.’ Bij de Sloveen overheerste zelfs meer de trots over hoe hij tijdens zijn offday, toen hij zich ‘supersh*t’ voelde, toch alles had gegeven. ‘Ik heb de Tour op de mooist mogelijke manier verloren – ik kon niet beter. Achteraf gezien ben ik er zelfs blij mee. Het was een realitycheck en een belangrijke les. Ik wist dat het beter moest.’
Pogacar en zijn team wijzigden daarna hun aanpak, in hem bleef een onblusbaar aanvallersvuur branden. Hij koerst, zelfs als leider in een grote ronde, nog altijd alsof er geen morgen bestaat. Daags nadat Jonas Vingegaard hem in de jongste Tour verrassend had geklopt in Aurillac, riep hij in de sprintersrit naar Villeneuve-sur-Lot plots tegen zijn ploegmaat Nils Politt: ‘Ik ga meesprinten!’ De Duitser, die Pogacar in de finale moest behoeden voor valpartijen, geloofde zijn oren niet en kon zijn kopman overtuigen om veilig áchter de sprinters te blijven.
In de voorgaande Giro, zonder Politt, kon niemand bij UAE Team Emirates Pogacar tegenhouden toen hij in de finale van de derde rit aanviel op een helling met Geraint Thomas en Mikkel Honoré. Zonder resultaat, maar hij vond het amusant. ‘Het was een spelletje, zoals vroeger in de jeugd met mijn vrienden. Elkaar aanvallen op het vlakke en op kleine hellingen.’ Een spelletje dat Pogacar ook speelde in de vlakke derde rit van Tirreno-Adriatico 2022. Toen knalde hij na een gewonnen tussensprint met Marc Soler en Julian Alaphilippe gewoon door. ‘We hadden een gaatje. Dus ik dacht: waarom niet?’ Dat dacht hij ook toen hij in de Drie Valleien van Varese in 2021 samen met Tim Wellens op 120 kilometer van de aankomst plots voorop reed en de Belg hem vroeg: ‘Zullen we?’ Waarop Pogacar lachte: ‘Ok, let’s go!’ Ze haalden de vluchtersgroep bij, maar dan reed de Sloveen lek. Anders had hij ‘zeker doorgereden tot de finish’.
Dierlijk instinct
De opwellingen zijn Pogi ten voeten uit. ‘In onze bus bespreken we vaak een aanvalsscenario, maar soms besluit Tadej toch iets anders te doen, puur op instinct’, vertelde Nils Politt onlangs aan Der Spiegel. ‘Als andere renners vragen of Tadej zal aanvallen, halen we meestal onze schouders op, omdat we het zelf niet weten.’ Dat bevestigde zijn kopman ook in Cyclist Magazine: ‘Meestal ga ik voort op mijn gevoel. Je hebt dat dierlijke instinct nodig.’
De drievoudige Tourwinnaar voelt naar eigen zeggen ook een plicht om voor entertainment te zorgen. ‘Soms denk ik niet eens aan het resultaat, maar aan de mensen die thuis voor hun tv zitten. Zij willen een show. En dan moet je hun dat geven.’ Het past bij zijn mantra: ‘Ik win groots of ik win niet.’ Daarom viel Pogacar in de Strade Bianche van 2024 aan op 80 kilometer van de aankomst, zoals hij vooraf aan collega’s en in een interview had verteld. Daarom ging hij tijdens het jongste WK ook al op ruim 101 kilometer van de eindstreep. Toch was het in beide gevallen niet lukraak gekozen. In Toscane op de zwaarste strook, de Monte Sante Marie, en in Zürich op een moment dat zijn twee belangrijkste tegenstanders, Mathieu van der Poel en Remco Evenepoel, te ver in het peloton zaten.
Dat Pogacar dat had opgemerkt, is geen toeval. Hij kijkt naar eigen zeggen in de wedstrijd dikwijls om zich heen, om te checken hoe vlot de tegenstanders trappen, of ze al op hun limiet zitten, of slecht gepositioneerd zijn. Ruikt hij bloed, dan slaat hij toe. Al bekende hij na het WK dat hij in de slotronde op breken stond na een aanval van ruim twee uur. ‘Soms doe je domme dingen. Soms werken ze, soms niet.’ Maar in zijn geval, als zorgeloze kannibaal, meestal wel.
Wielergids 2025
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier