Alles over rit 7 van de Giro: kunnen Jumbo-Visma en INEOS Remco Evenepoel nerveus maken in eerste test bergop?
In de eerste aankomst bergop, op de Gran Sasso d’Italia, draait alles om de laatste steile vier kilometer. Kunnen andere ploegen Remco Evenepoel daar onder druk zetten na zijn val? Of geeft die geen krimp?
Na de openingstijdrit en de vierde etappe, naar Lago Laceno, staat een derde belangrijke test voor de klassementsrenners op het programma. Na de lus richting het zuiden in de eerste zes ritten is dit een terugkeer naar de regio Abruzzen, waar deze Giro al begon.
Dat ‘land van de zwijnen’ (Abruzzen is een afgeleide van het Latijnse Aprutium) wordt vaak bezocht wanneer de Giro naar het noorden trekt. Meer dan de westelijker gelegen, vlakkere regio Lazio.
In het binnenland van de Abruzzen vindt de Giro-organisatie immers al lekkernijen om het parcours van de eerste week extra smaak te geven. Soms plant ze een rit met aankomst op Blockhaus, via de Passo Lanciano.
Dit jaar viel de keuze op de ruim 40 kilometer lange klim van Gran Sasso d’Italia, naar de hoogvlakte van Campo Imperatore. In het Nederlands: de ‘Grote Steen van Italië’ en het ‘Veld van de Keizer’. Die keizer was Frederik II van Hohenstaufen, die in het begin van de dertiende eeuw op dit plateau valken fokte en op roofvogels jaagde.
Explosief slot
De start ligt 218 kilometer zuidelijker in Capua, ten noordoosten van Napels. In de eerste licht oplopende eerste zestig kilometer zal vermoedelijk een grote vluchtersgroep ontstaan, met een mix van rouleurs en klimmers.
Of zij uiteindelijk voor de ritzege zullen kunnen strijden, zal afhangen van de voorsprong die zij zullen krijgen van DSM, de ploeg van rozetruidrager Andreas Leknessund, en eventueel van een andere ploeg die tuk is op de ritzege (mogelijk INEOS Grenadiers).
Na de vlakke opening wacht de tweetrapsbeklimming naar Roccaraso en Piano delle Cinque Miglia (1261 meter hoog, tweede categorie). Vervolgens een lange afdaling van zo’n 45 kilometer tot een hoogte van 249 meter.
Daarna gaat het vals plat omhoog tot de voet van de klim naar Calascio (eerste categorie, 13,4 kilometer aan 6 procent). De weg blijft daarna verder stijgen naar de Gran Sasso d’Italia. In de eerste 22 kilometer zal niemand in moeilijkheden raken, met stijgingspercentages van 4 à 5 procent en zelfs twee korte afdalingen.
Het slot van de klim, in de op één na langste rit van deze Giro, is wel lastig: de laatste 4,5 kilometer knikt immers 8,5 procent omhoog, met een piek tot 13 procent, net voor de slotkilometer.
Bovendien tot een hoogte van 2130 meter, de eerste keer in deze Ronde van Italië dat de grens van de 2000 meter wordt overschreden. De renners zullen er tussen muren van sneeuw rijden, want de laatste weken viel er op het Campo Imperatore een grote hoeveelheid. De wegen moesten worden vrijgemaakt om het Giropeloton te kunnen laten passeren.
Er worden op het plateau bovendien weer felle regenbuien voorspeld in de namiddag, bij een temperatuur van zo’n vijf graden. Na zeven dagen koersen, bijna 220 kilometer en 4000 hoogtemeters gaat dat niet in de kouwe kleren kruipen.
Toch zullen de verschillen allicht vrij beperkt blijven. Op het laatste steile gedeelte zal de wind driekwart op kop blazen, en mogelijk elke vroege aanval ontmoedigen. Te vroeg een versnelling plaatsen en je kan op een muur botsen.
Klimtrein
Vermoedelijk zal INEOS Grenadiers doen wat het in het verleden al zovele keren heeft gedaan: een klimtrein op de rails zetten om een kopman, in dit geval Tao Geoghegan Hart, te lanceren. Die heeft de punch om het af te maken in de slotkilometer. Maar dat heeft ook, en misschien nog meer Primoz Roglic. Ook voor hem is dit, als hij over zijn topconditie beschikt, een uitstekende gelegenheid om na het verlies in de openingstijdrit seconden terug te nemen op een mogelijk kwetsbare Evenepoel.
Die heeft in de Ronde van Catalonië wel bewezen dat hij voor de Sloveen op vlak van explosiviteit bergop nog maar weinig moet onderdoen. Maar de vraag is: hoeveel last hij van zijn tweevoudige val in de rit van woensdag? Volgens Evenepoel doorstond hij, op wat stijfheid na, probleemloos de rit naar Napels. Maar dat kan ook een rookgordijn zijn, om tegenstanders niet op ideeën te brengen.
Evenepoel deed zelfs het tegenovergestelde door op Eurosport ronduit te zeggen dat hij momenteel de sterkste is en dat Roglic volgens hem een nerveuze indruk nalaat. Hopelijk voor de Schepdaalnaar komt hij op het ‘keizersveld’ effectief niet in de problemen en beschikt hij over al zijn krachten, anders kan zijn even boude als strategisch domme verklaring over Roglic als een boemerang in zijn gezicht waaien.
Andere cruciale vraag, nadat Evenepoel in de rit naar Lago Laceno op de laatste klim geïsoleerd zat: hoe sterk komt zijn team in deze rit voor de dag? Bij INEOS Grenadiers gaven ze al aan dat ze dat vooral willen testen. Aan Ilan Van Wilder en co om daar een antwoord op te geven. Minstens tot de laatste vier kilometer, en liefst zelfs nog wat langer, zou Evenepoel nog met twee, drie ploegmaats omringd moeten zijn.
De raid van de Piraat
Of Roglic, Geoghegan Hart, Evenepoel of een andere klassementsrenner zal winnen, zal afhangen van de voorsprong en de kwaliteit in de kopgroep. En of daar genoeg sterke renners in zitten om de ontsnapping tot het einde te dragen. Brandon McNulty (UAE Emirates), die op ruim tien minuten staat in het algemene klassement en geen gevaar meer vormt voor het roze, is daarvoor een uitstekende kandidaat.
Zonder echte offday van iemand zal de schade voor de meeste klassementsrenners dus wel beperkt blijven. Dat was ook het geval toen de Giro op de Gran Sasso voor het laatst arriveerde, in 2018. Toen was Simon Yates de snelste van een uitgedunde groep, voor Thibaut Pinot en Esteban Chaves.
Elf renners finishten binnen de halve minuut, na een nagenoeg identieke etappe als deze zevende rit. Niemand zal hier de Giro winnen, maar de krachtsverhoudingen kunnen in de steilere slotkilometers wel iets duidelijker worden.
De etappewinnaar zal zich in een rijtje met bekende namen kunnen zetten, want negentien jaar voor Simon Yates triomfeerde Marco Pantani in de achtste rit van de Giro 1999 op de Gran Sasso. Tussen muren van sneeuw begon de Piraat op vier kilometer van de finish met zijn dolk te zwaaien. Niemand die kon volgen.
Met zijn bandana nog op het hoofd (zo koud was het) kwam Pantani alleen boven, 23 seconden voor die andere, intussen ook overleden rasklimmer, José María Jiménez. De Italiaan greep toen de roze trui.
De prelude op eindwinst, leek het. Tot Pantani net voor het slotweekend, na een ritzege in Madonna di Campiglio, uit de Giro moest stappen nadat bij hem een te hoog hematocrietgehalte werd vastgesteld.
Tien jaar eerder, in 1989, soleerde de Deen John Carlsen op de Gran Sasso naar de mooiste zege uit zijn carrière, na een lange vlucht met Francisco Espinosa. In 1985 liet Franco Chioccioli, de Girowinnaar van 1991, er voor het eerst van zich spreken met een winnende solo.
En in 1971, een Giro zonder Eddy Merckx aan de start, kwam de Spaanse klimmer Vicente López Carril er als eerste boven, vier seconden voor Tony Houbrechts, de Belgische meesterhelper van Felice Gimondi bij de Italiaanse Salvaraniploeg.
Houbrechts, die een jaar ervoor als eerste niet-Italiaan Tirreno-Adriatico won, zou in die Ronde van Italië uiteindelijk als achtste eindigen, één plaats na zijn kopman Gimondi.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier