Philippe Gilbert geeft fakkel door aan Arnaud De Lie: ‘Hij heeft vorig jaar vooral het respect van het peloton gewonnen’
Aflossing van de wacht. Een ex- wereldkampioen en zijn erfgenaam vertellen het verhaal van het Waalse wielrennen. Philippe Gilbert en Arnaud De Lie hebben één jaar samen in het peloton gereden. Het jaar van de overdracht van de macht.
Er ligt geen rode loper en er zijn geen lange speeches. Alleen een paar complimenten en samenzweerderige glimlachjes. Met andere woorden: geen machtsoverdracht met veel bombarie maar heel spontaan. Een lang en gemoedelijk gesprek tussen een kampioen en zijn opvolger.
Philippe Gilbert (40) en Arnaud De Lie (20) zijn geen boezemvrienden. Ze zijn geen ploegmaats meer en ze zullen nooit concurrenten zijn. De ene gaat moeten leren om ouder te worden terwijl de andere overwinningen behaalt. Dat is de harde wet van het leven en de tijd. Maar het is ook een levensader voor het Waalse wielrennen, dat lang gedoemd leek om alleen de heldendaden van het fenomeen Gilbert te herkauwen. Terwijl Phil de podia stilaan vaarwel zei, maakte een jonge renner zich op om het kostuum van winnaar aan te trekken. Hij is nog geen 21 en heeft uiteraard niet dezelfde vaardigheden, maar toch krijgt hij al het etiket van erfgenaam opgeplakt. Daar zal hij mee moeten leren leven. Een flinke uitdaging.
Philippe, in een grappig bedoeld WhatsAppbericht stelde je voor om dit interview om vijf uur ’s ochtends te doen, voor Arnaud de koeien moet melken. Maar zeg eens: had jij je ritme kunnen aanpassen aan het boerenleven zoals Arnaud?
Philippe Gilbert: ‘Landbouw is vaak een familiebedrijf, dus ik kan me moeilijk in Arnaud verplaatsen. Het helpt alleszins om de voetjes op de grond te houden. Wanneer je uit een landbouwfamilie komt, heb je een natuurlijke band met de aarde, de dieren, de natuur. Ik geloof dat het in ons wereldje belangrijk is om te weten waar je vandaan komt en wie je bent. Arnaud is heel begaafd, leert snel, heeft al veel gewonnen en gaat nog veel meer winnen. Hij zal dus veel geld verdienen. Op dat moment, na twee of drie jaar wanneer je een vet contract krijgt, zie je dat sommigen het hoofd koel houden en anderen stilaan wegdeemsteren. Ik weet zeker dat Arnaud tot de eerste categorie zal behoren en dat komt onder meer door zijn afkomst.’
Arnaud De Lie: ‘Philippe heeft gelijk. Deze stiel gaat over van vader op zoon. Ik ben niet ’s morgens opgestaan met de vraag of ik er wel zin in had. Het is gewoon zo, het zit in mij. Op dit moment kan ik me geen ander levensritme inbeelden. Als ik thuis ben, verzorg ik ’s morgens en ’s avonds mijn koeien. Dat geeft me regelmaat en ik denk dat ik daar behoefte aan heb. Het maakt mijn hoofd ook leeg, dan denk ik even niet aan de fiets. Mentaal doet het me goed. Maar hoe zal de boerderij er over vier of vijf jaar voorstaan? Hoe zal de landbouw, waar mijn vader 24 uur per dag in zit, tegen dan geëvolueerd zijn? Hij is nu 53. Als ik nog twintig jaar koers, zou ik de boerderij kunnen overnemen wanneer hij 73 is. Het is moeilijk om zo ver vooruit te kijken. Maar ik zou het wel zien zitten om mijn eigen veestapel te hebben.’
Bij Lotto hebben ze de bodem bereikt, dus ik wens hen veel beterschap en dat ze zichzelf eens in vraag stellen. En dat ze een ploeg bouwen rond Arnaud.’
PHILIPPE GILBERT
Amateurisme
Sinds de Netflixserie over Movistar weet iedereen hoe het er in een wielerteam dagelijks aan toegaat. Is dat ook een beetje folklore?
Gilbert: ‘Het is interessant dat er zo’n documentaire bestaat. Zo zie je het professionalisme bij elke ploeg. Ik ga eerlijk zeggen: we waren een beetje verrast door het amateurisme bij Movistar. Dat ze niet veel tactiek hadden, zagen we ook al op de fiets, maar ik ben er toch van geschrokken. Nu ja, ze behoorden ook tot de slechtste ploegen in de WorldTour. In de sport speelt het financiële een grote rol maar de strategie ook. Bij Movistar zie je dat je met geld niet alles kunt kopen en dat een gebrek aan strategie en communicatie fataal kan zijn.’
Collectief gezien kende ook Lotto geen goed jaar. Het degradeerde uit de WorldTour en zal dus voor het eerst in zijn geschiedenis niet tot de WorldTour behoren. Hoe was de sfeer binnen de ploeg?
De Lie: ‘Ik kan echt niet zeggen dat de ploeg een slecht seizoen reed (Lotto behaalde 25 zeges en degradeerde op basis van de resultaten van de laatste drie seizoenen, nvdr). Maar op de lange termijn hebben we enkele missers cash betaald. In elke koers die ik zelf reed, was de sfeer opperbest. Maar ik zat natuurlijk niet in de Giro toen Caleb Ewan viel. Dat moet niet zo tof zijn geweest. En op het einde van het seizoen voelde je wel de vermoeidheid bij de technische staf. Toch onthoud ik vooral het positieve.’
Gilbert: ‘Zoals Arnaud zegt: tussen de coureurs onderling ging het wel, maar qua management van de sportbestuurders was het heel wat minder. Dat valt te vergelijken met Movistar, waar we zo mee gelachen hebben, want wij hebben ook enkele catastrofale strategieën meegemaakt. En niet alleen afgelopen seizoen, maar al drie jaar lang. Elk jaar hoopte ik dat het beter zou gaan, maar het werd alleen slechter. Nu hebben ze de bodem bereikt, dus ik wens hen veel beterschap en dat ze zichzelf eens in vraag stellen. En dat ze een ploeg bouwen rond Arnaud, die een polyvalente renner is, niet alleen een sprinter. Hij kan mooie koersen winnen. Maar dan moeten ze van strategie veranderen, de wedstrijd in handen willen nemen in plaats van zich te verstoppen en de calimero uit te hangen. Als hij goed omringd wordt, kan Arnaud dit seizoen al Kuurne, Waregem, Wevelgem of De Panne winnen, geen enkel probleem. Maar dan zullen ze risico’s moeten nemen.’
Jullie zijn allebei op jonge leeftijd doorgebroken. Arnaud vorig seizoen met negen overwinningen en Philippe in 2005 met een mooie zesde plaats in Milaan-Sanremo. Wat is het geheim om je met de besten van de wereld te durven meten?
Gilbert: ‘Door complexloos te rijden, met het idee je plaats op te eisen. Ik merk de laatste jaren trouwens dat je snel naam kunt maken. Als je ziet dat Arnaud van nergens komt en iedereen het vuur aan de schenen legt in de sprints, dan weet je dat het iemand is met wie je rekening moet houden. Zo verdien je respect. Niet alleen door het succes, maar ook door de manier waarop je wint. Dat telt ook, want zo begin je angst in te boezemen. Van al zijn zeges is dat misschien de voornaamste: dat hij het respect van het peloton heeft gewonnen.’
De Lie: ‘Je hebt snel door wie wie is in het peloton. Je ziet meteen tegen wie je al eens aan kunt schuren, de ‘vriendelijke’ renners, en met wie je moet oppassen.’
Toen jij begon als prof, Philippe, moest men niet proberen om jou voor de wielen te rijden.
Gilbert: ‘Dat is anders, ik was geen echte sprinter. Het ging er destijds minder hectisch aan toe in de finale. Het puntensysteem was ook anders. Soms speelde ik niet mee voor de overwinning en dan ging ik geen vijanden maken om nog vijfde te kunnen worden. Ik schuurde wel eens tegen anderen aan, maar met een zeker respect. Omgekeerd kon ik er natuurlijk ook niet mee lachen als er sprinters waren die me kwamen ambeteren op het moment dat ik een goeie plaats wou innemen voor de Cauberg of zo. Dan schrok ik er niet voor terug om hen in te peperen dat ze dat beter konden laten.’
De Lie: ‘Je kunt dat moeilijk uitleggen, maar op zulke momenten is wielrennen echt wel een contactsport. Soms gaat het flink schouder tegen schouder, ook al zie je dat niet altijd op het scherm. Zolang het maar niet stuur tegen stuur is, met alle gevolgen van dien.’
Als je ziet dat Arnaud van nergens komt en iedereen het vuur aan de schenen legt in de sprints, dan weet je dat het iemand is met wie je rekening moet houden.’
PHILIPPE GILBERT
Gilbert: ‘Wat er in een profpeloton gebeurt, als je dat met een wielertoerist zou doen, ik denk dat die afstapt om nooit terug te komen. De contacten kunnen best stevig zijn.’
De Lie: ‘Om je een idee te geven: toen ik dit jaar in Zottegem won – en spijtig genoeg kon je dat niet zien op tv – probeerde Giacomo Nizzolo me vijf of zes keer uit het wiel van Arnaud Démare te kwakken, maar iedere keer kwam ik terug. Op den duur begreep hij volgens mij wel dat als hij het nog één keer zou wagen, hij een probleem zou hebben… (lacht) Dat zijn contacten die je niet vergeet, want ze zwiepen je in volle versnelling een halve meter opzij. Psychologisch laat dat sporen na.’
Naar verluidt is het bij de beloften nog erger?
De Lie: ‘Bij de junioren minder, maar bij de beloften is dat inderdaad zo. Omdat er daar nog geen ‘grote namen’ zijn, is het bij iedere sprint oorlog om de plaatsen. Er is geen hiërarchie, dus is het totale chaos. Dan wint vaak degene die de grootste ballen heeft.’
Gilbert: ‘Ook al omdat het minder hard gaat in de finale, dus zit er meer volk bijeen.’
De Lie: ‘Dat doet me denken aan de Baby Giro van twee jaar geleden. De aankomst was vlak na een licht afhellend gedeelte. We waren dus flink gelanceerd en er werd stevig tegen elkaar geschuurd. Op 400 meter van de streep had ik nog een ploegmaat bij me en het lukte ons om door een piepklein gat te duiken. Waanzin. In zo’n situatie vraag je je af hoe het kan dat niemand valt. Maar dan besef je ook dat je een prof bent en dat niet iedereen zoiets kan. Een profrenner is geen wielertoerist.’
Maar ook bij de profs heb je toch echte cowboys?
Gilbert: ‘In elke generatie heb je een paar slimmeriken die denken dat ze het beter kunnen dan de rest. Vaak zijn dat renners die net tekortkomen voor de echte top en dat willen compenseren door risico’s te nemen. Tweederangscoureurs die dat een paar jaar volhouden en dan verdwijnen. Maar er komen altijd anderen. Zij zijn het gevaarlijkst omdat ze niks te verliezen hebben.’
De Lie: ‘Anderzijds heb je ook gasten die daar heel goed in zijn. Jasper Philipsen is bijvoorbeeld iemand die veel indruk op mij maakt. Hij sprint heel zuiver en zit altijd op de juiste plaats. Kijk maar naar zijn resultaten van vorig seizoen. Hij won negen keer, zoals ik, maar stond bijna dertig keer op het podium. Dat is enorm.’
Hiërarchie
Philippe, zijn er koersen die altijd ijkpunten zullen blijven?
Gilbert: ‘Voor mij in elk geval mijn eerste WK in Stuttgart in 2007, waar ik achtste werd. Het was een heel harde wedstrijd, met als belangrijkste obstakel een helling op zo’n vijf à zes kilometer van de streep. Aan de voet zat ik nog in de kopgroep, maar op de top kwam ik vijftig meter te kort om met de besten mee te gaan. Op dat moment zit ik bij Björn Leukemans. Ik vraag hem om te rijden en zeg hem dat ik me goed voel en de benen heb om voor het podium te sprinten. Maar hij weigert, hij wil zijn kansen niet opofferen voor mij. Dat zegt alles. Je bent pas iemand als je anderen kunt overtuigen dat er geen sprake van is om nee te zeggen. Dat het op een natuurlijke manier gebeurt.
‘Maar het lastigste is om die hiërarchie te installeren, dat respect dat met de resultaten komt. En die dingen staan niet in de kranten maar gebeuren op de fiets. Dat is exact wat Arnaud vorig seizoen zo goed heeft gedaan en wat maakt dat een gast als Jasper De Buyst Caleb Ewan laat vallen om voor hem te gaan knechten. Jasper heeft begrepen dat als hij nog mooie contracten wil tekenen, dat niet in dienst zal zijn van Ewan maar van Arnaud.’
Op sommige momenten is wielrennen echt een contactsport. Dan gaat het flink schouder tegen schouder.’
ARNAUD DE LIE
Wanneer had de ploeg door hoeveel potentieel Arnaud heeft?
Gilbert: ‘De eerste koers die ik samen met Arnaud reed, was Le Samyn. Toen had ik het al door. Hij had ’s zondags een flinke klap moeten incasseren in Kuurne (waar hij er na 160 km werd afgereden terwijl hij de sprint voor Ewan had moeten aantrekken, nvdr), maar ik zag aan zijn pedaalslag dat hij goed was. Nu ken ik de Vlaamse koersen goed genoeg om te weten dat je die niet mag ondergaan. Daarom heb ik, toen we op het lokale circuit kwamen, in de oortjes gezegd dat we voor Arnaud moesten rijden. Zoals zo vaak gaven de sportbestuurders geen teken van leven, dus heb ik zelf mijn verantwoordelijkheid genomen. Het was immers zonneklaar dat Arnaud onze best kans vormde. Jammer genoeg heeft Victor Campenaerts ons die dag iets gelapt, hij heeft ons die koers doen verliezen.’
De Lie: ‘Natuurlijk, als je een Philippe Gilbert zoiets hoort zeggen in de oortjes, dan geeft dat een boost aan je vertrouwen. En vooral: hij voegde de daad bij het woord. Ik zie nog zo voor me hoe hij me op sleeptouw nam en riep dat ik in zijn wiel bij de laatste rotonde voor de massasprint langs links moest gaan. Als een echte lead-out. Als je zijn palmares ziet, dan denk je toch: echt geweldig dat hij dat wil doen voor een broekje als ik. En bij de debriefing in de bus deed hij er nog een schepje bovenop.’
Wat heb je dan gezegd in de bus?
Gilbert: ‘Dat het tijd was dat ze hun ogen opentrokken. Dat we in de ploeg een jongen hadden die ons koersen kon laten winnen en dat het tijd werd om hem de middelen daartoe te geven. Hij moest dat vertrouwen krijgen van heel de ploeg. Ik denk dat die boodschap wel aangekomen is.’
De Lie: ‘Absoluut! Vijf dagen later won ik met de Grote Prijs Monseré mijn eerste koers in België. Dat was dus een positieve debriefing, kun je wel zeggen!’ (lacht)
Heeft Arnaud niet het geluk dat hij komt kijken op een moment dat het met het Belgische wielrennen heel goed gaat, met twee vaandeldragers als Wout van Aert en Remco Evenepoel?
Gilbert: ‘Er zal alleszins minder druk op zijn schouders liggen dan bij Remco Evenepoel, die door iedereen al werd gezien als een winnaar van de Ronde van Frankrijk. Waarschijnlijk ook minder dan bij Tom Boonen of bij mij destijds, omdat de vijver nu groter lijkt dan vijftien jaar geleden. Het is belangrijk om niet de enige Belgische hoop te zijn in een koers. Zeker met de Vlaamse gazetten, die graag een pittige titel willen voor een grote wedstrijd. Wat dat betreft zal Arnaud dus wat meer gespaard worden.’
De Lie: ‘Het is zeker in mijn voordeel dat ik veraf sta van de spanningen die er eventueel zouden kunnen zijn tussen Wout van Aert en Remco Evenepoel. En dat ik Franstalig ben. Daarom ben ik nog redelijk in de luwte gebleven. Ik lig op de loer als een slang en bijt wanneer het moet!’
Het jaar van de bevestiging
Arnaud De Lie: ‘Het is altijd fijn om criticasters de mond te snoeren. Ik denk dat ik al wel bewezen heb wat ik waard ben door Mark Cavendish of Arnaud Démare te kloppen. Uiteraard ben ik de eerste om toe te geven dat een 1.1-koers winnen, waar je je nog één of twee fouten kunt permitteren, niet hetzelfde is als een 1. Pro- of een WorldTourwedstrijd, waar je een perfecte sprint moet rijden. Maar ik weet ook dat ik dit seizoen goed omringd zal zijn door een mooie ploeg met enkele vaste waarden als Jasper De Buyst en Cédric Beullens. ’
Philippe Gilbert: ‘Het seizoen van de bevestiging waar Arnaud nu voor staat, heb ik nooit gekend. In de zin dat ik veel rustiger van start gegaan ben. Ik stond er niet opeens, ik maakte gestaag progressie. Ik ben altijd gepassioneerd geweest door de grote klassiekers, door de geschiedenis van het wielrennen. In die koersen reed ik snel tussen plaats vijf en tien, maar dan had ik enkele jaren nodig om top vijf te rijden en nadien om te winnen. Maar ik ben jaar na jaar vooruitgegaan. Ik heb zelden een koers gewonnen bij mijn eerste deelname. Dat was een kwestie van parcourskennis, van vertrouwen ook. Zeker het vertrouwen dat je van je ploegmaats krijgt.’