Philippe Gilbert openhartig: ‘Ik wil zelf de baas zijn over mijn imago’
De voorjaarsklassiekers mogen dan in het water gevallen zijn door het coronavirus, Philippe Gilbert blijft strijdvaardig. Op zijn 37e en in de nadagen van zijn carrière lijkt de Lottorenner scherper dan ooit, op én naast zijn zadel.
Per sms wil Philippe Gilbert niet al te veel uitweiden over de kwestie van het coronavirus: ‘Ik heb er niet veel aan toe te voegen behalve dat het een moeilijke periode is en dat ik, als wielrenner, hoop dat ik snel een sportieve kalender heb.’ Nochtans heeft de huidige pandemie zijn hoop om ooit nog Milaan-Sanremo te winnen een flinke knauw gegeven. ‘Het is wat het is, hé… Er zijn ergere dingen’, laat hij weten. Op de persconferentie van een wielermerk laat hij iets meer in zijn hoofd kijken. ‘Het is niet gemakkelijk om de motivatie te vinden om te gaan trainen als je niet weet wanneer de competitie hervat. Ik leg mezelf geen te lange sessies op, want het zal belangrijk zijn om mentaal fris te zijn in het tweede deel van het seizoen, dat zeker wat drukker zal worden.’
Het zou stom zijn om te stoppen zonder iets achter te laten.’ Philippe Gilbert
Nog vóór grote delen van Europa in lockdown gingen, ontving de renner ons thuis, in Monaco. Terwijl regen en wind de Côte d’Azur geselden, nipte Philippe Gilbert van een cappuccino en steken we van wal:
Klopt het dat je in december, tijdens de eerste Lottostage op Mallorca, bent rechtgestaan om jezelf voor te stellen?
Philippe Gilbert: ‘Er waren al verschillende bijeenkomsten geweest met de renners, de staf en de sponsors en op geen enkel moment werden de nieuwkomers aangehaald of voorgesteld. Ik was pas aangekomen en wist niet hoe het in zijn werk ging, maar na tien vergaderingen was ik nog steeds niet aan het woord geweest… Op een van de laatste meetings ben ik opgestaan en heb ik mezelf voorgesteld. Het was de laatste kans, meteen daarna zouden de renners allemaal hun weg gaan. Het is belangrijk om de dialoog op te starten: als er er iemand met zo’n groot palmares in mijn team was gearriveerd toen ik jong was, dan had ik er niet op durven afstappen. Het was dus vooral een manier om aan de jongeren te zeggen: ‘Aarzel niet als jullie nood hebben aan wat goede raad. Ik kan mijn ervaring delen .‘ Want dat is de bedoeling: doorgeven. Het zou stom zijn om te stoppen zonder iets achter te laten.’
Denk je aan de erfenis die je wil achterlaten?
‘Zeker en vast, want ik heb het altijd jammer gevonden dat de anciens bij La Française des Jeux ( zijn team van 2005 tot 2008, nvdr) hun ervaring niet deelden. Ze lieten ons eerst in de fout gaan voor ze ons corrigeerden, en dat is jammer. Ik denk dat je jonge renners duidelijke richtlijnen moet geven en opnieuw met hen moet praten als ze ondanks alles in de fout gaan. Eind februari las ik een interview met Tom Boonen en Zdenek Stybar, waarin die laatste duidelijk zei: ‘Ik heb nooit iets geleerd van Boonen, met wie ik vijf jaar gekoerst heb, terwijl ik van Gilbert veel opgestoken heb in drie jaar tijd .‘ Zelfs al rij ik vandaag tegen Stybar, en gaat hij misschien bepaalde van mijn trucjes gebruiken, dan doet het me nog plezier dat hij het niet vergeten is.’
In een wereld waar atleten zich vaak hullen in politiek correcte uitspraken en slappe verklaringen, ben jij niet bang om zelfvertrouwen te tonen in wat je zegt. Vindt men jou soms niet arrogant?
‘Dat denk ik niet, omdat ik over het algemeen sympathiek en toegankelijk ben geweest. Zelfs als ik de dingen zeg zoals ze zijn, doe ik dat niet met boosheid of arrogantie. Sommige mensen zagen me misschien als gek of pretentieus, maar dat gaat zo als je groot droomt. Ik heb nooit een karakterloos discours gewild, of een persoonlijke persverantwoordelijke om mijn communicatie te controleren. Ik breng mijn team uiteraard op de hoogte van de interviews die ik doe, maar op het einde van de rit ben je zelf verantwoordelijk. Ik wil zelf de baas zijn over mijn imago en mijn carrière. Het is niet omdat je werkgever de interviews wil stroomlijnen, dat je alles moet accepteren. Het moet overeenkomen met mijn realiteit.’
Formule E-piloot Stoffel Vandoorne, die ook in Monaco woont, zegt dat hij ervan houdt om er te gaan trainen met de fiets. Italië vermijdt hij vanwege het knotsgekke verkeer. Herkenbaar?
‘Daarover liegt hij dan, want ik ben hem al dikwijls tegengekomen in Italië. ( lacht) Ik ben trouwens al eens met hem mee gereden zonder het te weten, toen ik aansloot bij een groepje en ik hem niet herkend had met zijn helm. Persoonlijk rij ik evenzeer in Frankrijk als in Italië, ook al zijn verkeerslichten daar inderdaad louter indicatief: je moet niet al te zeer vertrouwen op de groene lichten.’ ( lacht)
Remco
Evenepoel, Bernal, Pogacar… Hoe verklaar je dat renners op steeds jongere leeftijd doorbreken op het hoogste niveau?
‘De technologie. Al die jongeren zitten al in de sport vanaf hun vijftiende. Bij Remco is het nog extremer: hij was elf toen hij op een dag besloot om naar het opleidingscentrum van PSV te vertrekken, om daar van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat te voetballen. Toen ik elf was, speelde ik met mijn vrienden in het dorp, zonder dat er iets gestructureerd was. Het is duidelijk dat veel jongeren al een grote voorsprong nemen, zelfs diegenen die uit minder ontwikkelde wielerlanden komen. Zij kunnen naar het opleidingscentrum van de UCI in Aigle ( in Zwitserland, nvdr), waar ze vanaf hun vijftiende, zestiende als profs leven. We zullen zien wat dat op lange termijn opbrengt. Ik heb het profwielrennen op latere leeftijd en op het gemak ontdekt, waardoor ik een bepaalde motivatie kon behouden om in de koers te blijven. Als ik er op dag één al volledig gestaan had, weet ik niet of ik vandaag nog renner zou zijn.’
Afgelopen zomer werd je niet geselecteerd voor de Tour. De manier waarop je het vernam – een paar dagen voor de start – leek je meer te raken dan je niet-selectie.
‘Inderdaad. Ik had die beslissing makkelijker kunnen aanvaarden indien ze vroeger was genomen, dan had ik al die opofferingen niet moeten doen. Achteraf bekeken, heeft het me wel twee mooie overwinningen in de Vuelta opgeleverd. Alles heeft een reden.’
In 2016 zei je in het magazine Pédale!: ‘Lefevere is een speciaal personage. Je houdt van hem, of je houdt niet van hem. Zelf ben ik geen fan, maar ik respecteer de manier waarop hij zijn ploeg leidt.’ Hoe denk je daarover na drie jaar samenwerking?
‘Laten we zeggen dat hij enkel naar zijn eigen belang kijkt: in zaken is hij hard, en hij is kapitein op zijn schip. Het is daardoor dat hij er nog altijd staat op zijn leeftijd, na 35, 40 jaar management. Al degenen die bij hem rijden, halen er hun voordeel uit… Als ik manager moest zijn, zou ik me wel door hem laten inspireren, want hij laat iedereen winnen. Maar je moet niet tegen hem zijn, hij deelt geen cadeaus uit.’
Is het dat wat je vorige lente overkwam, toen je moest onderhandelen over de verlenging van je contract?
‘Ze lieten me geen keuze: het was óf een jaar contract aan oninteressante voorwaarden, óf niets. Ik voelde de motivatie om er nog minimaal twee jaar bij te doen, en indien we er met mijn manager écht voor gevochten hadden, was een contract van twee jaar misschien wel mogelijk geweest. Maar de timing was te strak: ik moest voor de Tour een beslissing nemen, en Patrick had andere dingen aan zijn hoofd dan op mijn berichten of e-mails te antwoorden. Hij heeft me trouwens nooit geantwoord…
‘We zijn nochtans niet in onmin uit elkaar gegaan. Het enige wat ik spijtig vind, is dat hij al twee keer bevestigd heeft dat mijn manager en ik het dubbele vroegen van het salaris dat ik destijds had. Ik weet niet waar hij dat vandaan haalt… Ik denk dat het de enige manier was om zich in te dekken tegen de interne kritiek van sponsors, die niet blij waren om mij te verliezen.’
Examens
Toen je vorig jaar moest opgeven op het wereldkampioenschap in Yorkshire, was je in tranen. En dat op je 37e en na een carrière waarbij je het vizier altijd op de volgende wedstrijd richtte.
‘Het had met twee dingen te maken. Eerst was er al dat werk, tegen de stroom in. Doordat ik niet geselecteerd was voor de Tour, moest ik mijn vormpiek afbreken en verplaatsen naar een ander moment. Dat is alsof een student die helemaal klaar is voor zijn examens in juni plots te horen krijgt dat hij ze in augustus moet afleggen. Ik had me dubbel geplooid voor dat WK, en hoewel ik er niet van hou om te zeggen dat ik de benen had om te winnen, was ik ervan overtuigd dat ik een goed resultaat kon neerzetten. De tweede reden voor mijn teleurstelling was dat de opgave niet aan mezelf te wijten was, maar aan een mechanisch probleem. Wanneer je de waarde van een wereldtitel kent, is dat moeilijk om te accepteren.’
Onmiddellijk na het WK kondigde bondscoach Rik Verbrugghe aan dat er een interne bevraging zou volgen. Wat is daaruit gekomen?
‘Diep vanbinnen ben nog steeds ik enorm teleurgesteld in Verbrugghe en zijn staf omdat ze me nooit een uitleg of excuses gaven. Er is een fout gebeurd: de mecanicien heeft de as van mijn wiel niet strak genoeg aangespannen, de as is los gekomen en ik verloor mijn voorste wiel. Gelukkig gebeurde dat in een beklimming en niet in een afdaling, anders weet ik niet of ik dat verhaal hier nu zat te vertellen. Op de dag zelf heb ik met Verbrugghe gepraat, ik heb hem gezegd dat ik er geen zaak van wilde maken omdat mechanische problemen nu eenmaal voorkomen, maar dat ik wel excuses wilde van de mecanicien. Niemand heeft dat ooit gedaan, noch de wielerbond, noch de mecanicien, en dat vind ik moeilijk om te aanvaarden.’
Waaiers
Aan het eind van je contract met Lotto ben je veertig.
( onderbreekt) ‘Hoog tijd om te stoppen!’ ( glimlacht)
Hoe ga je om met de veroudering van je lichaam?
‘Ik moet veel meer letten op mijn trainingen en mijn verzorging. Ik vecht tegen mezelf, ik moet offers brengen omdat ik verplicht ben om meer rust te nemen, om meer in de luwte te leven. En ik moet nóg meer letten op wat ik drink en eet… Vroeger kon ik me wat meer permitteren.’
Kijk je uit naar het einde van je carrière, zodat je je nog eens kan laten gaan?
( twijfelt) ‘Ik geniet van veel andere dingen op mijn fiets: de snelle afdalingen, het risico, de adrenaline. Eind februari reden we in de Omloop Het Nieuwsblad in waaiers, op drie centimeter van elkaar, aan 65 kilometer per uur. Elke kleine beweging kan een valpartij veroorzaken, iedereen zit op zijn limiet, het scheurt bijna, maar je hebt elkaar nodig. Op dat ogenblik kijk je niet meer naar de truitjes, je helpt elkaar en probeert samen te werken. Ik haal veel plezier uit dat soort momenten.’
In de Tour van 2018 miste je een bocht en brak je je knie. Hoe moeilijk is de evenwichtsoefening tussen de angst om de pijn opnieuw te beleven en het verlangen naar de fiets?
‘Als je je fixeert op een doel in je hoofd, kan je als topsporter snel van een erg laag naar een hoog niveau evolueren. De angst komt later pas, als je weer op de fiets stapt en terugkeert in het peloton. Opnieuw vertrouwen krijgen in scherpe bochten was moeilijk. Zelfs nu is het soms sterker dan mezelf: wanneer ik een afdaling doe die ik niet ken, aan tachtig, negentig kilometer per uur, en ik heel laat moet remmen om de bocht in te sturen, dan zie ik de muur en de val voor me. Ik heb de neiging om de bocht breder aan te snijden. Daardoor kom ik er vijf of tien meter te laat in en is mijn lijn minder goed.’
Ben je al bezig met je carrière na de wielersport? In de Tour van 2011 was je al eens analist voor Eurosport. Is dat een optie?
‘Er is een zender die me een voorstel gedaan heeft voor de toekomst. Er komt ook een boek, en een documentaire, die al drie jaar loopt en op hetzelfde moment zal stoppen als mijn wielercarrière. Dus voor ik aan mijn carrière na de sport denk, moet ik eerst al mijn huidige projecten afwerken.’
‘Fietsen zit nog niet in de Waalse mentaliteit’
Met jou en Rémi Mertz rijden er dit jaar slechts twee Waalse renners in de World Tour. Waar zijn de Walen?
‘Het probleem is dat er heel weinig opleidingscentra en goede ploegen zijn in Wallonië. Daarnaast is het ook een geografische kwestie. In Vlaanderen is alles vlak: iedereen rijdt met een stadsfiets naar school of het werk, dus is het ook makkelijker om te ontdekken dat je goed bent in fietsen. Jongen, om naar mijn middelbare school te gaan, moest ik twee hellingen op, heen én terug. Dat betekende: zweten in de beklimming, bibberen in de afdaling en doorweekt aankomen op school, waar ik niet eens zeker wist of mijn fiets er op het einde van de dag nog zou staan. Er zijn natuurlijk andere delen van Wallonië, met name aan de kant van Namen, die vlakker zijn en meer uitnodigen tot fietsen, maar het zit gewoon nog niet in de Waalse mentaliteit. Gelukkig gaat dat veranderen, met alles wat zich afspeelt rond de klimaatverandering.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier